énr*. v*. SJ Aastsat&st
44 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 15 Februari 1949.
woningen terug te brengen zijn, zal echter wel de voor
keur verdienen. Daarbij moet men echter ook zorgen
voor grotere woningen voor grote gezinnen. Is dat niet
te verkrijgen door verschuiving? Spr. heeft gehoord, o.a.
van de heer Stobbe, dat het gebrek aan vakmensen hier
in het Noorden geen rol speelt bij het bouwen van wo
ningen. Men zit hier straks met een overvloed van
bouwvakarbeiders. Het moet dus een kwestie van geld
of van materiaalgebrek zijn, die de bouw tegenhoudt,
terwijl ook altijd nog de kwestie van de toewijzing van
bouwvolume meespreekt. Spr. zou er echter sterk bij
B. en W. op willen aandringen, dat alles wordt gedaan
om het beschikbare materiaal en volume zoveel mogelijk
in handen te krijqen. Daarnaast moet de inwoning voort
gang hebben, doch gehoord de bezwaren èn van de
oorspronkelijke bewoners èn van de inwonenden, zou
spr. zeer nadrukkelijk willen verzoeken woningsplitsing
dus het zorgen voor een eigen keuken voor de in
wonenden beter door te voeren dan tot nu toe. Juist
de punten, waar men elkaar treft: dezelfde ingang,
dezelfde keuken en de grote gehorigheid, veroorzaken
de moeilijkheden. Niemand der raadsleden zal de nood
zakelijkheid van inwoning willen ontkennen, maar wel
kan men er bezwaar tegen hebben, dat dit gebeurt in
woningen, die dusdanig gebouwd zijn, dat men beneden
in de woonkamer zijn stem niet behoeft te verheffen om
iemand, d>e op zolder is, te waarschuwen, dat de thee
klaar is. Zulk een feit demonstreert voldoende, dat zo n
woning niet geschikt is voor inwoning. Het is geen
wonder, dat sommige mensen daar zenuwziek bij wor
den! Men komt er niet, als men het ene euvel tracht
op te lossen en daarbij een ander creëert. Daarom zoeke
men de oplossing zoveel mogelijk in duplex- of in nood
woningen. Men geve de mensen een eigen plaatsje.
De heer Stobbe heeft weinig toe te voegen aan het
reeds gesprokene. Het zou het intrappen van een open
deur betekenen. Maar toch is het goed om sommige
dingen nog eens bij herhaling te zeggen, om tot de bui
tenwacht goed te laten doordringen, hoe ernstig de
toestand wel is. Spr. is niet erg gerust, wanneer hij de
onderhavige kwestie beziet en hoort wat er over be
weerd en gezegd wordt. Dan wordt hij wel eens een
weinig ontmoedigd en de hoop op verbetering wordt
vernietigd.
Spr. blijft herhalen datgene, wat in het verleden
hij herinnert het zich nog heel goed in deze raad
is gezegd over de meer dan treurige toestand op het
gebied van de krotwoningen. Hij meent, dat hij als in
woner dezer gemeente natuurlijk niet aan anderen, die
al een dertig jaar hier woonachtig zijn, behoeft te ver
duidelijken, hoe bedroevend de toestand in dit opzicht
is. Men kan hem, wanneer hij daarover zou gaan uit
weiden, de vraag stellen of hij ook een oplossing aan
de hand kan doen. Dat kan hij natuurlijk niet en hij
wil die vraag ook niet aan het college stellen. Wel
zou spr. B. en W. willen vragen om bij de pogingen tot
oplossing van het woningvraagstuk ook te denken aan
de belangen van diegenen, die in de krotwoningen leven.
Wanneer deze woningen worden opgeruimd, komt weer
bouwterrein beschikbaar. Het is in het belang van de
volksgezondheid, dat aandacht aan de krotwoningen
wordt geschonken. Spr. ziet, dat onbewoonbaar ver
klaarde woningen, voorzien van een bordje, worden
verlaten en de volgende morgen weer opnieuw door
anderen worden betrokken. Dit kan niet worden ver
hinderd, maar het volksgeweten moet wakker gemaakt
worden.
De heer Visser wil, hoewel het gezien de grote
woningnood in het stedelijk gedeelte en ook, omdat deze
zaak in de vorige raadsvergadering is behandeld
niet gemakkelijk is nogmaals een lans te breken voor
het platteland, toch een enkel woord hierover zeggen.
Hij wil de argumenten van de vorige vergadering weer
gebruiken en er tevens op wijzen, dat gebleken is, dat
de bedrijven op het platteland moeilijkheden ondervin
den bij het aantrekken van personeel, doordat er geen
woningen zijn en dat verschillende jonge mensen hun
voorgenomen huwelijk moeten uit- of afstellen of, wan
neer zij dit niet wensen, bij de ouders moeten gaan
wonen. Ook gebeurt het, dat zij de gemeente verlaten.
Spr. vestigt daarom nogmaals de aandacht op het
platteland, omdat gezegd is, dat de eerste toezegging
voor Leeuwarden 175 woningen was en dat deze later
is opgevoerd tot 184. Die 9 woningen, die boven het
eerst toegewezen aantal gebouwd mogen worden, is het
minimum aantal, dat nodig zou zijn om de ergste nood
in het plattelandsgedeelte op te heffen. Spr. weet niet,
maar veronderstelt wel, dat bij de toewijzing die de
gemeente krijgt, ook rekening wordt gehouden met het
aantal inwoners van de gemeente, waarbij ook het
platteland is inbegrepen. Als dit inderdaad het geval is,
is het toch niet juist, dat men alle woningen die worden
toegewezen, in Leeuwarden zelf gaat bouwen.
Spr. dringt er nogmaals op aan, dat de zaak van de
woningbouw op het platteland ernstig overwogen wordt.
De heer De Groot zal op de onderwerpelijke kwestie,
na alles wat er hier over gezegd is, niet dieper ingaan.
Als we de wezenlijke oorzaak van de woningnood zou
den gaan bespreken, zouden we nog wel enkele uren
nodig hebben en dan zouden we op een terrein be
landen, waarop de Voorzitter ons liever niet heeft, n.l.
op dat van de landsverdediging, aldus spr. Hij is er van
overtuigd, dat B. en W. de beschikbare woonruimte zo
billijk mogelijk verdelen. Dat zij hierin niet altijd slagen,
ligt voor de hand, als men weet, dat in een kwestie,
die niet in der minne geschikt kan worden, juridische
factoren een rol spelen. Daar het echter niet mogelijk
is in de eerste jaren in voldoende mate nieuwe woningen
te bouwen, zal men hoofdzakelijk genoegen moeten ne
men met een zo billijk mogelijke verdeling van de be
schikbare woonruimte. Spr. is het eens met de heer
Kamstra, dat niet altijd daar gevorderd wordt, waar
het mogelijk is. Er zijn, naar spr. meent, nog genoeg
woonruimten, die onbenut worden gelaten; één of twee
personen wonen dan in een huis, waar nog één of twee
gezinnen bij konden, zonder dat de geneesheren bang
zouden behoeven te zijn voor een zenuwoverspanning
of iets dergelijks.
Spr. zou ten slotte nog een suggestie willen geven
t.a.v. een aantal gevallen van grote gezinnen in onze
gemeente, die behoren tot de z.g. crepeergevallen,
welker behandeling steeds uitgesteld wordt. Hij meent,
dat men bij het maken van nieuwe projecten ook wo
ningen voor gezinnen van meer dan 10 personen moet
ontwerpen.
De heer Wiersma verwondert het niet. dat na de
suggesties, die hedenmorgen t.a.v. het verdelen van
woonruimte bij de alg. beschouwingen' reeds zijn ge
geven, dit punt vanmiddag opnieuw de aandacht vraagt.
De heer V. d. Vlerk heeft het weer gehad over de
samenstelling van de commissie, belast met het uit
brengen van advies aan B. en W. i.z. de verdeling van
woonruimte. Deze is al eens eerder door hem in de raad
ter sprake gebracht en spr. heeft er toen reeds op ge
wezen, dat de heer V. d. Vlerk eigenlijk de politieke
schakering van de commissie op het oog had. Dit is
echter geen politieke commissie. Spr. zou er ook thans
op willen wijzen, dat die commissie, uit politiek oogpunt
bekeken, wel zeer heterogeen is samengesteld. Spr. ziet
echter niet in waarom daarin verandering zou moeten
komen. Hoe heterogeen de commissie in dit opzicht
echter ook is samengesteld, het verheugt spr. te kunnen
zeggen, dat ze, ondanks haar zo ontzettend zwaar en
moeilijk werk, deze taak in grote eensgezindheid ver
richt. En dat is het, wat haar werk iets gemakkelijker
maakt. Zou dat niet het geval zijn, dan zou haar werk
helemaal ondoenlijk zijn. Spr. wenst te herhalen wat hij
ook het vorige jaar heeft gezegd, n.l. dat hij voor zich
Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 15 Februari 1949.
45
elf er van overtuigd is, dat de commissie ook elk
d afzonderlijk met grote zorg vervuld is voor een
o billijk en rechtvaardig mogelijke verdeling der woon-
uimte. Dat wil echter niet zeggen, dat het werk van de
ommissie feilloos is; hoe zou dat mogelijk zijn bij een
o ontzaglijk moeilijk vraagstuk? De situatie is lang
zamerhand zo geworden, dat- spr. gerust mag zeggen,
dat men van alle kanten de commissie tracht te be-
iriegen en verkeerde voorstellingen te geven. Dat zijn
actoren, waarmede zij de laatste tijd rekening heeft te
ouden. Spr. wil dan ook erkennen, dat er onder de
ruk van die omstandigheden wel eens fouten worden
gemaakt. Het eigenaardige is, dat, als men de vele cri-
iek. die in onze gemeente op dit zware werk wordt
uitgeoefend, gaat onderzoeken, zoals dat door leden
van de commissie wel eens is gebeurd, er van die critiek
vrijwel niets overblijft. Spr. heeft onlangs een verga
dering meegemaakt de weth. v. Openb. Werken
weet daarvan waar gesproken werd over de volks
huisvesting in het algemeen, maar waar ook de woon
ruimteverdeling in betrokken werd. Er werden daar tal
van grieven aan het adres van B. en W. en de betrokken
commissie geuit en men noemde daarbij bepaalde ge
vallen. Spr. heeft toen het moge formeel onjuist ge
weest zijn verschillende van die gevallen onder de
loupe genomen, omdat hij precies wist hoe die zaken in
elkaar zaten. Er zou bijv. een pand verbazend lang
hebben leeggestaan. Is dat geen schande? werd ge
vraagd. Spr. kon toen aantonen, dat de eigenaar zich
had verzet tegen de verdeling der woonruimte, zoals
het gemeentebestuur het zich had gedacht. Spr. is blij,
dat er hier ter stede een commissie is om deze moeilijke
taak te vervullen. Het is geen wonder, dat er critiek is.
De huisvesting van vele gezinnen is vreselijk. Tal van
gezinnen hebben nog nooit woonruimte gevonden. En
kele honderden gezinnen de allerondragelijkste ge
vallen kan men een plaats bezorgen en deze zijn dan
zeer dankbaar, maar honderden anderen oefenen critiek
uit, want dezen menen, dat hun geval urgenter is en
dat zij meer rechten kunnen laten gelden. De heer V. d.
Vlerk heeft even op die critiek gewezen. Ook heeft
spr. onlangs een persoonlijk gesprek over deze kwestie
met hem gehad. Op grond daarvan gelooft spr.. dat de
heer V. d. Vlerk vanmorgen de critiek heeft weerge
geven, zoals men die ook wel in de stad hoort; dat hij
die critiek niet voor zijn rekening nam, verheugt spr.
De heer V. d. Vlerk heeft inderdaad gelijk: men gaat
in de stad als volgt redeneren: ,,Er wordt met grote
willekeur gehandeld ,,B. en W. durven de rijken niet
aan", enz. Spr. weet, dat de heer V. d. Vlerk aan al
die geruchten niet veel aandacht schonk, omdat hij zeer
goed wist, waar die critiek uit voortkwam. Spr. zou
gerust het beleid van het college voor zijn rekening
willen nemen, maar dat wil niet zeggen, dat nooit eens
een fout gemaakt zou zijn. De heer Kamstra is begonnen
met op te merken, dat de toestand ook voor al degenen,
die belast waren met de oplossing of regeling van dit
vraagstuk, vrijwel ondragelijk is geworden en spr. is
zeer gevoelig voor die erkenning. Hij durft gerust zeg
gen, dat in de allereerste plaats de betrokken wethou
der. maar ook het college van B. en W. en de leden
van de commissie een ontzettend moeilijke, bijna on
dragelijke taak in dezen hebben.
De heer Kamstra heeft er ook op gewezen, dat mis
schien zou kunnen worden overgegaan tot meerdere
samenwoningen. Spr. erkent, dat deze gedwongen sa
menwoningen op het ogenblik onvermijdelijk zijn, maar
men mag niet blind zijn voor de morele gevolgen hier
van. Spr. wil niet in de eerste plaats aandringen op
samenwoningen, maar op bouwen. Er kan niet te veel
worden gebouwd. Elke cent, die in de woningbouw kan
worden belegd, moet er in worden gestoken. Het college
zal dit ook inderdaad doen, daarvan is spr. overtuigd.
Ook de heer Schootstra heeft er op aangedrongen,
de woningbouw zo effectief mogelijk te maken. Volg
desnoods een ander systeem, meende hij, en noemde
daarbij speciaal het duplex-type. Spr. is benieuwd, wat
hierop geantwoord zal worden. Hij durft gerust te zeg
gen, dat dit het allerbeste middel zal zijn, om zoveel
mogelijk woningen te verkrijgen.
Wat betreft de opmerking, dat de grootste gebouwen
niet worden belast met samenwoning, dat is bekend.
De commissieleden weten het allemaal. Er zijn inder
daad heel grote gebouwen, waarin geen samenwoning is.
De samenwerking tussen het college van B. en W.
en de commissie is uitstekend, het advies van de com
missie wordt bijna altijd door B. en W. gevolgd. De
laatste tijd werd de commissie overstroomd met dokters
attesten van gewone huisartsen. Zij meende hieraan
geen aandacht meer te moeten schenken, maar alleen
te moeten afgaan op het oordeel van de directeur van
de G.G.D., dr. Wiebenga. Deze heeft in al die attesten
een grote opruiming gehouden. Maar er zijn ook ver
schillende grote huizen, waarin geen samenwoning kan
worden opgelegd, omdat b.v. geneesheren, predikanten,
rechters enz. door de landsregering vrijgesteld zijn. Daar
kunnen B. en W. dus niets aan doen. Hij wil er verder
niets meer van zeggen, hij twijfelt er niet aan, of de
wethouder zal hierop namens het college wel ingaan.
T.a.v. de meerdere samenwoningen wil spr. nog
wijzen op de maatregelen, die bij het college in voor
bereiding zijn. Het wil b.v. twee alleenwonende oude
vrouwen, die in dezelfde buurt wonen, bij elkaar plaat
sen, om zodoende weer een huis vrij te krijgen. Nu
wemelt het op het ogenblik in de stad al van critiek
op deze voorgenomen handelwijze; men vindt het on
geoorloofd dit die mensen op hun oude dag aan te doen.
Het is echter erg gemakkelijk te zeggen hoe het niet
moet, maar laat men dan eens middelen aan de hand
doen, waarop niets te zeggen valt. Inderdaad is het
moeilijk, maar er blijft niets anders over.
Naar spr.'s mening is nu de tijd voorgoed gekomen,
dat helaas niet meer kan worden gerekend op de mede
werking van een heel groot gedeelte van de burgerij.
Hij meent, dat het gemeentebestuur in zijn maatregelen
lankmoedig genoeg is geweest, maar dit nijpende vraag
stuk dringt zo diep in, dat alle mogelijke medewerking
verleend moét worden, om de honderden, die in zulke
benarde omstandigheden leven, dat het nauwelijks kan
worden beschreven, te helpen. Er dient tot straffer
maatregelen te worden overgegaan, ook ten opzichte
van de samenwoning.
Evenals de heer De Groot is spr. van mening, dat
van de zijde van de dienst moet worden nagegaan of
nog meer huizen geschikt zijn voor samenwoning. Er
zijn mensen, die, omdat ze 2 jaar geleden controle heb
ben gehad, menen, dat ze vrij zijn, maar het kan heel
goed zijn, dat thans tot een andere conclusie wordt ge
komen. Spr. meent, dat er opnieuw ernstig moet wor
den onderzocht of de soorten van huizen, die in aan
merking komen voor samenwoning, kunnen worden uit
gebreid. Dat is een noodzakelijkheid, die de ernstige
toestand oplegt.
Spr. zou het college dringend in overweging willen
geven de gevraagde straffere maatregelen te nemen.
Tenslotte nog een vraag over de betreffende dienst.
Is deze voldoende ingesteld op de omvangrijke taak, die
het gemeentebestuur in dezen heeft en heeft hij het
voldoende onder de knie om alle moeilijkheden enigszins
op te lossen?
Hierna wordt de vergadering geschorst.
Om 19.30 uur wordt de vergadering voortgezet.
Thans ook afwezig de heer Heeringa.
De heer Beeksma (weth.) wil in de eerste plaats de
raadsleden dank zeggen voor de wijze, waarop ze deze
zaak hebben behandeld. Het doet spr. en ook de amb
tenaren goed, dat er ten minste in de raad begrip is
voor de moeilijke positie van degenen, die de woon
ruimteverdeling zo billijk mogelijk tot stand brengen.