28 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 15 Februari 1949. De Voorzitter dankt namens het college alle leden, die hun waardering voor het beleid van B. en W. hebben geuit. Het spreekt vanzelf, dat zij voor deze woorden zeer erkentelijk zijn. Spr. zou de raad thans het volgende willen voor stellen i.z. de orde. De weth. van Fin. zal n.a.v. de financiële beschouwingen, die een algemeen karakter droegen, namens B. en W. spreken. De vragen, die geuit zijn in verband met de werkloosheid en de plan nen van B. en W. te dien aanzien, vragen ook van algemene aard, zullen door de weth. van Openbare Werken worden beantwoord. De beantwoording der vragen over de massajeugd en het jeugdwerk in het algemeen zal spr. overlaten aan de weth. van Soc. Zaken. Op enkele andere vragen zal hijzelf antwoor den, zoals op die van de heren Posthuma, Kamstra en De Jong over in het algemeen gesteld de ver houding van B. en W. tot de raad, de kwestie van de straatnamen, over de door de heer De Groot aange roerde uitlating i.z. het werkloosheidspercentage en over de toezending der raadsstukken aan de leden van de raad. Spr. gelooft, zo wel de algemene punten te hebben bijeengezocht. Bij de verschillende hoofdstukken en posten zou hij de opmerkingen i.z. woningbouw, scholenbouw en erfpacht beantwoord willen zien door de weth. van Openb. Werken, die i.z. het kleuteron derwijs en het studiefonds door de weth. van Onder wijs en die betreffende de verdeling der woonruimte en de kwestie der E.V.C. door de weth. van Soc. Zaken. Hiermede meent spr. het gehele plan der be antwoording te hebben weergegeven. Spr. wil thans het woord verlenen aan de weth. van Fin. De heer Geerts (weth.) zegt, dat er door verschil lende leden op gewezen is, dat, nu er voor de eerste keer, dat de gemeente weer een sluitende begroting heeft, het verschil tussen deze begroting en die van 3 jaar geleden heel belangrijk is. Ook het verschil met de begroting van verleden jaar is nog vrij belangrijk. Zoals bekend is, komen de inkomsten van de gemeente voor dit en het volgende jaar nog voor een groot deel van de uitkeringen uit het Gemeentefonds. Dit fonds wordt gevoed door stortingen van een bepaald percentage van vrijwel alle rijksbelastingen. Doordat deze belas tingen rijkelijk gevloeid hebben, heeft Leeuwarden over 1948 op verschillende uitkeringen 10 meer ontvangen dan het geraamde bedrag. B. en W. hebben ook be richt gekregen, dat de algemene- en bijzondere uitke ring voor het jaar 1949 20 hoger zijn geraamd. Deze hogere raming brengt op in totaal een bedrag van 400.000,extra. Verder is nog een voordelig ver schil met het vorige jaar, dat de belastinguitkering 50.000,- hoger is geraamd, waartegenover echter staat, zoals de heer Wiersma reeds opmerkte, dat de personele belasting lager moest worden geraamd, door dat Leeuwarden te dien opzichte in een lagere klasse is geplaatst. De ondernemingsbelasting zal 123.000, meer opbrengen. Voorts is nog een meevaller, dat het nadelig saldo van de Gemeentereiniging 100.000, lager is, waarschijnlijk een gevolg van de verdere mechanisering van de dienst en van de verhoging der tonnenbelasting. De uitgaven voor M.H. zijn 60.000,lager, vergeleken bij de raming over 1948. Het totale voordelige verschil bij de raming over 1948 bedraagt ongeveer 680.000,Hiertegenover staan enkele nadelen. De winst van het G.E.B. is 75.000, lager, het verlies op de Gasfabriek is 17.000,hoger geraamd. Verder wordt meer uitgegeven aan hogere lonen en salarissen, voor zover niet in de bedrijfsuit- komsten tot uiting komende, maar in Hoofdstuk II van de Gemeentebegroting te vinden, 24.000,Er viel bij de opzet van deze begroting echter te rekenen met een voordelig saldo van 545.000,Het is een kwestie van langdurig en ernstig overwegen geweest, wat met deze 545.000,moest gebeuren. B. en W. hadden ze kunnen besteden aan snellere aflossing van het geaccumuleerde tekort, zoals de heer Wiersma het had gewild. Zij meenden dit niet te moeten doen. Zij hebben in de eerste plaats op .Onvoorzien" een be hoorlijk groot bedrag uitgetrokken. Tot dusverre was dit een bedrag van 25 cent per inwoner. Nu is dit op ongeveer 2,per inwoner gesteld. Oorspronkelijk was „Onvoorzien" voor 1949 op 161.000,gesteld. Verder hebben B. en W. gemeend, dat de achter stand t.o.v. onderhoud wegen en plantsoenen, gedu rende en na de oorlog ontstaan, moet worden inge haald. Voor onderhoud van straten en pleinen is 130.000,meer geraamd dan in 1948. Verder waren er nog verschillende wensen op onder wijsgebied. Voor verlichting en verwarming van lagere scholen is 15.000,meer uitgetrokken. Voor een studiefonds is 10.000,— geraamd, voor verbetering van sportterreinen is 40.000,meer, voor straatver lichting 20.000,en voor de brandweer 20.000, extra geraamd. Het college heeft gemeend, dat de gel den zo het beste besteed waren. De aandacht van de raadsleden is al gevallen op de vrij hoge post voor onvoorziene uitgaven. Deze is zo hoog uitgetrokken, omdat in de loop van het jaar verschillende tegen vallers kunnen komen, waarbij gedacht is aan een eventuele derde loonronde, die misschien niet gewenst, maar toch niet onmogelijk is. Verder is in de grenswij zigingsbeschikking 1944 een bepaling opgenomen, dat Leeuwarderadeel gedurende een beperkt aantal jaren een jaarlijkse uitkering van Leeuwarden moet hebben. Dit bedrag is wel vrij laag, maar de begroting moet er toch ruimte voor geven. De meerdere bedragen die zullen worden uitgegeven voor het inhalen van de achterstand op het onderhoud van wegen 130.000,en voor verbetering van sportterreinen 40.000,betreffen uitgaven, waar van het nut langer strekt dan over 1 jaar. Theoretisch zouden deze dus als kapitaalsuitgaven beschouwd kun nen worden en er zou dus voor kunnen worden geleend. Dit heeft het college niet gedaan, waardoor hetzelfde effect bereikt wordt als van de door de heer Wiersma gevraagde snellere aflossing van de oude tekorten. In de Aanbiedingsbrief is gezegd, dat de begrotings positie vrij gunstig is. Er is heel uitdrukkelijk niet ver meld, dat zij gunstig is. Met de term „vrij gunstig" is ze naar de mening van B. en W. goed gekwalificeerd. Zij hebben dit speciaal gedaan, omdat de gunstige re geling van de financiële verhouding voorlopig nog maar voor het volgende jaar zal gelden. In daarop volgende jaren kan het wel weer heel anders zijn. Spr. heeft geprobeerd enige cijfers te verzamelen, waaruit kan worden nagegaan welk gedeelte van de inkomsten uit de gemeentelijke belastingen komen. Dit zijn dezelfde cijfers die de heer V. d. Vlerk, die over „inside information" beschikte, ook gebruikt heeft. In 1929 brachten de gemeentelijke belastingen 69,6 van de totale inkomsten op. In 1939 was dit 22,2 en in 1949 17,7 De inkomsten uit het gemeentefonds bedroegen in die jaren resp. 6,6 20,8 en 47,4 van het totaal. Voor de opcenten op de rijksbelastingen zijn de overeenkomstige percentages: 12,6, 14,5 en 13,6 voor de ondernemingsbelasting: 1,1, 1,5 en 14,3, winsten bedrijven: 10,1, 15 en 7. De conclusie, die uit deze cijfers getrokken kan wor den, is, dat de gemeente in de toekomst geheel afhan kelijk is van de uitkeringen van het Rijk. Ook na 195C is er dus geen enkele mogelijkheid om de eigen in komsten zo te verhogen, dat enige invloed van belang op het totale begrotingsbeeld wordt verkregen. Er zou b.v. geprobeerd kunnen worden om de eiger belastingen te verhogen met, laat zeggen, 25 De gehele begroting wordt hierdoor slechts beïnvloed me \x/2 De winst van de bedrijven kan alleen door tariefsverhoging worden vermeerderd. Dit zou ook een Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 15 Februari 1949. 29 verkapte belastingverhoging en dus een aanslag op het levenspeil der bevolking betekenen. Spr. komt tot de slotsom, dat er in de toekomst voor zichtigheid is geboden bij het doen van nieuwe uitgaven en ook nu al moet er voor gezorgd worden, de begro ting niet te belasten door het nemen van maatregelen, die de inkomsten achteruit zouden doen gaan. Spr. heeft verder nog gemeend een vergelijking te moeten maken tussen de inkomsten wegens gemeente lijke belastingen van Leeuwarden en die van enige andere gemeenten. Toevallig had men op het Stadhuis de beschikking over de begrotingen van Nijmegen, Til burg en Den Haag. In Nijmegen is de opbrengst van de gemeentelijke belastingen voor 1949 14,6 van het totale inkomstenbedrag, in Tilburg 13,8 en in Den Haag 16,6 Hieruit blijkt wel, dat Leeuwarden met de gemeentelijke belastingen volkomen aan de top staat, zodat voor de toekomst verhoging wel zeer moeilijk zal zijn. Verder ingaande op de vraag van de heer Wiersma, of het geaccumuleerde tekort dit jaar op hetzelfde bedrag als verleden jaar geraamd zal worden, n.l. 2.095.000,antwoordt spr., dat op het ogenblik nog niet bekend is, hoe groot het wordt, maar het zal in geen geval het genoemde bedrag overschrijden. Niet bekend is ook welk gedeelte hiervan door het Rijk voor zijn rekening zal worden genomen. Wel wordt volgens verschillende berichten in tijdschriften verwacht, dat dit 40 zal zijn. Op zichzelf is het dus ook niet on billijk, dat het Rijk een bepaalde heffing in eens gedaan heeft om de oude tekorten te dekken. Verder is gevraagd, of het niet wenselijk zou zijn te komen tot een snellere aflossing van de tekorten dan in 30 jaar. Spr. meent, dat dit niet nodig is. Hij moet voor een uiteenzetting teruggrijpen op enige cijfers, die gedeeltelijk ook al door de heer V. d. Vlerk zijn genoemd, zoals bijv. het bedrag van 212,10 voor de schuld der gemeente voor 1949 per inwoner. Spr. heeft dit bedrag vergeleken met dat voor andere gemeenten. Hij had gegevens ter beschikking, die voorkomen in de Statistiek der Gemeentefinanciën. Pas verschenen is de statistiek over 1944/1946. In de daarin voorkomende groep van gemeenten met 50—100.000 inwoners, waarin ook Leeuwarden valt, was de gemiddelde schuld per inwoner 302,50. Leeuwarden heeft dus een belangrijk lager schuldgemiddelde, terwijl het aantal inwoners: 75.000, toch ver boven het gemiddelde der groep ligt. Er doet zich n.l. dit verschijnsel voor, dat de schuld per inwoner evenredig is aan de grootte der gemeente. Leeuwarden zou dus hoger moeten liggen. Door conversie en door andere maatregelen ligt ons rentepercentage bovendien zeer laag. Nu de conversie afgelopen is, is het gemiddelde rentepercentage 3,15 en dit is wel zeer gunstig. B. en W. hebben daarom ge meend, dat het geen zin had tot snellere aflossing van de tekorten over te gaan. De heer Posthuma vraagt, wanneer gepauzeerd wordt. De Voorzitter heeft er nog niet aan gedacht. Hij wil thans wel tot de middagpauze overgaan, maar hij meent, dat het de bedoeling van de raad, evenals van B. en W. is, om vandaag klaar te komen. Daarom stelt hij voor, dat de weth. van Openb. Werken eerst nog de alg. beschouwingen zal beantwoorden. De heer Witteveen (weth.) bevreemdt het, dat, nu men nog sinds kort met de wederopbouw is begonnen, reeds van verschillende zijden vrees voor dreigende werkloosheid wordt gehoord. Hij wil graag toegeven, dat economische inzinkingen werkloosheid ten gevolge kunnen hebben. Uiteindelijk ziet hij het echter zo, dat het zelfs bij ernstige economische inzinkingen altijd nog voordeliger is mensen te laten werken dan niets te laten doen en aangezien er in ons zwaar geteisterd land nog een zo groot aantal objecten en nog zoveel werk is, dat om uitvoering roept, kan spr. zich haast niet indenken, dat hier een werkelijk grote werkloosheid zal ontstaan. Spr. voor zich is niet bereid dit aan te nemen. De door de secretaris van het Ned. Planbureau geopperde ge dachte, waarop de heer De Groot even zinspeelde en die ook spr. hem heeft horen uiten, zou hij niet tot de zijne willen maken, maar daar staat weer tegenover spr. wil dit er direct aan toevoegen dat deze inleider uitging van een bepaald werkloosheidspercen tage, dat er nu is en dat gering is. Genoemde spr. zei toen, het zelfs niet erg te vinden, als dit percentage iets hoger zou worden. Spr. deelt die mening niet. Hij meent, dat ten koste van alles werkloosheid moet wor den voorkomen. Hij ziet niet in, waarom dat niet mo gelijk is. Een andere vraag is, of het gemeentebestuur van Leeuwarden bij machte zal zijn de werkloosheid ter plaatse te ontlopen en te zorgen, dat er voldoende werk in voorbereiding is, want per slot van rekening is het gemeentebestuur hierin allereerst afhankelijk van de houding van Den Haag. Het gemeentebestuur heeft n.l. niet de beschikking over geldsbedragen voor het uitvoeren van werken, zoals het dat zelf zou willen. Met betrekking tot investering van geld in openbare werken, als hier bedoeld, dreigt een vrij grote centra lisatie. Zou deze inderdaad worden doorgevoerd, dan zou men min of meer moeten afwachten wat Leeu warden wordt toegewezen. Spr. hoopt, dat dit niet het geval zal zijn en dat de gewesten in dezen een belang rijke stem zullen houden; zij toch kunnen het beste be oordelen wat voor hen van belang is en welk werk het beste past in het kader van de werkzaamheden, die zich eventueel zullen voordoen. Spr. kan wel zeggen, dat B. en W. hoewel zij zich niet ernstig bezorgd maken over de komende werk loosheid, toch in ieder geval dit vermeende probleem als alternatief al meermalen onder ogen hebben gezien. Er zijn daartoe al bepaalde begrotingsposten gemaakt en er is een bepaald programma opgezet. Spr. zou en kele werken daarvan willen noemen, die thans binnen afzienbare tijd tot uitvoering moeten komen, n.l. de weg WargaLeeuwarden, een uitermate mooi object, zeer arbeidsintensief en in de nabije toekomst noodzakelijk voor de uitbreiding der stad. Uitbreiding van het aantal sportterreinen is voor onze stad in het geheel geen luxe en ook zeer arbeidsintensief werk. Bovendien brengt stadsuitbreiding ook stratenaanleg mee. Leeuwarden heeft n.l. geen bouwrijpe terreinen meer, dus als er gebouwd zal worden, zullen er ook straten moeten worden aangelegd. Belangrijke openbare werken staan dus op stapel. Spr. gelooft dan ook, als het gemeente bestuur althans door Den Haag niet al te erg beknot wordt, men zich geen al te grote zorgen behoeft te maken. Eventuele werkloosheid van niet te grote om vang zal met deze werken zeer zeker kunnen worden opgevangen. Hierna wordt de vergadering geschorst. Te 14 uur wordt de vergadering voortgezet. Aanvankelijk mede afwezig de heer V. d. Schaaf. De heer Beeksma (weth.) antwoordt de heer Kam stra, die over het deelnemen van een vertegenwoordiger van de E.V.C. aan het G.O. en de vergaderingen der dienstcommissies heeft gesproken; deze beweerde, dat B. en W. het vorige jaar bij de alg. beschouwingen op een opmerking i.z. uitsluiting van de E.V.C. zouden heb ben geantwoord, dit in overweging te zullen nemen. Hier is een klein misverstand in het spel. De heer Kam stra heeft uit genoemd antwoord opgemaakt, dat in over weging zou zijn genomen de E.V.C. uit te sluiten. Het is echter zo, dat B. en W. de kwestie als zodanig in nadere overweging zouden nemen. Hoe het ook zij, voor uitsluiting van de E.V.C. is een wijziging van het Reg lement voor het G.O. nodig. Immers, er staat in het Reglement voor de Dienstcommissies, dat:

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1949 | | pagina 7