36 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 15 Februari 1949. het onsmakelijke en ongezonde van deze toestand. Spr. gelooft, dat hij met deze aanduiding kan volstaan, want in deze raad is reeds van meer dan één zijde gebleken, dat men er precies zo over denkt. Het riolenstelsel van onze stad heeft vrijwel algemeen zijn uitmonding in de stadsgrachten, dus ook de spoeling uit de waterclosets komt daarin terecht. Wel heeft deze eerst een zuivering in de beerkolken ondergaan, maar wat dan daaruit in de riolen wordt uitgestort, is toch ook niet bepaald fris. Uit een oogpunt van volksge zondheid een belangrijk onderwerp! Spr. wil daar ech ter direct aan toevoegen, dat, mede als gevolg van de doorstroming van de kanalen, de toestand niet zorg wekkend kan worden genoemd. Toch wordt deze door het toenemen van het aantal waterclosets, zonder dat verandering in het riolenstelsel wordt aangebracht, steeds minder. Men mag zijn ogen niet sluiten voor de grote gevaren, die verontreiniging zou kunnen meebren gen voor de volksgezondheid in onze gemeente. Zojuist en ook in de sectie is gevraagd naar plannen van B. en W. i.z. voorbereiding van werken om even tuele werkloosheid op te vangen. Reorganisatie van het rioleringssysteem zou, naar spr. c.s. menen, een zeer geschikt werkverschaffingsobject zijn. Aan de uitvoering ervan is veel grondwerk verbonden. De loonfactor zou dus in het totale bedrag een vrij belangrijke rol spelen. En tegelijkertijd zou dit werk van zeer groot belang zijn voor onze volksgezondheid. Subsidieverlening zou de overschakeling van het zo zeer verouderde naar het nieuwe stelsel kunnen bespoe digen. Een dergelijke subsidieverlening achten spr. c.s. zeer belangrijk en zij zouden haar van harte toejuichen, doch ze zou progressief moeten zijn. Goed gesitueerden zouden niet voor subsidie in aanmerking dienen te komen. Zoals spr. reeds zeide, hebben hij c.s. de mogelijk heden om tot verbetering te geraken, in hun fractie be sproken. Van het grote verlies, dat de Gem.reiniging oplevert, wordt een bepaald gedeelte door de tonnen- dienst veroorzaakt. Spr. wil zich niet aan cijfers wagen, omdat hem niet voldoende gegevens ter beschikking staan, maar toch wil hij enige cijfers noemen, waaruit kan blijken hoe hij c.s. zich de mogelijkheid van sub sidieverlening voorstellen. Spr. veronderstelt, dat de tonnendienst een verlies oplevert van 70 a 80.000, per jaar. Gekapitaliseerd zou dit verlies, gerekend naar een rentebasis van 4 een vrij groot bedrag, n.l. 1.875.000,betekenen. En dit zou, naar de mening van spr.'s fractie, aangewend kunnen worden voor de genoemde reorganisatie. Spr. herhaalt, dat hij de cijfers met de nodige restrictie noemt, maar men kan toch hieraan vasthouden, dat het kapitaal, dat gemoeid gaat met het aanzienlijke verlies op de tonnendienst, in het belang van de closet-aanleg aangewend zou kunnen worden. Men voelt direct wel, dat hierover nog wel enige besprekingen nodig zullen zijn, daar deze zaak niet voldoende is voorbereid. Uit het antwoord van B. en W. blijkt wel. dat zij dergelijke plannen nog niet hebben. Toch twijfelt spr. er niet aan, dat deze zaak in hun college wel eens is besproken, omdat hij er van overtuigd is, dat ook B. en W. aan de bestaande toe stand wel een eind zouden willen maken. En zij hebben uiteraard de beschikking over de gegevens. Hun be sprekingen echter hebben blijkbaar tot nu toe tot gener lei resultaat geleid. Spr. c.s. vragen dan ook niet een duidelijke omschrijving van de plannen van B. en W.; misschien zijn er zelfs geen plannen. Zij zouden slechts willen weten, of het mogelijk zou zijn, de idee, die zij aangegeven hebben, uit te voeren. Deze mogelijkheid zou wellicht bestaan, indien de door spr. genoemde cijfers juist zijn geschat. Zou de suggestie van hem c.s. hebben mogen leiden tot het levendig houden van de belangstelling voor de oplossing van dit vraagstuk, dan achten zij hun moeite al ruimschoots beloond. Alle raadsleden zullen het er wel over eens zijn, dat uit voering van een z.g. centraal rioleringssysteem, met verdwijning van het tonnenstelsel en algemene invoering van waterclosets, ongetwijfeld een zeer positieve bij drage zou kunnen vormen tot de verbetering van de volksgezondheid. De heer Witteveen (weth.) merkt op, dat de heer Wiersma een zeer belangrijk vraagstuk aangeroerd heeft, maar het is spr. niet mogelijk in dit stadium over dit vraagstuk nadere gegevens te verstrekken. Hij kan alleen zeggen, dat dit punt inderdaad van zeer groot belang is en dat het B. en W. niet is ontgaan. Het staat in de laatste tijd in het brandpunt van de belangstel ling. Dat het nog niet nader is uitgewerkt, is niet, omdat B. en W. het belang er niet van inzien, maar vindt zijn oorzaak in de eerste plaats hierin, dat uitvoering van dit zeer omvangrijke werk, -het is een millioenenwerk op korte termijn of op enigszins korte termijn, zelfs al waren de plannen geheel klaar, niet voor verwerke lijking vatbaar is, ook in verband met de benodigde materialen. Dit is de eerste reden waarom dit grote werk. in al zijn belangrijkheid, toch niet in de nabije toekomst, waarmee spr. bedoelt over 1, 2 of 3 jaar, kan worden uitgevoerd. Maar ook al hing het alleen van B. en W. af, dan zou het toch niet juist zijn dit werk voorrang te verlenen bij de technische dienst, want er zijn andere werken, die de aandacht verdienen en ook uitgevoerd kunnen worden. In de Mem.v.A. is er voorzichtig op gezinspeeld, dat dit niet uitsluit, dat het plan ter sprake komt en in ver schillende finesses nader wordt bekeken. In enkele grote trekken is het de tekentafel gepasseerd. Het be treft hier toch een zeer omvangrijk en groot technisch werk en de plannen vergen langdurige grondige be studering. Spr. kan wel toezeggen, ook namens B. en W., dat, als zij menen, dat het plan binnen jaren realiseer baar is, niet gewacht zal worden met het treffen der nodige voorbereidingen, zodat, wanneer de mogelijkheid er is, het plan te verwezenlijken, niet gewacht behoeft te worden op het gereedkomen der technische voorbe reiding. Wat de kwestie van de subsidieverlening betreft, dat is een bijkomstig iets, hoewel er toch wel verband mee houdende. Eensdeels is het gewenst het aantal tonnen zo veel mogelijk te verminderen, maar aan de andere kant is het waarschijnlijk, dat, wanneer een belangrijk subsidie ter beschikking wordt gesteld, er een groot aantal aansluitingen op de riolering bij komt, waardoor de binnenwateren nog meer worden belast. Wanneer een subsidiestelsel op grote schaal zou worden toege past, dan zou de gemeente in een dwangpositie kunnen komen. In het algemeen kan spr. zeggen, dat dit onderwerp thans moeilijk diepgaand kan worden besproken. Het heeft weinig zin, want de kwestie is direct afhankelijk van de doorvoering van het centrale rioleringsstelsel. De zaak heeft de volle aandacht van B. en W., maar als gevolg van de omstandigheden, staat ze nog niet op het nummer van de urgentielijst, waar het col lege haar graag zou willen hebben. De heer Rijpma was een dergenen, die in de sectie vergadering naar deze kwestie gevraagd heeft. De wet houder heeft veel verduidelijkt, maar waar in deze ver gadering gesproken is over stimulering van de huizen bouw door particulieren, wil spr. er op wijzen, dat er toch wel rekening mee moet worden gehouden, dat deze mensen zich niet gaan bedienen van het tonnenstelsel De heer Witteveen (weth.): Dat is verboden! De Voorzitter verduidelijkt dit gezegde door te ver klaren, dat de bouwverordening voorschrijft, dat W.C.'s worden aangelegd. De begroting wordt, met inbegrip van de wijziging z.h.st. aangenomen. Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 15 Februari 1949. 37 Ook de begrotingen van Gemeentewerken en het Openbaar Slachthuis worden, met inbegrip van de I wijzigingen, z.h.st. aangenomen. Te 15.45 uur wordt de vergadering geschorst: te 16.uur wordt ze voortgezet. Aan de orde is de Gemeentebegroting. De Voorzitter stelt voor, aangezien toch practisch de posten, die niet in de secties behandeld zijn, geen aan leiding tot discussie zullen geven, de posten, in de Mem.v.A. genoemd, te volgen. Dit lijkt hem de een voudigste en vlugste gang van zaken. De raad gaat hiermede accoord. Volgno. 215. Presentiegelden der leden van de raad f 4200—. De heer De Jong meent, dat ook deze post voor ver hoging in aanmerking komt, al was het alleen maar vanwege de waardedaling van het geld en om in de vroegere verhoudingen te blijven. De salarissen, om schreven bij de volgnummers 211214, waar in het sectieverslag op gewezen wordt, zijn ook verhoogd. De kwestie is hier blijkbaar: van wie moet het initiatief uitgaan? Wil de raad het nemen, dan late men de ver hoging ingaan bij de volgende zittingsperiode. Dan wer ken de raadsleden niet voor zich zelf. Overigens zou spr. zich daar ook niet voor generen. Het gaat hier immers niet om een paar guldens: men moet de zaak reëel zien. Spr. vindt het prettig, dat een raadslid ge legenheid heeft om uitgaven te doen voor zijn werk als zodanig. Hij heeft soms inderdaad allerlei kosten. Re presentatiekosten krijgen de raadsleden niet vergoed. Laten zij dan iets krijgen in de vorm van presentiegeld, waar zij wat wetjes e.d. voor kunnen kopen. Bestond de mogelijkheid tot het toekennen van presentiegeld niet, dan zou spr. er zich ook mee kunnen verenigen, maar nu die eenmaal wél bestaat, vraagt hij B. en W. te bevorderen, dat het met ingang van het nieuwe zit tingsjaar wordt verhoogd tot 10, De heer Posthuma zegt, dat zijn fractie volledig met de gedachtengang van de heer De Jong kan meegaan. De Voorzitter lijkt het het beste, dat B. en W. het door de heren De Jong en Posthuma voorgestelde tot zich nemen en overwegen op welke wijze dit overge bracht kan worden aan Ged. Staten. Volgno. 215 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 241. Kosten van het intercommunaal georga niseerd overleg115, De heer Kamstra is degene, die is uitgenodigd het initiatief te nemen tot wijziging van de verordening. Maar gehoord het antwoord van de wethouder, willen spr. c.s. geen verdere stappen doen, om de goede ver standhouding, die in de raad heerst, niet te verstoren. Volgno. 241 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 245. Bezoldiging der ambtenaren van de bur gerlijke stand18.000, De heer De Jong betuigt zijn dank voor de bereid willigheid, die uit de Mem.v.A. blijkt. Volgno. 245 wordt onveranderd vastgesteld. HOOFDSTUK III. De Voorzitter zal de algemene vragen, die t.a.v. dit hoofdstuk gesteld zijn en die op zijn terrein liggen, be antwoorden. In het sectieverslag staat, dat naar aanleiding van het beleid van de politie is opgemerkt, dat men het op prijs zou stellen, als de burgemeester bereid zou zijn hierover mededelingen te doen. Spr. heeft dat mag hij wel aan de raad verklap pen van de alg. rapportrice gehoord, dat de opmer king het aantal processen-verbaal en in het algemeen de wijze van optreden van sommige agenten betrof. Nu behoeft hij de raad niet te vertellen, dat het wel zeer moeilijk is, om hier in het openbaar van gedachten te wisselen over een bepaalde wijze van optreden. Spr. heeft minstens twee jaar geleden de raad reeds mede gedeeld. dat hij, wanneer deze in een of ander opzicht bepaalde concrete klachten had, graag bereid was die klachten te ontvangen en te doen onderzoeken, maar het is voor zijn gevoel niet wel mogelijk hier in het al gemeen, zonder bepaalde concrete feiten te weten, te spreken over het politiebeleid. En de raad zal het wel goed vinden, als hij dat op dit ogenblik ook niet doet. Spr. gaat over tot een ander punt: volgno. 278, Bureaubehoeften, waaronder aanschaffing van 10 schrijfmachines. Daarover heeft spr. een rapport ge kregen van de commissaris van politie en het is mis schien goed, dat hij daaruit enige mededelingen doet. De commissaris begint met een uiteenzetting te geven van de grote hoeveelheid werk, die door deze dienst moet worden verricht. Spr. kan de raad bijv. mededelen, dat in 1948 ongeveer 1300 processen-verbaal werden opgemaakt wegens misdrijven. Daar zijn dus geen min of meer eenvoudige verkeersovertredingen bij. In on geveer 1000 gevallen was de dader bekend. Met der gelijke processen-verbaal zijn al gauw 4 a 6 bladzijden typewerk gemoeid. In hetzelfde jaar zijn bovendien 4000 processen-verbaal opgemaakt, waarvoor, zoals in andere gevallen, bij eenvoudige overtredingen wel ge beurt, geen formulieren konden worden gebruikt, wat een enorme hoeveelheid werk gaf. Er zijn in totaal 6700 agendastukken te verwerken geweest. Deze moeten natuurlijk een voor een worden afgedaan. De commissaris zegt voorts, dat er op zijn bureau in 1946 een typekamer was, waar de concepten moes ten worden overgetikt. Vele typistes bleven niet langer dan 3 maanden, steeds moesten nieuwe worden inge werkt. Deze typekamer is langzamerhand opgeheven. Men laat nu de agenten zelf direct de processen-verbaal typen. In de eerste plaats wordt weinig concept-papier verknoeid, terwijl er ook, doordat tijd bespaard wordt, geen achterstand in het administratieve werk komt. Men dient echter bij dit systeem te beschikken over een vol doend aantal machines en dat is thans het grote struikel blok. Er worden drie machines van particulieren ge bruikt, zonder dat daarvoor enige vergoeding wordt be taald. Dat is een toestand voor een gemeente als deze, die niet bestendigd kan worden. Bovendien zijn drie van de aanwezige machines vrijwel afgewerkt en komen niet voor revisie in aanmerking. Voor deze 6 machines zou den dus toch al nieuwe moeten worden aangeschaft, zodat de nieuwe methode van werken 4 nieuwe ma chines vraagt. Spr. gelooft hiermede deze aanvrage wel voldoende duidelijk te hebben gemaakt. Thans wil spr. nog een opmerking van algemene aard beantwoorden, wat hij zo juist verzuimd heeft te doen. Evenmin als t.a.v. andere diensten en bedrijven houdt spr. er van om t.a.v. de politie iets voor de raadsleden te verbergen. Zij hebben al eens het po litiebureau bekeken, hoewel toen het was op een Zaterdagmiddag het bedrijf niet in werking was. De commissaris van politie is echter ook volkomen bereid, wanneer er kwesties zijn als de onderhavige, de raads leden op de hoogte te stellen van de gang van zaken. Dit is een invitatie, die natuurlijk niet aan het publiek, maar slechts aan de raadsleden kan worden gedaan. Volgno. 281. Kosten van de brandweer 68.611,35. De heer De Groot heeft in de sectievergadering een vraag gesteld, die in de Mem.v.A. niet is beantwoord. Spr. weet niet of deze vraag de rapporteur ontgaan is, maar hij wil haar hier graag herhalen. Er is een post voor de vaste kern van de brandweer uitgetrokken van

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1949 | | pagina 11