98 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 24 November 1948.
De aanbeveling van het bestuur der Stichting luidt
als volgt:
1. H. Hogema, Huizum;
2. L. J. Schweigmann. Huizum.
Benoemd wordt de heer Hogema met 30 stemmen (de
heer Schweigmann 1 stem).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
De heer W. C. Dijkstra vraagt toestemming voor het
stellen van een paar vragen i.z. het vliegveld.
De Voorzitter heeft geen bezwaar tegen het stellen
van deze vragen.
De heer W. C. Dijkstra wil beginnen met te zeggen,
dat hij zich gaarne i.z. dit voorstel achter B. en W.
schaart. Hij is het met hen eens, dat diegenen, die des
tijds het initiatief namen tot vestiging van de N.V. tot
Exploitatie van het Luchtvaartterrein Leeuwarden",
ten behoeve van de burgerlijke luchtvaart verdienstelijk
werk hebben verricht.
Wat het vliegveld zelf betreft, de raadsleden hebben
waarschijnlijk allen met veel voldoening kennis genomen
van de berichten omtrent de geslaagde landingen, die
1.1. Donderdag door niet minder dan 8 toestellen van
de internationale lijnen zijn uitgevoerd. In de pers is
spr. meent terecht hulde gebracht aan hen, die
de noodlandingen onder wel zeer ongunstige omstan
digheden hebben mogelijk gemaakt. De hulde gold
zowel de mensen in dienst van de gemeente, als die
van de K.L.M.
In de pers is echter eveneens aandacht besteed aan de
vrij primitieve wijze, waarop de landingen plaats vonden.
Het moet naar buiten een zonderlinge indruk maken,
dat de Constellations en Skymasters hier met behulp
van ijlings op de startbanen geplaatste petroleumlampen
werden ontvangen. De chef van de K.L.M.-vliegdienst
in Europa, de heer Van Ulsen, heeft daar in een inter
view met de pers het een en ander over gezegd. Hij
heeft zijn voldoening geuit over het feit, dat de toe
stellen goed aan de grond zijn gekomen, doch merkte
op, dat de K.L.M. graag zou zien, dat het vliegveld
Leeuwarden een goede, goedkope nachtverlichting en
een betere radio-installatie zou krijgen. Eindhoven zou
een betere nachtverlichting bezitten. De deskundige
besloot met te zeggen, dat het aanbrengen van een
goede nachtverlichting de luchthaven van Leeuwarden
in betekenis zou doen toenemen. Spr. meent, dat Leeu
warden zich deze kans niet moet laten ontgaan. Indien
onze luchthaven inderdaad met niet al te grote kosten
kan worden gemaakt tot wat ze behoort te zijn, dan
meent hij, dat de gemeente in gebreke zou blijven, door
er niet het nodige aan te doen. Spr. heeft in het college
meer dan eens besprekingen i.z. het vliegveld meege
maakt en hij houdt er zich dan ook van overtuigd, dat
B. en W. in deze diligent zijn. Niettemin zou hij voor
een verklaring, dat op dit ogenblik niets zal worden
nagelaten om de toestand te maken, zoals blijkbaar in
Amsterdam wordt verlangd en zoals die voor de lan
dingen van grote toestellen blijkbaar noodzakelijk is,
dankbaar zijn.
De heer Geerts (weth.) antwoordt, dat het de raad
waarschijnlijk wel bekend is, dat het vliegveld niet ge
heel bij de gemeente Leeuwarden, doch voornamelijk
bij de militairen in gebruik is. De gemeente Leeuwarden
mag ook op het vliegveld zijn. De gemeente heeft wel
een havenmeester, maar die heeft niet alles te zeggen.
Ook heeft de gemeente niet alles te zeggen over de
inrichting van het vliegveld. Die geschiedt speciaal
door het B.A.B.O.V., dus door de militairen, en zo
doende is ook geen nachtverlichting aangebracht.
Naar aanleiding van het interview in de courant
heeft spr. zich in verbinding gesteld met de Directeur
der Lichtfabrieken. Deze heeft zich de volgende dag
telegrafisch gewend tot de K.L.M. en daarna heeft
de K.L.M. per expresse opgegeven wat men eigenlijk
i nodig had voor een goede nachtverlichting. Het gevolg
is geweest, dat de Directeur der Lichtfabrieken zich
in verbinding heeft gesteld met de Philips' Fabrieken,
waarna die een aanbieding hebben gedaan van een
i uitvoering van een nachtverlichting, zoals die ook op
Gilze-Rijen in aanleg is. Van de kant van B. en W.
i is dus al het mogelijke gedaan. Zij hebben het plan
voor zich, maar het vliegveld is niet van de gemeente
en of B, en W. iets kunnen doen, moet t.z.t. blijken.
Er is verder ter sprake gebracht de kwestie van de
petroleumlampen. Maar petroleumverlichting is nog
zo dwaas niet. Het licht van petroleum blijkt beter door
de mist heen te dringen dan ander licht. Ook de nieuw
ontworpen verlichting is eigenliijk van dezelfde soort.
De Voorzitter moet de wethouder in een enkel op
zicht ten dele corrigeren. Deze heeft gezegd: Het vlieg
veld is niet van ons. Dat is niet helemaal juist. Het
vliegveld is wel van ons, voor zover betreft het oor
spronkelijke vliegveld, dat voor de oorlog is aangelegd.
De Duitsers hebben het uitgebreid en de terreinen,
waarmee het uitgebreid is, behoren nog aan de vroegere
eigenaren. De toestand is nog altijd ongeregeld. B. en
W. hebben onmiddellijk na de bevrijding het beheer
over het gehele vliegveld op zich genomen, met mach
tiging van het Militair Gezag. Later is daar in zoverre
verandering is gekomen, dat het B.A.B.O.V., het Bureau
Aanleg, Beheer en Onderhoud Vliegvelden, in opdracht
van de Genie daar alle mogelijke dingen is gaan maken
en dat er nu een afdeling Luchtstrijdkrachten gevestigd
is. Dat is niet op het terrein, dat het eigendom van
de gemeente is, maar men maakt mede van dit terrein
gebruik, zodat èn de militaire èn de civiele luchtvaart
gebruik maken zowel van het eigendom van de ge
meente als van dat van de particulieren, die in dat
complex hun stuk land hebben liggen. Dit echter is een
punt, dat al te zeer buiten de orde gaat en waarover
de raad bij een eerdere discussie over het vliegveld a
meer heeft gehoord. Spr. meent daarom, met de gedeel
telijke correctie op de woorden van de wethouder ti
kunnen volstaan.
Hij dringt er vervolgens bij de raadsleden op aan
zich tot het onderwerpelijke punt te beperken.
De heer De Vries zegt, dat het enige wat hij in he
betoog van de wethouder gemist heeft, is, dat B. en W
zich nog niet in verbinding hebben gesteld met d
militaire instanties.
De Voorzitter meent, dat B. en W. aan de raad
moeten vragen dit punt in dit stadium aan hun belei 1
te willen overlaten. Spr. heeft al een aanduiding ge
geven omtrent de ongeregelde toestand. Hij gelooft nie
dat het in dit stadium wenselijk is, op deze vraag nu
een antwoord te geven. De heer De Vries zal zich darr
bij enig nadenken zeker bij neerleggen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 18 (bijl. no. 192).
De heer Visser zegt, dat het zijn fractie verheugt, dat
het wederom mogelijk is woningen te doen bouwen.
Hoewel het aantal niet zo groot is, zal het er toch v el
enigszins toe kunnen bijdragen, dat de nood op dit ge
bied wat wordt verlicht. Bij haar leden is echter de
vraag gerezen, of het, gezien het grote tekort aan bouw-
Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 24 November 1948, 99
vakarbeiders en aan materialen en gezien ook het grote
aantal woningen, dat hier ter stede momenteel nog in
aanbouw is, wel gewenst is, direct met de bouw van
nieuwe woningen te beginnen en daardoor misschien
stagnatie te veroorzaken in de bouw van de in aanbouw
zijnde woningen. Of is deze bouw in een zo vèr-gevor-
derd stadium, dat dit weinig bezwaar zal opleveren?
Spr. c.s. menen echter, dat dit eventuele bezwaar te
ondervangen is door aanbesteding of uitvoering in
kleine percelen, wat h.i. met dit complex heel goed zou
gaan. Hierdoor toch zou het mogelijk zijn, dat ook
kleinere bouwvakpatroons bij de woningbouw worden
ingeschakeld. Niet alleen, dat spr. c.s. dit uit billijk
heidsoverwegingen wenselijk voorkomt, doch ook om
andere redenen. Het zou de woningbouw ten goede
kunnen komen. In de eerste plaats zou dit voor de
woningbouw, waarmee reeds begonnen is, een verlich
ting kunnen betekenen. Ook zou het, naar spr. meent,
gemakkelijker zijn metselaars en stucadoors te krijgen
voor een klein dan voor een groot complex. Bovendien
zal het in de tegenwoordige omstandigheden de pa
troons gemakkelijker vallen aan materiaal te komen
voor enkele dan voor vele woningen tegelijk.
Om al deze redenen vragen spr. c.s., deze en nog te
bouwen woningcomplexen, waar dit mogelijk is, in
kleine percelen te doen uitvoeren.
Verder zouden zij gaarne vernemen, of er ook plan
nen bestaan hier z.g. Duplex-woningen te doen bouwen,
die als afzonderlijke kleine beneden- en bovenwoningen,
dus woningen voor twee kleine gezinnen, zijn ingericht,
naar desgewenst veranderd zouden kunnen worden in
één woning voor een groot gezin. Als enkele dier wo
ningen voor grotere gezinnen en het overgrote deel I
voor kleinere gebouwd zouden worden, dan zouden,
vanneer dit noodzakelijk zou worden en de woning-
narkt iets ruimer werd, die woningen naar behoefte
cunnen worden omgebouwd.
Terugkomende tot de aan de orde zijnde woning-
ouw, merkt spr. op, dat hij c.s. gaarne het woningtype
Z (4 slaapkamers) een kleine wijziging zagen onder
aan, n.l. deze, dat door het aanbrengen van een nisbus
en der slaapkamers ook als woon- of studeervertrek
Tebruikt zou kunnen worden.
De heer Witteveen (weth.) zegt, dat het zeer wel
nogelijk is, dat de inschakeling van de kleinere aan-
lemers, en dus het splitsen in onderdelen van deze
voningbouw, het tempo van het gereedkomen ten goede
ou kunnen beïnvloeden. Het kan inderdaad, zoals de
:eer Visser reeds heeft gezegd, voordeel bieden. Het is
chter de vraag, of dit voordeel ook gevonden zal wor-
en op financieel gebied en het klinkt misschien wel
wat vreemd dit is eigenlijk het criterium. De ge-
t eente is n.l. gebonden aan een eenheidsprijs, die kort
geleden de heer Visser zal het als vakman zeker
v eten door de Minister nog verlaagd is met een niet
onaanzienlijk bedrag, n.l. 2,50 per m3. De eenheids
prijs voor de woningbouw lag tot dusverre op een
n veau, dat grote moeilijkheden opleverde voor het „aan
de man krijgen" der woningen, althans, als men een
beetje behoorlijk en solide wilde bouwen. En nu zal het
v nwege deze prijsverlaging de grootste moeite kosten,
d woningbouw, die nu weer aan de raad voorgedragen
wordt, te realiseren. Die moeilijkheden bestaan echter
niet alleen hier; over het gehele land zijn ze gelijk. Spr.
durft gerust zeggen, dat deze prijsverlaging wat ge
forceerd bereikt is; de prijzen zijn niet evenredig aan
de uitgaven der aannemers. De weeklonen der arbeiders,
met de sociale lasten, zijn nog min of meer gestegen,
1 zodat B. en W. zich werkelijk zeer grote zorgen maken,
lof zij deze woningen aan de man kunnen brengen,
althans in behoorlijk solide uitvoering. Spr. memoreert
dit even, omdat dit nauw verband houdt met uitvoering
in één geheel of in onderdelen. Gaat men de bouw in
onderdelen uitvoeren deze zou gemakkelijk gesplitst
kunnen worden in 3 of 4 percelen dan zou dat zeker
tot gevolg hebben, dat daardoor de prijzen worden ver
hoogd. Dat is in 't algemeen zo en in het bijzonder
in dit geval, omdat het hier een terrein betreft, waar
op het ogenblik reeds de meeste aannemers werken.
Spr. weet niet, of dit de laagste inschrijvers zullen zijn,
maar hij heeft het idee, dat zij, die hier hun materialen
en gereedschappen reeds hebben opgeslagen, straks
hoogstwaarschijnlijk de onderhavige woningbouw in
zijn geheel voordeliger zullen kunnen uitvoeren dan een
aannemer, die zich op een blokje van 8 woningen zou
moeten instellen.
Deze kwestie heeft de volle aandacht van B. en W.
Wat de heer Visser bepleitte, zou ook in overeenstem
ming zijn met de richtlijnen, die de betrokken Minister
kortgeleden heeft kenbaar gemaakt, gegrond op de
zelfde motieven, als hier door de heer Visser ontwikkeld.
Er kan op dat gebied niets worden toegezegd. Zelfs
zal afgewacht moeten worden, of men de woningen voor
de prijs van 32,50 per m3 zal kunnen bouwen.
\Vat de Duplex-woningen betreft, ten opzichte hier
van hebben B. en W. nog geen vaste plannen. Deze
woningen zijn inderdaad de laatste tijd door het Depar
tement van Wederopbouw en Volkshuisvesting gepro
pageerd. Men is elders op kleine schaal met de bouw
begonnen; deze woningen zijn in de toekomst als vrije
woningen voor grotere gezinnen bestemd, maar worden
thans gesplitst in twee kleinere. B. en W. zitten midden
in verdere plannen voor woningbouw en de Duplex-
woningen hebben hun volle aandacht. Het lijkt spr.
lang niet onmogelijk, dat zij ter zake t.z.t. met een
plan zullen komen.
Wat het vierde slaapkamertje aangaat in de wo
ningen van het type C. zal de heer Visser waarschijn
lijk bedoelen, of dit kamertje ook van de gang uit
bereikbaar zal zijn. (De heer Visser: De vraag is, of
er gestookt zal kunnen worden.) Spr. meent, dat iedere
bewoner vrij is dit vertrekje voor zit- dan wel voor
slaapkamertje te gebruiken. Maakt men het echter zo,
dat het heel gemakkelijk te beschouwen is als tweede
woonkamer, dan heeft men weer grote kans, dat de
gebruiker in dit kleinere vertrek gaat wonen en de
grote kamer voor salon houdt. Spr. gelooft dan ook
niet, dat het verstandig is op de plattegrond al aan
te geven, dat dit een woonvertrek is; hij ziet de nood
zaak daar ook niet van in. Men kan er haast wel zeker
van zijn, dat in vele dezer woningen het grote vertrek
weer pronkkamer wordt. Wil men echter dit vierde
slaapkamertje als studeerkamertje gebruiken, dan kan
men dat gerust doen.
Gevraagd is voorts, of de uitvoering van deze wo
ningen nog stagnatie geeft t.a.v. de andere woningbouw.
Spr. gelooft niet, dat dit het geval zal zijn. In de eerste
plaats duurt het nog wel enkele weken, voordat met
deze bouw kan worden begonnen. In de tweede plaats
zitten op het ogenblik enkele aannemers practisch zon
der werk en komen dagelijks om werk vragen; zij willen
n.l. de vaste kern van hun personeel graag houden. Het
is bovendien niet een groot kwantum woningen; het
zal dus de verdere bouw niet direct ongunstig be-
invloeden.
De heer Visser zegt, dat het antwoord van de wet
houder hem c.s. slechts ten dele heeft bevredigd. Dat
kleine aannemers niet kunnen concurreren tegen de
grote, meent spr. te mogen betwijfelen, gezien het werk,
dat in diverse plattelandsgemeenten is uitgevoerd. In
verschillende gevallen bleek het mogelijk de percelen
voor de vastgestelde prijs onder te brengen en ook
voor de verlaagde prijs. In ieder geval zou er volgens
spr. geen bezwaar tegen zijn, de onderhavige woningen
in groepen van 8 aan te besteden. De mogelijkheid tot
samenvoeging blijft immers bestaan. Op deze wijze
echter zou kunnen blijken, of het mogelijk is kleinere
aannemers in te schakelen.
Punt 8.
Punten 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15 en 16 (bijl. nos. 179,
190, 178, 180, 183, 188, 181 en 186).
Punt 17 (bijl. no. 189).