110 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 September 1949. Voorgesteld wordt de verzoeken sub c en d in handen van B. en W. te stellen om prae-advies. Aldus wordt besloten. Ten slotte wordt medegedeeld, dat de heer Kamstra j bericht van verhindering heeft gezonden. Punt 2 (bijl. no. 149). De hear Van der Meer freget, hoe 't it, as de rie dümny Kalma it üntslach jowt, dêr 't hy om forsiket, fierder komt mei it ünderwiis yn it Frysk oan de Gem. H.B.S. De heer J. K. Dijkstra (weth.) zegt, dat er getracht zal worden voor deze lesgever, die ontslag heeft moeten vragen wegens overspannnig, een opvolger te vinden, die in staat zal zijn de lessen op dezelfde grondige wijze te geven als de aftredende het tot nog toe heeft gedaan. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en "W. Punt 3 (bijl. no. 151 Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 4. De heer Van der Veen heeft t.a.v. dit punt niets aan getroffen bij de stukken en zou toch graag enige in lichtingen willen hebben over de taak en de samen stelling dezer commissie. Het is waarschijnlijk een nieuwe cursus; in ieder geval zou spr. graag willen weten, of de bedoeling is deze gedelegeerden uit de gemeenteraadsleden te benoemen. De heer J. K. Dijkstra (weth.) kan omtrent dit punt geen volledige inlichtingen geven. Het is een nieuwe cursus, die opgericht is met steun vanwege de gemeente ingevolge de Nijverheidsonderwijswet. Nu schijnt het bestuur van het instituut het op prijs te stellen, dat in de commissie van toezicht twee gedelegeerden vanwege de gemeente worden benoemd, twee vertegenwoordigers van de gemeente dus, bijv. twee gemeenteraadsleden. Dat is alles wat spr. er van weet. Er is gewoon een verzoek ingekomen, dat dus behandeld kan worden, na zo stelt spr. het zich voor interfractioneel over leg, zoals het met dergelijke benoemingen tot nog toe steeds gebruikelijk is geweest. Dat was ook de reden, dat B. en W. zich hebben willen onthouden van in diening van een voordracht of aanbeveling. De heer Van der Veen hoort nu, dat deze benoeming gebeurt op verzoek van de hier genoemde commissie van toezicht zelf. Het was voor spr. onmiddellijk dui delijk geweest, indien dit verzoek ter inzage had ge legen. De heer Zittema vermoedt, dat deze gedelegeerden toch uit de raad zullen moeten worden benoemd. Spr. c.s. waren ook werkelijk nieuwsgierig naar deze ge schiedenis. Als er namen genoemd moeten worden, dan wil hij namens de c.h. fractie gaarne naar voren brengen de heer Van der Meer. De Voorzitter wil er de heer V. d. Veen op wijzen, dat er geen schriftelijk verzoek ter zake is ingekomen. Vanwege het betrokken instituut is gewoon tot de afd. Onderwijs ter Secretarie mondeling de vraag gericht. Vandaar, dat ze niet ter inzage kon worden gelegd. De heer Van der Veen; Het was voor mij een duister punt. De heer J. K. Dijkstra (weth.): Ook voor mij. De Voorzitter zegt, dat bij een dergelijke „duisternis" de Secretarie vóór de raadzitting wel te bereiken is voor het verschaffen van inlichtingen. Hij stelt voor tot stemming over te gaan. De heren W. M. de Jong en Leffertstra vormen het stembureau. Benoemd worden de heer Schootstra, met 28 stemmen en de heer Kromkamp, met 25 stemmen (de heer V. d. Meer 8 stemmen, de heer Pols 4 stemmen en de heer Vellenga 1 stem (twee bilj. voor één der namen blanco). Punt 5 (bijl. no. 153). De voordrachten van B. en W. luiden als volgt; a. gemeenteschool no. 10: 1. mej. H. Halma, alhier; 2. B. T. van der Molen, te Witmarsum; 3. W. G. van Loon, te Blija; b. gemeenteschool no. 13: 1. mej. M. de Vries, te Zwaagwesteinde; 2. H. Halma, alhier; 3. A. J. Hoekstra, te Jubbega; c. gemeenteschool no. 21: 1. mej. B. T. van der Molen, te Witmarsum; 2. M. de Vries, te Zwaagwesteinde; 3. W. G. van Loon, te Blija. De heer Zittema heeft het bij het inzien der stukken zeer gefrappeerd, dat er bij de meeste sollicitanten t.a.v godsdienst of kerkgenootschap op de betrekkelijke lijsi was ingevuld „geen". Spr. uit hierover zijn teleurstelling het vervult hem met bange zorg voor de toekomst. Wi zijn ten slotte, aldus spr., allen verantwoordelijk vooi de gang van zaken bij het openbaar onderwijs; h: spreekt dan ook de hoop en verwachting uit, dat B. en W. bij eventuele sollicitaties werkelijk zullen letten op wat hij nu noemt de kwestie van de godsdienst. He lijkt hem in het belang van de toekomst van de jeugt van Nederland, dat hier inderdaad meer dan ooit op wordt gelet. De heer J. K. Dijkstra (weth.) zegt, dat het vanzei' spreekt, dat het college, dat de belangen van het open baar onderwijs heeft te dienen, zich verheugt over de zorg, die, blijkens diens woorden, bij de heer Zittem leeft voor het openbaar onderwijs. Spr. kan hem tot zijn geruststelling mededelen, dat deze voordrachten de vo ledige instemming hebben van zijn geloofs- en partij genoot, de Inspecteur van het Lager Onderwijs. Benoemd worden de dames Halma, De Vries en V. c. Molen, elk met 33 stemmen (1 bilj. van onwaarde). Punt 6 (bijl. no. 152). De voordracht van B. en W. luidt als volgt: 1. G. J. Dunant, te Harlingen; 2. W. K. Wassenaar, te Rhenen; 3. C. Eckhardt, te Spijkenisse. Benoemd wordt de heer Dunant, met alg. stemmen. Punt 7 (bijl. no. 148). De aanbevelingen van B. en W. luiden als volgt: I a. directeur: E. G. Schaapman, alhier; b. leraar in boekhouden, handelsrekenen en hande' - recht: A. de Boer, alhier; c. leraar in Nederlandse handelscorrespondentie n handelsrecht: J. Kooistra, alhier. Benoemd worden de heer Schaapman, met alg. stem men en de heren De Boer en Kooistra, elk met 33 stem men (1 bilj. voor twee namen blanco). Punt 8 (bijl. no. 142). De aanbeveling van B. en W. luidt als volgt: P. Kwist, alhier. Benoemd wordt de heer Kwist, met 33 stemmen (de heer Brouwer 1 stem). Vrslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 September 1949. 111 ?unt 9. De aanbeveling van Curatoren luidt als volgt: H. A. Brouwer, thans tijdelijk. ie heer Van der Veen zegt, dat elke keer, wanneer >r prake is van een aanbeveling van Curatoren voor ;e benoeming aan het gymnasium, het gebeurde aan le onderwijsinstelling in herinnering wordt geroepen r aaromtrent de raad enige tijd geleden in A\ astus een prae-advies van B. en W. is beloofd. zou graag van deze gelegenheid gebruik maken 3m het college te vragen, of dat prae-advies binnen af rit :re tijd kan worden tegemoetgezien. D Voorzitter weet niet, of hij de heer V. d. Veen i kan antwoorden, want dit punt is absoluut niet orde. Spr. gelooft, dat het beter is, dat het college ïie een antwoord op geeft. E- oemd wordt de heer Brouwer, met 33 stemmen (1 iil; hlanco). un; 10. aanbeveling van Curatoren luidt als volgt: mi P. Moesker, te Haarlem, en r. Dr. F. L. W. M. Buisman-de Savornin Lohman, alhier. B noemd worden mej. Moesker, met 31 stemmen, en mc Buisman-de Savornin Lohman, met 29 stemmen (3 ij. blanco en 2 bilj. voor één naam blanco). ui' 11. 1 H.st. wordt besloten tot continuering van de aan stel: 'ng. Pu 12 (bijl. no. 144). heer Zittema meent helemaal geen nieuws te ver tel wanneer hij zegt. dat de woonruimtekwestie eic|i lijk angstig actueel is. het punt. waarom het op het oge dik gaat in vele gemeenten en ook hier in Let harden. Z.i. behoort het eigenlijk zo te zijn, dat hij heeft ontdekt, dat het ook op vele plaatsen zo i Voorzitter interrumpeert de heer Zittema met er op wijzen, dat, als deze over de verdeling van de woc ruimte zelf wil spreken, dit punt niet aan de orde is. c ch slechts de benoeming van leden der commissie VOO- de verdeling van de woonruimte. L heer Zittema zegt, dat dit alleen een aanloop was tot etgeen hij naar voren wilde brengen. vele plaatsen staat het zo en in verband met de nst van de situatie behoort het ook zo dat deze coi issie een afspiegeling, een afdruk, is van de ver se! ende stromingen en partijen in de gemeente. Spr. vin hier slechts drie partijen in de commissie ver- teg woordigd. Hij stelt zich, om kort te gaan, deze com aissie uitgebreider voor en meent, dat er twee per- sor, i aan moeten worden toegevoegd en wel één uit de oep van de V.V.D. en één uit die der C.H. Spr. i noei t als iemand uit de c.h. groep mej. A. Rijpma, de soc le werkster. Voorzitter zou van zijn kant de heer Zittema wil: n antwoorden, dat het door hem voorgestelde niet mo lijk is volgens de wet. De wet eist een commissie van 5 leden of een veelvoud van 5 leden, d.w.z. dat dar een tweede commissie van 5 leden moet worden ben emd. De wet kent niet een commissie van 7 leden. Spr blijft overigens natuurlijk buiten datgene wat de heei Zittema heeft gezegd over de samenstelling van de commissie wat de richtingen betreft. Hij weet niet, of de wethouder daar nog een opmerking over wil maken. Van zijn kant wilde spr. de heer Zittema slechts even op de juridische onmogelijkheid van het door hem voorgestelde wijzen. De heer Beeksma (weth.) wil hierover wel een enkele opmerking maken. Men kan op het standpunt staan, dat alle richtingen uit een gemeente in zo n commissie moeten worden vertegenwoordigd, maar men kan zich ook voorstellen, dat er zoveel richtingen en zoveel partijen in een gemeente 'kunnen zijn, dat het vergaderen van een commissie, samengesteld uit ver tegenwoordigers van al die richtingen en partijen, een onmogelijkheid wordt. De commissie was hier tot dusverre aldus samen gesteld: één prot.-christelijk lid, één katholiek, één van de P.v.d.A. en één ambtenaar (Ir. Heitink), terwijl de voorzitter ook lid van de P.v.d.A. is. (Dit betreft de commissie voor de vordering van woonruimte, niet de commissie van advies voor de toewijzing van woon ruimte, die door B. en W. wordt samengesteld.) Spr. gelooft dan ook, dat de samenstelling van de commissie wel zo ruim mogelijk was. Daar uitbreiding wettelijk niet toegestaan is, zal men tevreden moeten zijn met de samenstelling, zoals ze tot dusverre is geweest. Meer heeft spr. er niet van te zeggen. De heer Van der Veen is het in het geheel niet met de wethouder eens. Hij ziet geen enkele reden waarom de commissie zou moeten worden samengesteld, zoals tot nu toe. Het lijkt hem ook geen bezwaar, om haar uit 10 leden te laten bestaan. In ieder geval wordt door spr.'s fractie de heer Leffertstra candidaat gesteld. De Voorzitter zou van zijn kant willen opmerken, waarbij hij dan nogmaals volstrekt buiten de kwestie van de richtingen blijft, dat niet alleen de wet verlangt, dat de commissie uit 5 leden bestaat of uit een veel voud van 5 leden (dan moet een nieuwe commissie gevormd worden), maar dat ook de richtlijnen van de Minister, ter uitvoering van de wet, absoluut niet ken nen een samenstelling naar richtingen, die in de ge meenteraad vertegenwoordigd zijn. De richtlijnen ken nen wel andere criteria. Meer wil spr. er niet van zeggen. Hij wenste zich uitdrukkelijk te bepalen tot de juridische kant van de zaak. Benoemd worden de heren W. C. Dijkstra en Wiers- ma. elk met 30 stemmen, mevr. HeijmeijerCroon en mevr. Ringenaldus-V. d. Wal, elk met 24 stemmen en de heer ir. G. Th. Heitink, met 27 stemmen (mej. Rijpma 6 stemmen, de heer Leffertstra 4 stemmen, de heer Jongma 3 stemmen en de heer A. Witteveen 1 stem Punt 13 (bijl. no. 143). De heer Van der Wal meent, dat de jaarwedden, zoals die in deze ontwerp-regeling worden genoemd, in schrille tegenstelling zijn met de salarissen en lonen van ander gemeentepersoneel. Nu staan spr. c.s. ab soluut niet op het standpunt, dat de salariëring voor iedere ambtenaar en elke arbeider precies dezelfde moet zijn. Zij kunnen ook niet nauwkeurig aangeven, hoe de betreffende salariëring dan wel zou moeten zijn, maar zij vinden het geweldige verschil tussen het loon van een gemeente-werkman en de jaarwedde van een gemeente-ontvanger niet juist. Zij wensen dan ook niet hun stem aan het voorstel van B. en W. te geven. De heer Geerts (weth.) zegt, dat er inderdaad een belangrijk verschil is tussen de lonen van werklieden en deze salarissen. Spr. is niet bevoegd in dezen een oordeel uit te spreken. Wel kan hij er op wijzen, dat in de loop van de na-oorlogse jaren de lonen van het overige gemeentepersoneel bij een nieuwe regeling ver hoogd zijn. Er was echter nog geen nieuwe regeling

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1949 | | pagina 2