42 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 15 Februari 1949.
nagezien; wat dus de financiële kant van de zaak be
treft, is er wel controle. Blijkt daarbij, dat een vereni
ging niet goed beheerd wordt, hetzij in financieel, hetzij
in ander opzicht -als zij bijv. haar clublokalen ver
huurt voor bruiloften dan is de enige mogelijkheid
voor het gemeentebestuur de vereniging te berichten,
dat het niet van plan is haar het volgend jaar weer
subsidie te verlenen.
Volgno. 304 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgno. 309. Subsidie aan de provinciale en aan de
plaatselijke afdelingen van de Veren. ,,Het Groene
Kruis"6831,
De heer Slaterus haalt het met betrekking tot deze
post in de geleidebrief geschrevene aan: ,,In verband
met financiële uitkomsten van de laatste jaren en daar
bij gelet op de door de verschillende afdelingen van
„Het Groene Kruis" te heffen contributies, zijn de sub
sidies aan deze afdelingen aan een herziening onder
worpen."
Het gevolg is geweest, dat voor sommige afdelingen
de voorgestelde bedragen iets afwijken van de aange
vraagde bedragen. Een uitzondering vormt de afdeling
Huizum, Lekkum en Miedum. Het subsidie voor deze
afdeling is verlaagd tot 300,
De financiële uitkomsten van genoemde afdeling zijn
de laatste jaren steeds negatief geweest en wat de con
tributie betreft, deze was voor de oorloq ten minste
1,30. daarna 1,70, in 1947 2.20, in 1948 2,70 en
voor 1949 4.De ingediende subsidieaanvrage was
gebaseerd op de oude contributie van 2,70. In een
gesprek, dat het bestuur met Dr. Wiebenga had, is ge
sproken over verhoging van het subsidie, hetwelk is
toegezegd, mits de contributie werd verhoogd. Door een
misverstand heeft het bestuur evenwel verzuimd een
nieuwe begroting in te zenden. Dit is thans hersteld, er
is een nieuwe begroting gekomen, die rekening houdt
met de contributieverhoging en met een gemeentelijk
subsidie van 2000,Er blijft dan nog een tekort van
ruim 1500,terwijl ook het badhuis een tekort van
733,-oplevert. Een subsidie van slechts 300,zou
voor deze afdeling dus catastrophaal zijn.
Spr. zou het college met klem willen verzoeken het
subsidie in overeenstemming te willen brengen met het
aangevraagde bedrag.
De heer Geerts (weth.) begint met clementie in te
roepen bij de beantwoording van deze vraag.
De geschiedenis is zo. Als de gemeente subsidie geeft
aan bepaalde verenigingen, moet het college overtuigd
zijn, dat het goed besteed wordt. De gemeente werkt
met overheidsgeld. Particulieren kunnen geven wat zij
willen, maar de gemeente moet met de haar toever
trouwde gelden zuinig omspringen. Dr. Wiebenga heeft
de aanvragen van de verschillende Kruisverenigingen
bekeken, o.a. ook die van de afdeling Huizum, Lekkum
en Miedum, waarbij hij opmerkte, dat de contributie hier
extra laag was, n.l. 2,70 per jaar. Zolang de ver
eniging een dergelijke lage contributie hief, was het col
lege alleen bereid de raad te adviseren het oude subsidie
aan te houden. Als het bestuur de contributie verhoogt,
dan is spr. van zijn kant bereid te adviseren een be
hoorlijk subsidie te verstrekken. Aan dit standpunt ligt
het volgende ten grondslag.
De vereniging had met moeilijkheden te kampen, om
dat verschillende prijzen gestegen waren. Nu is het niet
verantwoord, dat onmiddellijk elke stijging van de kos
ten door de gemeente gedragen wordt. Deze moet ook
gedragen worden door de betrokkenen. Dat is naar
spr's mening een gezond standpunt.
Met het bestuur is een afspraak gemaakt, dat het
een nieuwe begroting zou maken, maar bij de samen
stelling van de gemeentebegroting had spr. nog niets
gehoord en dus is een bedrag van 300,-geraamd.
Toen, waarschijnlijk n.a.v. dit feit, is het bestuur wak
ker geworden. Spr. wil niet zeggen, dat de schuld bij
de vereniging lag, het misverstand kan ook bij de dokter
liggen. Verleden week is een nieuwe begroting inge
diend, waarbij aangenomen is, dat een bedrag van
4,aan contributie zal worden geheven. Verder was
aangegeven, dat het ledental terug zal lopen van 2600
tot 2150, waardoor het financiële voordeel van de con
tributieverhoging voor een groot gedeelte weer te niet
zou gaan. Ogenschijnlijk leek de zaak heel gemakkelijk.
De begroting die in Augustus ingediend was, behoefde
alleen gewijzigd te worden met betrekking tot de con-
tributiepost. Het bestuur kwam echter met een geheel
nieuwe begroting, die merkwaardig veel verschilde met
de vroeger ingediende. Het was spr.'s taak de cijfers
dier begrotingen te vergelijken en deze vergelijking gaf
het volgende resultaat.
Bij de inkomsten stond nu niet een post voor rente
kapitaal ad 440.en voor bijdrage Dr. Overbosch-
fonds ad 560.De uitgaven zijn hoger geraamd:
Reinigings- en ontsmettingsartikelen 750,de post
voor drukwerk enz. was verhoogd met f 250,die
voor bijdrage aan de Provinciale vereniging was f 400,—
geworden. Ook de post voor het kleuterconsultatie
bureau was hoger geraamd. Alleen deze verhogingen
op de diverse posten maken een verschil uit van
2800,—.
Nu zijn er verschillende mogelijkheden, n.l. dat de
nieuwe benroting fout is, of dat die van Augustus 1948
fout was. De derde mogelijkheid is, dat de omstandig
heden veranderd ziin en ten slotte is nog een combinatie
van al deze gevallen mogelijk.
Verleden week zijn de nieuwe gegevens pas ont
vangen en spr. is thans nog niet in staat op grond hier
van een oordeel te vellen. Hij zou graag willen, dat de
raad genoegen neemt met de volgende toezegging. De
gemeente zal inzage moeten hebben van de boeken van
de vereniging en daarna kan opnieuw overwogen wor
den, met welk subsidie deze gesteund moet worden.
Spr. zegt er uitdrukkelijk bij. dat het helemaal niet
de bedoeling is geweest de vereniging te kortwieken
of haar niet in de gelegenheid te stellen haar zaken uit
te voeren. Het is het college thans niet mogelijk het
subsidiebedrag vast te stellen. Het hoopt zeer binnen
kort met een nieuw voorstel te komen of een mede
deling te doen.
De Voorzitter zegt, dat B. en W., als blijkt, dat ten
gevolge van deze gang van zaken een oniuist bedrag
aan subsidie voor deze afdeling van het Groene Kruis
is geraamd, met een voorstel tot wijziging van de be
groting bij de raad komen en dan is de zaak weer ge
zond. Het heeft geen zin om hier verder over te praten.
Daar zal de heer Slaterus het ook wel mee eens zijn.
De heer Slaterus bevestigt dit.
Volgno 309 wordt onveranderd vastgesteld.
HOOFDSTUK V.
De Voorzitter meent, dat thans beantwoord kan wor
den wat vanmorgen bij de alg. beschouwingen t.a.v. de
verdeling der woonruimte en de woningbouw is opge
merkt.
De heer Schootstra wil er even aan herinneren, dat
de beschouwingen, die enkele leden vanmorgen over
dit punt wilden houden, zijn opgeschort tot de behan
deling van de post.
De Voorzitter zal thans eerst de raadsleden in de ge
legenheid stellen het woord te voeren.
Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 15 Februari 1949. 43
De heer Kamstra c.s. hebben de indruk gekregen,
dat B. en W. in de Aanbiedingsbrief de raadsleden als
iet ware hebben uitgenodigd over het woningprobleem
te spreken, opdat het college de gelegenheid zou krijgen
de ingezetenen eens een blik te doen slaan in het la
byrint van moeilijkheden, die er in dezen zijn. Het lijkt
I ook spr. goed, dat de bevolking wordt ingelicht, want
er bestaat veel misverstand, dat veroorzaakt wordt door
de vele teleurstellingen, die de mensen ondervinden.
Leeuwarden is geen getroffen stad en toch is het wo-
I ningtekort niet minder groot dan in vele wel getroffen
I steden. Een tekort van 3500 woningen is vreselijk en
I vooral in een stad, waar de bevolking per jaar met on-
I geveer 1000 personen toeneemt. Als spr. goed is ge-
I nformeerd, telt Leeuwarden ongeveer 400 onbewoon-
I baar verklaarde woningen, die alle nog bewoond zijn.
Hier moet een weg worden gevonden tot leniging van
de nood. In deze noodtoestand moeten noodmaatregelen
worden genomen. Leeuwarden heeft de mogelijkheden
om te bouwen uitgebuit; voor dit jaar lijkt het in dat
opzicht niet rooskleurig. Wat betekent een aantal van
175 nieuwe woningen bij het bestaande tekort? Er blijft
dus niets anders over dan de beschikbare woonruimte
zo goed mogelijk te verdelen. Men durft de woorden
haast niet uitspreken, want woonruimte verdelen sluit j
in zich, dat maatregelen moeten worden genomen, die
zeer vele moeilijkheden met zich zullen brengen. Dit is
I wel een zeer lastig probleem, want in sommige gevallen
zal vordering moeten worden toegepast. Vordering van
woonruimte is voor een volk, dat zijn woning zo cul
tiveert als het Nederlandse, een zeer ingrijpende maat
regel en het is derhalve meer dan begrijpelijk, dat de
Wetgever deze aan B. en W. toegekende bevoegdheid
met de nodige waarborgen voor de individuele burger
heeft willen omgeven. Ons huis is voor ons een heilig
dom, waar het intieme familieleven met zijn lief en leed
wordt beleefd. We willen liefst niet, dat er aan ge
raakt wordt en ieder zal dit ook zoveel mogelijk willen
ontzien. We leven echter in een bijzondere tijd en deze
vraagt bijzondere maatregelen.
Spr. geeft toe, dat het een moeilijke opgave is en de
wethouder, die deze moeilijkheden heeft te verwerken,
heeft een zware taak; en voor wie daarbij nog een ge
voelsmens is, is deze taak haast ondragelijk. Maar hier
moet het kan niet anders worden doorgepakt.
Er zijn in Leeuwarden nog genoeg woningen, waar
zonder al te grote bezwaren inwoning kan plaats vin
den. Laat men het toch niet zoeken in de kleinere wo
ningen; dat gebeurt maar al te vaak en het typerende
is, dat daar de inwoning tot stand komt, doch dat de
bewoner van het grote huis zich het meest gaat ver
zetten en het helaas ook nog wint. Bij besprekingen over
deze kwestie hoorde spr. de uitdrukking „kleine wo
ningen, klein verzet; grote woningen, groot verzet."
Er moet dan ook alles op worden gezet om dat grote
verzet te breken. Spr. weet, dat de Woonruimtewet
1947 vele mogelijkheden biedt om aan inwoning te ont
komen; het college dient dan echter de mogelijkheden
van vordering ook tot het uiterste uit te buiten, na
tuurlijk met inachtneming van gegronde bezwaren. Er
behoeft geen beroep te worden gedaan op de naasten
liefde, want daar komt men geen stap verder mee. Spr.
moet helaas bekennen, dat geen enkele bevolkingsgroep
in onze stad zich er op mag beroemen meer onverplicht
in deze te hebben gedaan dan de andere, ondanks het
feit, dat herhaaldelijk wordt gewezen op het grote ge
vaar, dat het woningprobleem met zich meebrengt,
vooral op zedelijk terrein. Men wringt zich in alle boch
ten om aan inwoning te ontkomen en het meeste zij, die
een huis bewonen, waar men elkaar dagelijks haast niet
behoeft tegen te komen. Laat men toch voorzichtig zijn.
men speelt met vuur. Men laat duizenden jongeren aan
hun lot over; deze jongeren dreigen daardoor ieder ver
trouwen in de gemeenschap te verliezen en worden zo
doende rijp gemaakt voor iedere vorm van extremisme.
Men beseft klaarblijkelijk niet, dat de zedelijke span
ningen onder deze jongeren en ook in die jonge ge
zinnen, die zich niet meer kunnen ontwikkelen, zo hoog
zijn opgevoerd, dat hieruit voort moet vloeien een ern
stige bedreiging voor het geestelijk en lichamelijk wel
zijn van ons gehele volk. Er moet helaas geconstateerd
worden, dat grote groepen van ons volk zulks niet vol
doende inzien of althans niet willen inzien en wel eens
wat gemakkelijk gaan schermen met doktersattesten,
enz.
Een telling heeft uitgemaakt, dat in Nederland nog
77.000 woningen zijn met één bewoner. Hoe zou het in
Leeuwarden daarmee staan?
Zo pas heeft spr. al gewezen op de grote moeilijk
heden, die de met de uitvoering van de Woonruimtewet
belaste instanties hebben, maar tóch moet hij de vraag
stellen, of de urgentie wel altijd in acht wordt genomen.
Spr. weet, dat men heel wat verhalen hoort, waarop in
de meeste gevallen later weer wordt teruggekomen,
doch er zijn toch ook nog te veel feiten bekend van
mensen, die al jaren in een toestand verkeren, wat be
woning betreft, die niet langer houdbaar is.
Zopas heeft spr. het gehad over onbewoonbaar ver
klaarde woningen, die nog bewoond worden, doch er
zijn ook woningen, die onbewoonbaar worden door de
overbevolking en soms al jaren lang op deze wijze on
bewoonbaar zijn. Het kost hem moeite om niet gevallen
te noemen, doch waar is dan het einde? Het lijkt spr.
overigens ook niet wenselijk. Eén vraag wil hij echter
toch nog stellen: waren het alle z.g. crepeergevallen of
opschuifgevallen, waarin nieuwe woningen zijn toege
wezen? Spr. vraagt, of het college wil onderzoeken, of
de urgentie wel voldoende in acht wordt genomen.
Een moeilijk probleem is de inwoning bij ouden van
dagen. Zij kunnen dat soms moeilijk hebben, doch juist
bij die groep is vaak de meeste ruimte. Zou het nu voor
Leeuwarden niet mogelijk zijn een flat te bouwen voor
ouden van dagen? En dan natuurlijk niet al te ver van
het centrum, want anders komen de oude mensen nooit
meer van huis. Spr. gelooft, dat op vele oude mensen
geen dwang zal behoeven te worden uitgeoefend i.z.
deze verandering. In een flatgebouw is heel wat com
fort aan te brengen, wat juist door oude mensen zo zal
worden gewaardeerd en de woning, die zij dan vrijwillig
verlaten, komt direct ter beschikking.
Spr. hoopt, dat het college met voorzichtigheid, doch
met straffe hand in deze zal handelen.
Ook de heer Schootstra zou graag enkele woorden
aan de onderhavige kwestie willen wijden. Hij gelooft
niet, dat hij behoeft toe te lichten, dat er inderdaad
behoefte aan woonruimte bestaat. Om nu aan die be
hoefte te voldoen, staan twee wegen open: le. het bou
wen van nieuwe woningen en 2e. het toepassen van
inwoning. Over de problemen, die zich daarbij kunnen
voordoen, wil spr. het thans niet hebben. Daar hebben
verschillende raadsleden al over gesproken. Toch wil
hij er aan de andere kant op wijzen, dat men door het
toepassen van inwoning bij de misstanden, die er zijn
door het feit, dat de mensen niet over een woning
beschikken, weer nieuwe, ernstige misstanden schept,
zodat de gemeente in de allereerste plaats de plicht heeft
te zoeken in de richting van het bouwen van nieuwe
woningen. Helaas zijn haar daarbij de handen gebonden
en kan zij maar niet doen wat zij graag zou willen. Een
grotere autonomie van de gemeente op dit punt zou
spr. persoonlijk zeer toejuichen. Thans ziet hij het echter
als plicht om te woekeren met het woningvolume, dat
de gemeente krijgt toegewezen. Spr. meent, dat de heer
W. C. Dijkstra vanmorgen de kwestie der duplex-
woningen reeds heeft aangeroerd. Gezien de huidige
toestand op woninggebied, vindt spr., dat deze woning
bouw of bouw van noodwoningen zeer sterk de aan
dacht moet hebben. Het bouwen van duplexwoningen.
die later door zeer geringe veranderingen tot ééngezins-