78 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 21 Juli 1948.
het eerste punt betreft, zijn haast allen het er wel over
eens, dat het niet tot 's raads competentie behoort. Om
trent het tweede punt is hier de mening verkondigd,
dat het zeer zeker de belangen der gemeente raakt. En
spr. kan zich niet indenken, dat er ook maar iets,
rakende de belangen van de gemeente, zou kunnen zijn,
dat de gemeenteraad niet zou kunnen behandelen of
ten aanzien waarvan deze zich niet zou kunnen uit
spreken. Eén ding vindt hij jammer en wel, dat het
voorstel-Leijenaar slechts adhaesie wil betuigen en dat
het de gemeenteraad niet een zelfstandig oordeel wil
doen uitspreken. Spr. zou boven een voorstel, om zich
bij iets aan te sluiten, een voorstel prefereren, dat de
gemeenteraad wil doen uitspreken, dat hij een regionale
omroep in het Noorden van belang acht, ook voor de
gemeente Leeuwarden. Wanneer de heer Leijenaar zijn
voorstel zou intrekken en er zou een nieuw voorstel in
deze geest komen, dan zou spr. dat zeer gaarne onder
steunen.
De heer De Jong meent, dat, wat de formele kant
van de zaak betreft, de raad inderdaad wel eens wat
nieuws zou kunnen ondernemen, zonder dat zulks op
zichzelf fout behoeft te zijn. Spr. zou daartoe in het al
gemeen zelfs gaarne bereid zijn. Als de zaak werkelijk
urgent zou zijn en het zich niet-uitspreken van de raad
zou als onrecht aangevoeld worden, dan zou spr., ook
zelfs als de raad niet volstrekt bevoegd zou zijn, in
een grensgeval dus, graag meegaan. Daar hij echter
de onderhavige kwestie niet als zodanig kan zien, kan
hij zich toch wel met dit inderdaad wel zeer formele
voorstel van B. en W. verenigen.
Zoals ook van andere zijde gezegd is, zou de raad,
wilde hij een oordeel uitspreken, zich volledig moeten
oriënteren i.z. de positie van de regionale omroep tegen
over de nationale omroepverenigingen en dus i.z. de
ganse materie van de radio-omroep. Hierin is spr.'s
grote bezwaar gelegen en daardoor kan hij gemakke
lijker met dit formele voorstel van B. en W. meegaan.
Hij vindt, dat de gemeenteraad niet in deze kwestie
kan treden. En men heeft in een of meer plaatselijke
bladen een stuk kunnen lezen van vrienden van de heer
Leijenaar, die het ook niet met diens zienswijze eens
zijn. Waar de zaak zo staat, voelt spr. er te minder voor
hier de principiële uitspraak te doen, dat een Regionale
Omroep Noord per se nodig is. Hij wil niet ontkennen,
dat de programma's van deze omroep zo voor en na
wel iets goeds en misschien wel eens iets buitengewoon
goeds brengen dat kan hij niet voldoende beoordelen
-maar hij meent, dat hier het gevaar van amateurisme
kan bestaan. Er bestaan in ons land omroepver
enigingen, die over een perfect apparaat beschikken,
technisch zowel als administratief, iets wat in onze tijd
noodzakelijk is. En het is welhaast onmogelijk, dat er
een perfecte regionale omroep zou kunnen bestaan.
Het zou slechts verantwoord zijn een regionale om
roep in het leven te roepen, indien mocht blijken, dat
het regionale programma niet tot zijn recht komt bij de
nationale omroepverenigingen. Spr. nu is er niet van
overtuigd, dat het niet mogelijk zou zijn, dat deze ver
enigingen dergelijke programma's verzorgen.
Omdat de gemeenteraad de onderhavige kwestie niet
ten volle kan beoordelen en zich er dus niet over kan
uitspreken, wil spr. de raad met klem in overweging
geven het voorstel van B. en W. te accepteren. Men
zou zich anders op een gebied begeven, waarvan het
niet ondenkbaar is, dat er allerlei moeilijkheden schuilen.
Spr. staat dus op het standpunt, dat het onderhavige
vraagstuk alleen aan de hand van het adres van het
Actie-Comité niet voldoende te beoordelen is. Hij kan
zich voorstellen, dat de nationale omroepverenigingen,
als zij geweten hadden, dat dit adres ter tafel zou komen,
ook een adres hadden ingediend. Dan had de raad de
moeilijkheden in volle omvang voor zich gehad en dan
had men hier een radio-discussie van A tot Z kunnen
krijgen. Dit gaat natuurlijk ook niet en daarom staat
het voor spr. vast, dat het voorstel van B. en W. aan
vaard moet worden.
De heer Leijenaar deelt mede, dat de redactie van het
voorstel van hem c.s. gewijzigd zal worden.
De Voorzitter meent, dat men hier geen verwarring
van voorstellen moet maken. Men kan wel rouwelings
een voorstel op tafel werpen, maar dat is geen juiste
handelwijze.
De heer Vellenga zou een nader voorstel willen in
dienen.
De Voorzitter heeft daar dezelfde bezwaren tegen.
De heer Vellenga merkt op, dat er een aantal stem
men opgegaan is om het oordeel van het college over
deze materie nader te vernemen. Ook is er gewezen
op het gevaar, dat kan schuilen in het betuigen van
adhaesie door de raad aan de pogingen van een of
andere particuliere organisatie. Spr. meent, dat aan
dit bezwaar is tegemoet te komen door het indienen
van een voorstel, dat de raad een zelfstandig oordeel
wil doen uitspreken omtrent de grote betekenis van een
regionale omroep in het Noorden.
De Voorzitter meent, dat daarmede tegelijk gedemon
streerd is de juistheid van zijn betoog, dat deze zaak
niet tot de competentie van de raad behoort. Als de
heren, die het hiermee niet eens zijn, gelijk zouden
hebben, dan zou het kunnen gebeuren, dat over elk
onderwerp van practische of niet practische politiek,
dat zich in Nederland met enige mogelijkheid maar
kan voordoen, in de raad van Leeuwarden een debat
zou ontstaan. Men voelt wel, dat hier een bepaalde
grens aan de competentie van de raad bestaat. Spr.
heeft zojuist betoogd, dat de raad als enig uitgangspunt
slechts kan nemen de grondwet en de wet en dat be
toog is niet aangetast. De heer Leijenaar heeft daar
alleen tegenovergesteld, zonder argumenten te noemen:
er is een aantal gemeenten, dat daar anders over denkt.
De heer Van der Schaaf heeft slechts verklaard, dat hij
niet overtuigd was. Spr. gelooft, dat men, op deze wijze
doorgaand, toch werkelijk op het verkeerde pad is. Er
is nu een tweede voorstel ingediend, weer ondertekend
door dezelfde heren, die hun eerste voorstel nog niet
hebben ingetrokken. Dit tweede voorstel luidt aldus:
,,Naar aanleiding van het verzoek van het Actie-
Comité Regionale Omroep Noord spreekt de raad
van Leeuwarden als zijn mening uit, dat hij over
tuigd is van het belang van een regionale omroep
in het Noorden."
De ondergetekenden zijn resp. de heren Heerma van
Voss, Vellenga en Leijenaar.
Dit is inderdaad en spr. is het eens met de heer
De Jong een uitspraak over het radio-beleid in het
algemeen, dus een volkomen landelijke kwestie.
Spr. meent, dat, als men met dit systeem van uit
spraken doen n.a.v. binnengekomen adressen accoord
gaat, men zich wel kan uitspreken over alle mogelijke
onderwerpen van politieke of niet-politieke aard en dat
zou niet juist zijn. Hij zou de raad de voorbeelden bij
tientallen kunnen noemen. Vraagt men zich echter af
behoort dit tot de taak van de gemeenteraad, dus tot
de regeling en het bestuur van de huishouding der ge
meente Leeuwarden, dan gelooft spr., dat het antwoord
niet twijfelachtig kan zijn. Hij behoeft dan ook eigenlijk
op de opmerking van de heer Leijenaar, dat een aantal
andere gemeenten een andere opvatting heeft, niet ver
der in te gaan. Hij zei reeds: hoe groter de gemeente is,
hoe angstvalliger zij zich heeft af te vragen, of zij haar
competentie niet overschrijdt. De gemeenteraden van
Sneek en Heerenveen hebben dit adres op dezelfde
overwegingen als die van B. en W. voor kennisgeving
aangenomen. En als spr. zich niet vergist, heeft de raad
STiZ
kJU
Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 21 Juli 1948. 79
van Groningen dit ook gedaan. Als een grote gemeente,
die zich behoorlijk kan doen voorlichten, na zich nauw
keurig rekenschap van de vragen te hebben gegeven,
een antwoord geeft als dat van B. en W., dan behoeft
le heer V. d. Schaaf niet geprikkeld te zijn door hetgeen
spr. zeide i.z. de standing van de raad van Leeuwarden.
Hij heeft niets persoonlijks bedoeld. Hij heeft alleen
willen zeggen, dat een raad als deze, wanneer hij wil-
ens en wetens zijn competentiegrens overschrijdt, zich
z.i. toch eigenlijk beneden de hoogte van zijn taak be
geeft. De heer V. d. Schaaf kan er anders over denken,
maar spr. gelooft niet, dat dit tot enige geprikkeldheid
aanleiding behoeft te geven. De heer Leijenaar con
cludeerde, dat de gemeente zich dus niet zou kunnen
uitspreken over ideële belangen. Dat is, zo gesteld, niet
juist. Binnen de grenzen van zijn competentie kan de
raad zich ook over ideële belangen uitspreken. Met de
uitdrukking: „spreek U uit", heeft de Minister natuur
lijk niet bedoeld, dat de gemeenten dit zouden doen,
maar al die culturele organisaties, die in dezen wèl
competent zijn en die hébben zich uitgesproken. Spr.
gelooft dan ook niet, dat verwerping van het voorstel-
Leijenaar enige verkeerde conclusie ten gevolge zou
hebben. Deze verwerping geschiedt niet op grond van
negatieve beantwoording van de gestelde vraag, maar
eenvoudig op formele grond, zodat de conclusie van
de heer W. C. Dijkstra, die vreest, dat de indruk ge
wekt zou kunnen worden, dat de raad niets voor deze
omroep gevoelt, ook niet juist is.
Spr. meent, dat de raad, ook gelet op de discussies,
niet anders kan doen dan zeggen: dit behoort niet tot
onze competentie. U vraagt ons een uitspraak over een
bepaalde actie, waarvan ons niets bekend is. Spr. is
het voorts volkomen eens met de heer De Jong, dat de
raad over een onderwerp van radiobeleid en dan
nog met slechts een voorbereiding als deze geen
oordeel kan uitspreken.
De heer Leijenaar trekt zijn voorstel in.
De Voorzitter stelt voor, daar het voorstel-Vellenga
eigenlijk het negatief is van het prae-advies van B. en
W., om het adres voor kennisgeving aan te nemen,
thans eerst dit laatste in stemming te brengen.
Het prae-advies van B. en W. wordt aangenomen
met 22 tegen 6 stemmen (die van de heren Schootstra,
Heerma van Voss, V. d. Schaaf, Tiekstra, Leijenaar
en Vellenga).
Ook het voorstel-Vellenga c.s. wordt ingetrokken.
Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.