90 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 13 October 1948. in groter verband is bekeken. Voor de toekomstige ontwikkeling daar ter plaatse is het zeer zeker een gemeentebelang om de betrekkelijke grond in eigendom te verkrijgen. Wat is nu de reële waarde van deze grond? Men moet niet vergeten, dat dit de beste stand is van de Schrans, n.l. winkelstand. Er was oorspronkelijk 10.000,voor het pand geboden. Vandaar dat de zaak zo lang is blijven hangen. De bouwpolitie drong steeds aan op afbraak, doch het was moeilijk voor de heer Boringa, die daar een bedrijf heeft, een andere plaats te vinden. Uiteindelijk is dit echter gelukt. De eigenaar, de heer Nieuwland, is ten slotte van de prijs van 10.000,die inderdaad te hoog was, afgestapt. Wordt de waarde van de opstal van de prijs van 5000,afgetrokken, dan komt de prijs van de grond overeen met 30,per m2. Naar de mening van B. en W. en ook naar spr.'s persoonlijke mening, is de grond niet te duur, hoewel ook niet bepaald goed koop te noemen. Spr. kan gerust zeggen, dat, als B. en W. bouwvergunning zouden verlenen voor een nieuw winkelpand of iets dergelijks ter plaatse, met de aan de herbouwplicht verbonden voordelen, Nieuw land een veel hogere prijs zou kunnen maken dan nu. De heer De Vries kan over het geheel wel met de wethouder meegaan in dezen. Het betreft hier inder daad een goede winkelstand, maar toch is dit perceel aan de Schrans betrekkelijk smal en de grond er achter ligt in verschillende hoeken. Spr. vraagt zich dan ook af. of die hoeken voor de gemeente van zo groot belang zijn. dat zij er 30,per m2. voor wil geven. De Directeur der Gemeentewerken noemt een prijs van 5000,niet onbillijk, maar in de prijs van 4500, waarop zijn berekening uitkomt, is de opstal nog mee gerekend. Het is dan ook moeilijk voor de raad een precies beeld van deze transactie te krijgen. Spr. vindt 30,per m2 voor de gemeente voor een parti culier ligt de zaak weer iets anders een tamelijk hoge prijs. De heer Witteveen (weth.) moet bij zijn mening blijven, dat 30,— per m2 inderdaad geen overdreven prijs is. Spr. herhaalt, dat men gerust kan aannemen, dat, als B. en W. de bouw ter plaatse wegens revisie van het uitbreidingsplan van Leeuwarderadeel niet hadden stopgezet, hier al een winkelpand verrezen was; de grond zou met glorie een hogere prijs dan 30,per m2. hebben opgeleverd. Welke belangen de gemeente ter plaatse heeft, is moeilijk in enkele woorden concreet te zeggen. In het betrekkelijke gebied ligt een complex van problemen: het tunnelplan, de Reiniging, de vervelende bocht in de weg. De gemeente kan particulieren daar niet wil lekeurig laten bouwen; zij moet ordenend optreden. Hoewel het nog niet in finesses is te formuleren, blijft het toch in elk geval een gemeentebelang dit terrein aan te kopen. Zou er later een straat op komen, dan kan men zeggen, dat het voor dit doel wel wat duur is, doch de gemeente kan dit particulieren toch ook niet laten betalen. Zou er niet een straat komen wat niet waarschijnlijk is dan kan de gemeente de grond op deze eerste zakenstand weer verkopen en, naar spr. meent, de door haar thans te betalen prijs altijd weer kunnen maken. Deze prijs is berekend op de waardebasis van 9 Mei 1940 plus oorlogsschade. De bouwterreinen, die de gemeente op het ogenblik in de omgeving van Cambuur creëert, kosten om en bij de 20,per m2. Hierbij vergeleken is de prijs voor de onderhavige grond waarlijk niet onredelijk, zelfs zeer goedkoop te noemen. Dat B. en W. 500, boven hun oorspronkelijke berekening gaan, is een ge volg van het feit, dat men heel moeilijk tot elkaar is kunnen komen. Oorspronkelijk immers was een veel hogere prijs gevraagd. De Directeur der Gemeente werken heeft een theoretische berekening opgemaakt. die overigens wel juist is. Boven de basisprijs van 1940 is alles nog bijgerekend wat er, met inachtneming van de voorschriften van het Prijzenbureau, bijgerekend mócht worden; er is ook rekening gehouden met de bijgebouwde kamertjes. Niettegenstaande dit alles was de verkoper niet bereid beneden de 5000,te gaan. De gemeente heeft ten slotte deze prijs geaccepteerd en spr. meent, dat het alleszins verantwoord is. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 9 en 10 (bijl. nos. 151 en 155) en 11 en 12. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Interpellatie omtrent woningbouw in de dorpen. Z.h.st. wordt besloten de interpellatie toe te staan De heer Visser spreekt in de eerste plaats zijn dank uit voor het feit, dat hem gelegenheid gegeven wordt zijn vragen te stellen. De in onze gemeente gevoerde bouwpolitiek heeft, aldus spr., bij de bewoners van de buitendorpen enige ongerustheid veroorzaakt. Terwijl toch in bijna alle plaatsen der provincie, evenals in het stedelijk gedeelte dezer gemeente, nieuwe woningen worden gebouwd, is er in het landelijk gedeelte nog geen enkele woning tot stand gekomen. In de vergadering van deze raad is, nu reeds ruim een jaar geleden, van de zijde van spr.'s fractie de vraag gesteld hoe het stond met het bouwplan voor de dorpen. Er werd toen geantwoord, dat daar aan alle aandacht werd besteed, terwijl later door de wethouder van Openbare Werken de mededeling werd gedaan, dat de bouw van enkele woningen te Wn'dum kon worden tegemoet gezien. Toen dit plan bekend werd, bleek, dat, hoewel de huur der nieuwe woningen belangrijk hoger zou zijn dan verwacht werd, er aan merkelijk meer huurders waren dan er woningen kon den worden gebouwd. Tot grote teleurstelling van velen komen. Ook spr.'s fractie bevreemdt dit ten zeerste evenals het feit, dat ook in de andere dorpen van he landelijk gedeelte van Leeuwarden geen sprake var nieuwbouw schijnt te zijn. Zij zag zich dan ook gaarm ingelicht omtrent de overwegingen, die er toe geleii hebben, dat niet tot de bouw van enkele woningen in de buitendorpen wordt overgegaan. De heer Witteveen (weth.) is gaarne bereid op dez vragen te antwoorden, hoewel hij er niet veel meer van zal kunnen zeggen dan hij reeds vroeger aan het adres van de geachte interpellant deed. De reden, waarom B. en W. gemeend hebben nog niet, althans voorlopig nog niet, te kunnen medewerken aan de totstandkoming van de plannen om in Wirdun 8 woningen te bouwen dit zal waarschijnlijk de aan leiding tot de vragen van de heer Visser geweest zi n is, dat, relatief gezien, de woningnood in Wirdu n eigenlijk nog geen fractie is van de grote nood in h :t stedelijk gebied van Leeuwarden. En in de ande e buitendorpen ligt de zaak niet veel anders. Spr. noem ie speciaal Wirdum, omdat B. en W. daar een nauw keurige enquête hebben ingesteld. In de andere buiten- dorpen zijn zij daar nog niet mee gereed. De enquête betreft zowel de woningtoestanden als het aantal wo ningen, de behoefte aan woningen, alsook de bezetting van elke woning. Zij toonde aan, dat het gewenst zou zijn om een paar van de slechte woningen in Wirdum te vervangen door nieuwe. Voegt men daar dan rog enkele nieuwe aan toe, zodat men zou komen tot de 8 woningen die de betrokken woningstichting daar wilde bouwen, dan zou Wirdum daarmee eigenlijk ge heel uit de brand zijn. Het zou enerzijds natuurlijk zeer aantrekkelijk zijn, met die 8 woningen de woningnood in een afgerond deel van de gemeente radicaal te kun nen verhelpen, maar aan de andere kant zou het. gezien de woningnood in het stedelijk gebied, van een een zijdig beleid getuigen. Dit houdt echter niet in, dat het voor Wirdum in de andere dorpen kent spr. de toestanden niet zo goed een bepaalde luxe zou zijn, als daar 8 woningen werden gebouwd. Ook voor de andere dorpen: Wijtgaard, Goutum en Lekkum, zouden enkele nieuwe woningen geen luxe zijn. B. en W. zitten echter spr. heeft dit vroeger al eens op vragen ge antwoord met ontzaglijke moeilijkheden: het gaat niet om het woningeo/ume, maar het gaat om het realiseren van de woningbouw. Uiteindelijk moet de theoretische wil afgestemd zijn op de practische mogelijkheid. B. en W. hebben genoeg ervaring met de 500 nieuwe wo ningen hier ter stede, die gelukkig opschieten, zij het dan zeer langzaam. Bij verschillende mensen heeft de gedachte post gevat: er is wel volume, waarom worden Wirdum dan die 8 woningen niet toegewezen? Het gaat echter niet, zoals spr. reeds zeide, om het woning volume, maar om het materiaalvolume en het arbeids volume. Hij kan dan ook gerust zeggen, dat, als deze 8 woningen zouden worden gebouwd, dit concurrentie betekent voor de nieuwbouw, die in het stedelijk ge deelte onderhanden is. Spr. zou persoonlijk de destijds gedane toezegging, door de heer Visser gememoreerd, direct willen onder strepen. Toen echter was niet te voorzien, hoe de ont wikkeling in dezen zou zijn. Dat de belangen van de buitendorpen niet zijn veronachtzaamd, blijkt wel hieruit, dat B. en W. met het onderzoek naar de wo ningtoestanden daar ter plaatse gedeeltelijk reeds klaar en gedeeltelijk nog bezig zijn, een onderzoek, dat hun I een nauwkeurig inzicht in de behoefte moet geven. Ver geleken bij de grote nood in het stedelijk gedeelte van Leeuwarden, die spr. thans niet verder behoeft te schetsen hij wil alleen op een paar honderd crepeer- gevallen wijzen en daarbij in aanmerking genomen de grote moeilijkheden t.a.v. de bouw, is de behoefte n de gemeentelijke dorpen in verhouding toch zo klein, dat men zich deze niet al te tragisch moet voorstellen. Dat B. en W. voorlopig nog geen medewerking voor woningbouw in de buitendorpen kunnen verlenen, is geen afwimpeling, maar een afstemming op de tegen woordige omstandigheden. Misschien zullen het volgend jaar de omstandigheden anders zijn. Spr. wil de heer Visser graag toegeven, dat in vele andere dorpen woningen gebouwd zijn, waardoor zelfs n sommige, soortgelijke dorpen de woningnood prac- isch is opgeheven. Wirdum zou met de gevraagde 8 voningen hier dan ook bij behoren. Men kan zich af- ragen, of de bouw in die dorpen, gezien de nood in e hoofdstad, wel helemaal juist geweest is. Spr. zelf taat op het standpunt, dat hij de trek naar het centrum iet al te veel wil bevorderen, althans niet ten koste an de dorpen. Deze moeten zo gaaf mogelijk gehouden orden. Er moet echter rekening gehouden worden met de mogelijkheden. Men ziet in bepaalde dorpen wo- i ingen toegewezen aan personen, voor wie ze aller minst gebouwd zijn. Spr. durft gerust zeggen, dat deze dorpen heel behoorlijk uit de brand zijn. Daar, waar vroeger niet gebouwd werd, zijn thans woningen ver razen. Nu kan men wel zeggen: dat betekent over de gehele provincie slechts een beperkt aantal woningen, maar het was voor Leeuwarden toch een straaltje op de gloeiende plaat geweest. Het is nu eenmaal zo, dat ei thans dorpen bij Leeuwarden behoren en deze voelen zich misschien een beetje achtergesteld bij die dorpen, die wèl hebben kunnen bouwen. Aan de andere kant ziften er bepaalde voordelen aan, bij de stad te behoren. De feiten liggen er overigens zo; men kan er niets aan veranderen. Zouden er nu in Wirdum 8 woningen gebouwd wor den. dan betekent dit, dat hier ter stede op korte termijn 8 woningen minder klaar komen. Er moet rekening ge- 91 houden worden met het materiaalvolume, dat voor een bepaald gebied bestemd is. De vertraagde bouw kost bovendien een kapitaal aan renteverlies en men moet zich zelf nog niet meer concurrentie aandoen. De heer Visser zegt, dat het antwoord van de wet houder hem c.s. niet ten volle heeft bevredigd. Ook zij erkennen graag, dat de woningnood in het stedelijk gedeelte veel onrustbarender is dan in het niet-stedelijke gedeelte. Zij hebben daarom steeds, wanneer de moge lijkheid daartoe bestond, van harte medegewerkt om de woningbouw in de stad te bevorderen. Dit mag h.i. echter niet medebrengen, dat er in het plattelandsgebied geen enkele woning wordt gebouwd. Het zou niet moei lijk zijn om met verschillende voorbeelden aan te tonen, dat ook daar werkelijk gebrek is aan woningen. Spr. weet niet welke maatstaven de commissie, die met de enquête belast is, heeft aangelegd, maar ieder, die een beetje op de hoogte is, zal het met hem c.s. eens zijn, dat er ook in de dorpen toestanden zijn, die dringend verbetering behoeven. De aanwas der bevolking brengt natuurlijk ook mede, dat daar woningen dienen te wor den gebouwd. Het is dus ook niet te verwonderen, dat, als de inwoners van de buitendorpen zien, dat in de gehele omgeving, zoals te Warga, Deinum en Jelsum, woningen worden gebouwd, zij zich gedupeerd gevoelen en zich verbazen, dat het bij hen niet kan, alleen omdat hun dorpen deel uitmaken van de gemeente Leeuwarden. Het wil spr. c.s. voorkomen, dat met het bouwen van een 10-tal woningen, verspreid over het gehele lan delijke gebied, in de ergste nood kon worden voorzien, en spr. gelooft, dat dit niet de oorzaak zou zijn, dat in j Leeuwarden minder woningen gebouwd kunnen worden. Hij meent, dat de mogelijkheid bestaat het overtollige bouwvolume van verschillende plaatsen, waar niet het j aantal woningen wordt gebouwd, dat mag worden gebouwd, over te hevelen naar andere plaatsen. Wat het arbeidsvolume betreft, meent spr., dat, wanneer in de buitendorpen slechts één. twee of vier woningen tegelijk worden aanbesteed, het mogelijk zal zijn daarbij de kleine bouwvakpatroons in te schakelen, zodat de grote complexen hierdoor niet benadeeld zullen worden. Om al deze redenen acht spr. het wel gewenst en tevens noodzakelijk ook in de buitendorpen woningen te bouwen. Hij zou dan ook graag van de wethouder willen horen, dat, zij het dan niet in dit jaar nog, in ieder geval in het begin van het volgende jaar zoda nige maatregelen worden genomen, dat in die plaatsen, waar dat nodig en mogelijk is, aan de bouw kan worden begonnen. De heer Witteveen (weth.) wil de heer Visser die toezegging wel doen. Spr. kan hem verzekeren, dat de belangen van de dorpen niet veronachtzaamd zullen worden. Hij herhaalt, dat B. en W. van oordeel zijn, dat voorlopig nog niet met woningbouw in de dorpen kan worden begonnen» Wanneer dat precies wèl mo gelijk zal zijn, is moeilijk te voorspellen. Zodra B. en W. de mogelijkheid zien om in de dorpen nog een paar woningen te bouwen, zullen zij daar zeker warm voor zijn. Dat de bouw van 8 of 10 woningen in de dorpen dezer gemeente geen invloed zou hebben op de bouw in de stad, is niet juist. Het gaat zelfs niet in eerste instantie om het arbeidsvolume. Het eerste vraagstuk is het steenvolume. De heer Visser zal als vakman ook wel weten, dat het, als het gaat om enige hoeveelheid, hopeloos is met de steenvoorziening. Spr. zou daar wel een boekje van kunnen opendoen. Als in de dorpen 8 of 10 woningen gebouwd zouden worden, zou dat, ge zien deze steenpositie, die de eerste maanden nog wel zo moeilijk zal blijven, een volledige concurrentie zijn voor de woningbouw, die op het ogenblik hier ter stede

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1948 | | pagina 2