104
Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 6 September 1949.
Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 6 September 1949. 105
het uitoefenen van het grondwettelijk recht om de ge
meentelijke huishouding mee te besturen. Spr. c.s. zullen
dan ook geen enkele verantwoordelijkheid dragen voor
het vormen van dit college. Zij zullen daartegen die
maatregelen treffen, welke nodig zijn om het raadswerk
naar belofte te kunnen vervullen.
De heer Kamstra zegt, dat er straks, als de verkiezing
zal verlopen, zoals wordt voorgesteld, een bredere
groepering in het college van B. en W. komt dan in
het voorgaande. Het constateren van dat feit doet spr.
c.s. genoegen, ofschoon zij volkomen begrijpen, dat het
voor de P.v.d.A. een offer heeft betekend om hiertoe te
komen; spr. mag dan ook de partij prijzen, die, ondanks
de moeilijkheden, de billijkheid in het oog vattende,
dit besluit heeft durven nemen. Uit de genoemde namen
valt op te maken, dat er aanstonds zullen komen twee
wethouders van de P.v.d.A., één A.R. en één van de
V.V.D. Spr. gelooft, dat niemand in deze vergadering
er bezwaar tegen zal hebben, dat de P.v.d.A. twee zetels
in het college zal innemen, evenmin als dat het geval
zal zijn met de zetel, die de A.R. ook nu weer zal be
zetten. Hij zou zich echter op een leugen moeten be
trappen, als hij zou zeggen, dat het hem voor 100
genoegen zou doen, dat iemand van de V.V.D. straks
tot wethouder wordt gekozen. Liever had hij gehad, dat
een van de rechtse partijen die plaats had kunnen in
nemen; de rechtse partijen evenwel hebben niet het aan
tal raadszetels kunnen behalen als de V.V.D. Dus vindt
spr. en dat vinden ook zijn fractiegenoten dat het
billijk is, dat de in opvolging grootste partij straks de
vierde zetel zal worden toegewezen. Als dit college zal
zijn gevormd, hebben spr. c.s. daar de beste verwach
tingen van, omdat zij met genoegen en zeer grote be
langstelling het werk van het vorige college hebben ge
volgd. Drie oude namen ziet men weer terug. Over deze
personen behoeft niets gezegd te worden. Zij hebben
al getoond wat ze waard zijn. Wat de vierde man be
treft, deze is op dit terrein een onbekende voor de raad.
Maar hij is een vertegenwoordiger van de partij, die
in haar vaandel de naam democratie voert. Spr. hoopt,
dat de heer Pols, wanneer hij tot de functie van wet
houder komt, de democratie ook op die plaats mede zal
helpen doorvoeren in het gemeentelijk beleid en dat hij
zal passen in het nieuwe team. Spr. mag dan ook namens
zijn fractie verklaren, dat zij de genoemde candidaat zal
steunen en hij hoopt, dat deze candidaat, verkozen zijnde,
veel zal mogen doen in het belang van de gemeente
Leeuwarden en de belangen van alle groepen der be
volking in het oog zal houden, vooral t.a.v. die zaken,
waarvoor nog geen wettelijk recht bestaat, maar ten
opzichte waarvan de billijkheid in elk geval gelijke be
handeling eist van allen, die zich burgers van de ge
meente Leeuwarden noemen.
De heer Zittema spijt het, dat de eerste woorden, die
hij in deze raad zal zeggen, woorden van teleurstelling
zijn.
Er is hier gesproken van overleg omtrent dit punt
in een vergadering van fractievoorzitters. Spr. is op die
vergadering geweest, maar daar was geen sprake van
overleg. Het bleek hem toen, dat de wethouderszetels
in principe reeds verdeeld waren. Spr. heeft op die ver
gadering gezegd, dat het z.i. hoffelijker en beleefder ge
weest was, wanneer men de fractievoorzitters van de
C.H.U. en de K.V.P. een briefje had thuis gestuurd met
de mededeling, dat de zaak reeds haar beslag had ge
kregen en dat vergaderen niet meer nodig was. Hij kan
er niet anders in zien dan een achteruitzetting en een
negéring van de minderheidsgroepen, dus zowel van de
K.V.P. als van de C.H.U. en daarom uit hij zijn teleur
stelling. Men herinnert zich nog wel uit de historie, dat
eens het „grote'' woord is gesproken: „Dan moeten wij
de minderheden maar onderdrukken'' en de laatste jaren
is het inderdaad zo geweest, dat de minderheden niet
konden horen of zien wat beslist was. Daarom heeft
deze geste spr. c.s. pijn gedaan. Nu staat men vanavond
voor een voldongen feit; men moet aanvaarden, wat
1 van de genoemde vergadering tot de raad komt. De
heren, die op die vergadering aanwezig waren, zullen
nog weten, dat spr. toen onder zeer grote reserve heeft
gezegd, dat hij op deze situatie terug zou komen, daar
ze hem droevig teleurstelde. Er is toen de gedachte ge
lanceerd: de V.V.D. heeft in concreto de grootste winst
behaald; ze heeft nu vier zetels in de raad, dus gaat het
als vanzelfsprekend de kant van de vierde wethouders
zetel uit. Spr. is daar echter niet zo zeker van, want
bij de verkiezingsuitslag liep het voor de V.V.D. over de
snee van een scheermes of zij al of niet de vierde raads-
zetel zou krijgen. Het scheelde maar heel weinig
een of twee stemmen of de K.V.P. had een vierde
zetel gehaald. Het gaat spr. dus te ver om te zeggen:
Omdat de V.V.D. vier raadszetels heeft gekregen, komi
haar de vierde wethouderszetel in feite toe. Spr. moet
eerlijk zeggen, dat de verschuiving naar die zijde zijn
hart niet heeft, gezien ook het verleden van de Leeu
warder raad op bepaalde punten en dan bedoelt hij daar
o.a. mee het kleuteronderwijs. Het blijkt, dat bepaalde
groepen in de raad toch wel een gemeenschappelijk
belang hebben. Vroeger sprak men van rechts en var
links. Spr. zegt nu liever: een bepaalde zijde en eer
andere zijde. In dit verband had de C.H.U. heel graac
gezien, dat een wethouder uit het rechtse kamp naa
voren was geschoven. Men zal zeggen: dan zouden di
verhoudingen scheef komen te liggen. Maar als drr
zetels worden begeerd uit een groep van 20 raadsleden
dan mag toch een groep van 13 raadsleden wel aan
spraak maken op twee zetels. Spr. gelooft niet, dat d
verhoudnigen dan scheef liggen. De c.h. fractie kan
slecht meegaan in deze gang van zaken en meent oo
niet overstag te moeten gaan. Daar er namen genoemd
zijn, wil spr. namens de c.h. fractie voor de vierd
zetel de naam noemen van de heer A. Witteveen.
Spr. eindigt met te zeggen, waarmede hij ook is be
gonnen. n.l., dat het hem van harte leed doet, dat zij
eerste rede in deze raad een philippica moest zijn.
Overigens wil hij wel verklaren, dat hij deze zaal niet
gaarne ziet als een kampplaats der geesten, maar wi 1
als een werkplaats, waarin constructieve arbeid worct
verricht tot heil van de Leeuwarder gemeenschap.
De heer W. C. Dijkstra informeert, of het mogeli
is in tweede instantie het woord te voeren.
De Voorzitter vraagt, daar er geen college is, d t
heeft te antwoorden, of er iemand is, die in tweece
instantie het woord verlangt.
De heer W. C. Dijkstra wenst even in te gaan op
wat door de heer Zittema is gezegd n.a.v. het voor
overleg. Voor de historie is het, zo gelooft spr., goed,
vast te stellen, dat minderheden niet zijn onderdrui t.
In de bewuste bespreking is te kennen gegeven, dat
drie fracties, n.l. die van de P.v.d.A., de A.R. en de
V.V.D. t.a.v. de toekomstige verdeling der wethoude s-
zetels hun standpunt hadden bepaald. Dat standpunt is
daarna uiteengezet en er is aan de rest der aanwezig.-n
gevraagd hun standpunt daar tegenover te stellen, op
dat kon blijken welke het beste was. De suggestie, d( or
de heer Zittema gedaan, alsof de kleine fracties net
gehoord zijn, is bepaald onjuist.
Het zal de raad zijn opgevallen, dat spr. zich in eer te
instantie heeft bepaald tot drie wethouderszetels en o er
de vierde heeft gezwegen. Hij is nu genoodzaakt cok
over deze vierde zetel iets te zeggen en wel naar a in
leiding van de candidaatstelling door de V.V.D.
Bij de voorbesprekingen omtrent de bezetting van de
vierde zetel is door de P.v.d.A. te kennen gegeven, cat,
gelet op de stemmenverhouding in de raad, de V.V D
als in sterkte de derde fractie recht zou kunnen d en
op de vierde zetel. Blijkens de verklaring echter,
door de heer V. d. Veen afgelegd, heeft het overleg
op een voornaam onderdeel niet beantwoord aan de
verwachtingen, die men daarvan redelijkerwijze mocht
ko teren. De fractie van de P.v.d.A. acht dit feit van
zow el belang, dat zij genoodzaakt is te verklaren, zich
tde vierde zetel aan generlei afspraak meer ge-
bo >den te achten en dat zij haar stem zal bepalen in
het licht van de nu ingetreden omstandigheden.
e heer Wiersma zou zich namens zijn fractie weer
I kunnen aansluiten bij de woorden van de heer Dijkstra.
P zojuist door deze en door spr. afgelegde verklarin-
p golden voor de eerste drie zetels; over de vierde
j he; oen zij zich niet uitgesproken.
Iet is misschien de naar spr.'s mening niet erg
du delijke verklaring van de heer V. d. Veen ge-
v "st, welke aan de heer Kamstra aanleiding heeft
c .even om te spreken, zoals hij heeft gedaan. Dat
.vondert spr. niets, want de woorden van de heer
V d. Veen konden zeer zeker tot onjuiste conclusies
I leiden.
Vaar de zaak zo staat en de sterkste fractie die met
I sp c.s. bij het overleg betrokken is geweest, de ver-
ki mg aflegt, dat zij zich ten opzichte van de vierde
fi ze' 1 niet gebonden acht, willen spr. c.s. deze verklaring
I vo pen. Ook zij gevoelen zich t.a.v. het overleg over
di vierde zetel thans niet meer gebonden.
pr.'s voorganger heeft enkele woorden gewijd aan
v andere sprekers hebben gezegd, speciaal aan dat-
I ge e, wat door de heer Zittema naar voren is gebracht.
I Ook spr. wil daar aanstonds op terugkomen.
Mlereerst echter wil hij zich aansluiten bij de uit-
L :ng van de heer Kamstra, dat het in de P.v.d.A. te
p izen valt, dat zij bij het overleg bereid bleek te zijn
i d e zittingsperiode in te gaan met twee wethouders
n haar zijde. Daar kan men waardering voor hebben,
v nt, om eerlijk te zijn, hoewel ook naar de mening
v, n de P.v.d.A. een meer billijke verdeling van de wet-
h ;derszetels te prefereren is, kan spr. zich toch voor
st len, dat het niet gemakkelijk valt om het eens ver-
k gene prijs te geven.
Spr. zou thans in kunnen gaan op de woorden van
di heer Beuving. Maar het feit, dat de voorzitter van
<1 sterkste fractie daaraan geen aandacht heeft ge-
sconken, geeft -hem neiging deze te volgen. De heer
j Beuving weet hoe spr. c.s. tegenover de communisten j
st, in. Van het begin van de vorige zittingsperiode af
he ben zij dit uitdrukkelijk laten uitkomen en er de
jat n door naar gehandeld. Zolang de C.P.N. alle on- 1
dc ocratische handelingen in het Oosten goedkeurt en
pi pageert, zullen zij nooit en te nimmer bereid zijn een
an er standpunt in te nemen dan dat. De C.P.N. heeft
dis alles aan zich zelf te danken.
Sanneer de heer Beuving spreekt over ondemocra-
tische handelingen, wijst spr. er op, dat alles, wat zich
principieel stelt tegenover de machthebbers in het Oos-
tei wreed wordt neergeslagen. Hierbij wil hij het laten.
r rest hem nog aandacht te schenken aan het be
ten van de heer Zittema. Deze sprak er van, teleur-
ge eld te zijn over het door andere woordvoerders
ge oemde overleg. Hij meende, dat dit geen overleg is
ge eest, omdat vooraf in principe de verdeling reeds
ha plaats gehad. Hij noemde het een negéring van de
mi lerheden. Wanneer het zijn oprechte mening is, dat
hij deze plaats niet wil zien als een kampplaats der
geesten, v/are het hoffelijker en beleefder geweest, in
dien hij niet had gesproken van een negéring der minder
heden. Als hij de historie eens nagaat, kan hij weten,
da vroeger ten opzichte van de minderheden een heel
andere houding werd aangenomen. Wat hij gezegd
heeft is niet juist. Het is in principe mogelijk, dat er
voor het overleg door verschillende fracties een voor
lopige oplossing tot stand komt, maar de heer Zittema
heeft voldoende gelegenheid gehad het op de bedoelde
bijeenkomst naar voren gebrachte te bestrijden. Spr.
herinnert zich, dat de heer Dijkstra de heer Zittema
als het ware heeft getart om met argumenten te komen,
op grond waarvan te bewijzen zou zijn, dat het ge
voerde overleg en de voorlopige oplossing niet juist
was. Voor de aanvang van de vergadering is door de
voorzitter duidelijk gezegd, dat ieder het volste recht
had aan te tonen, dat wat als oplossing gedacht werd
niet de goede verdeling was. Het is toen de gelegenheid
geweest om, indien de oplossing niet goed en redelijk
werd geacht, dit aan te tonen. Maar die gelegenheid
is, ondanks het verzoek van de voorzitter, niet aan
gegrepen.
Spr. meende in dit verband deze opmerkingen te
moeten maken. Er zou nog veel meer van te zeggen
zijn.
Hij ziet nog niet in, hoe men van c.h. zijde op grond
van het feit, dat er een partij is, die bijna 4 zetels heeft,
deze eerder in aanmerking wil laten komen voor een
wethouderszetel dan de partij, die er 4 veroverd heeft.
Het moge zijn. dat bij drie of vier stemmen verschil
aan de r.k. een vierde zetel zou zijn toegevallen, dit
neemt niet weg, dat de uitslag der verkiezing is, zoals
hij is en dan moet men aan de reële feiten niet tornen.
De heer Kamstra heeft zich zojuist eigenlijk al positief
uitgelaten over de vierde wethouderszetel, omdat hij
niet anders wist dan hetgeen in de vergadering van
fractievoorzitters was behandeld. Daar is alleen over
partijen gesproken, maar niet over personen en, als men
in een vergadering tot overeenstemming komt, meent
spr., dat het niet anders dan eerlijk moet worden ge
noemd, zich daaraan te houden. Nu bevreemdt het hem
dan ook zeer, dat het eigenlijk iets anders is geweest
en dat door de voorzitter van de fractie van de P.v.d.A.
de verklaring werd afgelegd, dat deze fractie zich niet
bindt aan de eens gemaakte afspraak. Dit is voor spr.
c.s. aanleiding hetgeen hij zopas heeft gezegd, terug te
nemen, Spr. heeft toen n.l. gesproken naar de feiten,
die hem bekend waren. Wat hij achteraf hoort, is
echter toch weer anders; dus meent spr., dat ook de
katholieke fractie haar volle vrijheid moet hernemen.
De heer Van der Veen zou zich in dit opzicht bij de
heer Zittema willen aansluiten, dat ook voor hem deze
avond een teleurstelling is. Spr. kan niet anders dan
ook het standpunt van de heer Kamstra innemen, dat,
als men bij het vooroverleg in principe tot overeenstem
ming is gekomen, afspraak nu eenmaal afspraak is. Hij
begrijpt echter alleen maar niet de consequentie van
de heer Kamstra, om thans van de afspraak terug te
komen. De V.V.D. is een jonge partij, maar spr. herin
nert zich van zijn voorgangster in deze raad de waar
schuwing voor alles wat overleg is. Ook hij is tot de
conclusie gekomen, aan de hand van alles wat hij ge
hoord heeft, dat de mogelijkheid van voorafgaand
overleg over welk onderwerp dan ook wel gering moet
worden geacht. Verschillende sprekers hebben er op
gewezen, dat spr.'s partij, hoewel haar zetelaantal op
zichzelf misschien geen wethouderszetel zou wettigen,
toch als grootste van de resterende partijen er voor in
aanmerking zou komen en, zoals de heer Wiersma
direct heeft geconcludeerd, deze zetel ook zou bezetten.
Het lijkt spr. ten enenmale onjuist, dat verschillende
partijen de candidaten, die door een der betrokken par
tijen zou worden gesteld, niet wensen te stemmen. Spr.
moge er op wijzen, dat de kiezers de candidaten van
die partij hun vertrouwen hebben gegeven. Wat het
bezwaar betreft, dat deze candidaat niet eerder het
raadslidmaatschap heeft vervuld, spr. meent, dat toch
wel vaker wethouders benoemd zijn, wie dit werk, dat
toch ook weer niet zo verschrikkelijk moeilijk is, eigen
lijk vreemd was, en die er toch aardig wat van hebben