126 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 9 November 1949. nen in de particuliere bedrijven in het gedrang komt. Inderdaad kan dat het geval zijn. Spr. gelooft, dat hier een der taken van de overheid ligt. De loonregelingen van de overheid kunnen een stimulans zijn voor de lonen in het particuliere bedrijf. Niet alleen regelingen in overheidsbedrijven, maar ook die in andere, soortgelijke bedrijven, zijn dat vaak geweest. In de overheids bedrijven en in de coöperaties bestond vaak de mogelijk heid de lonen wat omhoog te trekken en als het par ticuliere bedrijf de beste arbeidskrachten wilde hebben, dan moest het zich aanpassen. Spr. gelooft dan ook, dat het inderdaad juist is, dat de overheid dit voorbeeld geeft. Er behoeft in dit opzicht zeker geen vrees te be staan. De heer V. d. Wal heeft gezegd, dat het gemeente- personeel zelf de gang van zaken mede kan bepalen. Volgens spr. dan echter in deze zin, dat men zich aan eensluit in die organisaties, die voor het personeel het meeste en het beste weten te bereiken. De heer Beuving heeft met verwondering geluisterd naar hetgeen de heer Heijstra en de wethouder op zijn betoog hebben geantwoord. In de allereerste plaats ver baast het hem. dat er hier over gesproken is, dat de Bond van Nederlands Overheidspersoneel, welke deel neemt aan en vertegenwoordigd is bij het Georganiseerd Overleg, met deze indeling accoord gaat en er zelfs aan heeft medegewerkt. Wanneer deze zelfde Bond van Nederlands Overheidspersoneel aan de raad en spr. meent ook aan de fractievoorzitters een schrijven zendt, waarin tot uitdrukking komt, dat hij tegen deze regeling bezwaren heeft en daarbij voornamelijk de na druk legt op de loongroepen 2 en 3, moet spr. toch aan nemen, dat deze Bond er niet mee accoord gaat. Spr. heeft slechts het bedoelde schrijven geciteerd en wanneer hij dan hoort, dat het daarin naar voren ge brachte niet juist is, dan verwondert hem dat zeer, te meer, omdat een der hoofdbestuursleden van de B. N. O. P. bij afwezigheid van een der leden uit Leeuwarden zelf bij de besprekingen aanwezig is geweest. Wanneer de heer Heijstra b.v. zegt, dat hier de tonnendragers in loongroep 4 vallen, terwijl spr. geciteerd heeft, dat ze in groep 3 zijn ondergebracht, dan moet dit aan een drukfout in de brief liggen, of er is zomaar klakkeloos wat in deze aan de raad gerichte brief neergeschreven. Spr. heeft daarom ook gezegd, dat hij citeerde. Hij komt nu nog even terug op het antwoord van de heer Beeksma. Deze is ook van mening, dat ver betering van loon mede aan de strijdbaarheid van de gemeentewerklieden zelf ligt. Dat is ook spr.'s mening. Maar wanneer hier in Leeuwarden nog mogelijkheden zijn om de slechtst-betaalde werklieden, in dit geval zij, die vallen in de groepen 2 en 3, iets tegemoet te komen, moeten deze worden aangegrepen. Er is sprake van een garantietoelage voor hen, die in loon achteruit zouden moeten gaan. De heer Heijstra heeft aan B. en W. verzocht om van deze garantie- bijdrage geen pensioenspremie in te houden, zodat deze mensen niet helemaal gedupeerd worden. Spr. sluit zich graag bij dit verzoek aan. Verder dringt hij er nogmaals op aan, dat de moge lijkheid wordt onderzocht om de laagst-bezoldigden in een hogere loongroep te plaatsen. Spr. heeft uit de brief slechts een klein stukje geciteerd, maar daaruit blijkt toch wel voldoende, dat er diverse gemeenten zijn, waarin verschillende werkliedencategorieën in hogere loongroepen zijn ingedeeld. Ten slotte wil spr. nog graag van de wethouder, die toch ook het adres zal hebben ingezien, vernemen, of dit inderdaad fout is. De heer Heijstra zegt, dat de vraag rijst: hoe komt men aan deze regeling? Nu weet men van de zijde der E.V.C. evengoed als bij de andere organisaties, dat men, als men als organisatie bezwaren heeft tegen een of ander voorstel, men deze bezwaren kenbaar kan maken bij de directeuren van dienst en anderen, die in het G.O. zijn vertegenwoordigd. Men heeft deze regeling echter gezamenlijk opgesteld in een vergadering van het G.O. en daar ging ook de E.V.C. volkomen mee ac coord. Thans gebeurt wat in meer gevallen al is ge schied. Nu n.l. eenmaal de goedkeuring van Ged. Staten is afgekomen en men de zaak nog eens onder ogen krijgt, maakt men weer allerlei bezwaren. Niet-aan- neming van de thans voorgestelde regeling zal tot gevolg hebben, dat de zaak opnieuw door de organisa ties zou moeten worden bezien, waarmee weer lange tijd gemoeid zal gaan. Zou men de zaak in de raad gaan bespreken, dan zou deze er zeker enige avonden zoet mee zijn; de een waardeert een arbeider zus, de ander zo. Volgens spr. is het niet mogelijk, in de raad een behoorlijke regeling in deze aangelegenheid tot stand te brengen. Spr. zegt de heer Beuving, dat de tonnenlieden hier inderdaad in groep 4 zijn geplaatst. Er zitten in het adres van de B.N.O.P. vele fouten. Spr. zou een groot aantal kunnen noemen. De heer Pols heeft gezegd, dat de lonen van de bus chauffeurs in het vrije bedrijf ad 40,50 nog behoorlijk zijn. Spr. noemt ze veel te laag en 45,— het loon van een chauffeur in overheidsdienst is volgens hem c.s. zeker niet een te hoge waardering. Spr. meent, dat hij hiermee kan volstaan. Hij kan het niet anders zien dan dat de raad de regeling moet aanvaarden, in het belang van de arbeider in overheids dienst. Men zou anders de zaak weer nodeloos rekken Van alle kanten wordt er immers op aangedrongen de regeling tot stand te brengen. De heer W. C. Dijkstra vindt het. als het inderdaad zo is, dat de B.N.O.P. heeft deelgenomen aan het G.O en dat daar hulde is gebracht aan B. en W. voor de- wijze, waarop zij de zaak hebben geregeld, van weinig goede smaak getuigen haar opnieuw in de raad te berde te brengen. Het discussie-orgaan in deze toch is het G.O. Als men het daar eens is geworden, dan moet deze zaak in de raad een behandeling krijgen, tegengesteld aan wat zich hier vanavond afspeelt. Spr. zou dit willet zeggen; de heer Beuving heeft een voorstel gedaan, dat wellicht door zijn fractiegenoot zal worden ondersteund en dat aanstonds in stemming zal moeten komen. Spr stelt er prijs op te verklaren, dat men tegen dit voorste kan zijn en nochtans een open oog kan hebben voor he feit, dat er tegenwoordig tussen lonen en prijzen zekere spanningen bestaan. Het mag echter ook velen bekend zijn, dat deze aangelegenheid een voorwerp van voort durend beraad is in de organen, die daarvoor in he leven zijn geroepen; spr. noemt hier de Stichting van de Arbeid. De vakcentrales enerzijds en de werkgevers centrales anderzijds hebben omtrent deze materie voort durend overleg gepleegd en zijn met de Rijksregering steeds in onderhandeling over de vraag, of de derde loonronde noodzakelijk is. Onder de huidige constellatie acht spr. het juist, dat deze materie in die kringen wordt bezien en onjuist, dat men deze zaak plaatselijk zou gaa regelen. Hij zou echter ongaarne de indruk gevestigd willen zien, dat zij, die zich niet kunnen scharen achter de suggesties der E.V.C., een minder juist oordeel zou den hebben omtrent de tegenwoordige kosten van levensonderhoud. De heer Pols heeft niet gezegd, zoals de heer Heijstra beweert, dat de bus-chauffeurs een behoorlijk loon heb ben. Hij heeft alleen gezegd, dat men bij de vaststelling van de lonen in het vrije bedrijf afhankelijk is van de goedkeuring van de Rijksbemiddelaar. In de overheid - bedrijven mag men de lonen vrij omhoogtrekken en dit nu leidt vaak tot spanningen in het vrije bedrijf. Spr heeft het idee. dat de wethouder hem niet helemaal hee t begrepen. Deze zei voorts, dat het altijd zo is geweest, dat overheid en coöperaties voorgingen t.a.v. loonsver hoging. Over dit punt zou wel het een en ander te Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 9 November 1949. 127 zeggen zijn, maar dit zou spr. thans te ver voeren. De zaak ligt op het ogenblik anders. Het gaat er thans om, da de overheid zelf loonsverhogingen mag toepassen, terwijl het vrije bedrijf, zoals spr. al zeide, de goed- ke ing van de Rijksbemiddelaar behoeft. De heer Van der Wal zou gaarne even ingaan op we de wethouder heeft gezegd. Wanneer deze beweert, da er na de Bevrijding van Nederland geen eenheid is ge :est en dat daardoor de koek, waarover al zo vaak is esproken, niet geheel rechtvaardig is verdeeld, dan is dat volkomen juist. Maar dat dit de schuld zou zijn van de Communistische Partij en van de E.V.C., moet spi ten stelligste bestrijden. Na de Bevrijding stond ook de Communistische Partij op het standpunt, dat er moest worden aangepakt en de productie in Nederland opgevoerd. Dat was zeer juist, omdat Nederland toen een ontredderd land was; het communistische standpunt wa dat van verhoging der productie in de allereerste plaats de arbeidskrachten moesten profiteren. Spr. kan ech :r niet zien, dat dit laatste het geval is geweest. Ga men de statistieken na en de jaarverslagen van de rote firma's, dan ziet men, dat ontzettend hoge wij ten zijn gemaakt, terwijl de lonen van de arbeiders nie zijn verhoogd. Integendeel, de reële lonen gingen en aan nog altijd naar beneden. Men ziet dus, dat de koek wel heel onrechtvaardig is verdeeld. Zeer zeker is et een kwestie van machtsverhoudingen, ook in Le i warden. Het is inderdaad mede een zaak van de gemeentewerklieden zelf. of ze met de lonen, zoals die op het ogenblik zijn, tevreden zullen zijn en blijven. )e Communistische Partij heeft alles gedaan om de een ieid der arbeiders in Nederland te verwerkelijken. Da is haar helaas niet gelukt. De communisten hebben ste: Is en doen dat nog gewezen op de onrecht- vaa dige verdeling van de koek. Zij hebben voortdu ren gewezen op de ontzettend hoge winsten, die zijn gemaakt, en niet in de laatste plaats op de geweldig hoe bedragen, die worden uitgegeven voor het mili- tai, apparaat. Als men op die beide punten zou willen ga, a bezuinigen, zou het er zeer zeker voor de arbeids- kra hten in Nederland beter gaan uitzien dan op het oge nblik het geval is. Spr. herhaalt ten slotte, dat het van de Nederlandse arb idskrachten en ook van de gemeentewerklieden zelf zal afhangen, of de hier genoemde lonen bestendigd zulLn blijven. De heer Wkersma kan zich, als hij zo de discussies boo t, wel voorstellen, dat men in de kringen van het ove heidspersoneel is gaan begrijpen, al jaren geleden troi vens, dat politieke colleges wel zeer ongeschikt zijn om lonen en salarissen te regelen. Gelukkig zijn de rganisaties de bonafide organisaties het er ove eens geworden, dat moet worden getracht zoals de eer Dijkstra ook al heeft gezegd deze dingen op te lossen in het kring van het G.O., waarbij de ove;heid natuurlijk ten slotte het laatste woord heeft te spreken en ook het geld heeft te voteren. Een dis cus ie als de onderhavige maakt het spr. weer eens duidelijk, waarom het overheidspersoneel er altijd naar hee t gestreefd het G.O. te vervolmaken. Spr. staat, evenals de heer Heijstra, op het standpunt, dat de lagere inkomens en de uitgaven, die het nood zak iijke levensonderhoud nu eenmaal vergt, niet vol ledig met elkaar in overeenstemming zijn. Hij spreekt dan ook de wens uit, dat, wanneer men ooit weer een loo; ronde krijgt, al de organen, belast met de regeling van deze materie, in het oog zullen houden, dat de arbeiders met de lagere inkomens er het ongunstigst voorstaan. De heer Beuving en zijn fractiegenoot hebben hier over enkele dingen gesproken, waaraan spr. ook nog even aandacht wil schenken. De heer Beuving heeft de raad vergast op enkele zinsneden uit het bij de stuk hen gevoegde adres van de B.N.O.P., een organisatie, die, zoals men weet, is aangesloten bij de E.V.C. In dit adres nu worden verschillende z.g. feiten naar voren gebracht, waaruit zou blijken, dat in andere gemeenten voor de gemeentewerklieden betere lonen zouden zijn bedongen dan hier in Leeuwarden. De heer Beuving heeft gezegd: ,,Ik citeer" en: ,,Ik bepaal mij enkel tot weergeven" en spr. gelooft, dat hij daarmee dan op de voorzichtige weg is. Spr. wil er aan herinneren en de raadsleden, die binnen betrekkelijk korte tijd mèt hem twee vergade ringen van het G.O. hebben meegemaakt, zullen het ook nog weten dat deze zelfde organisatie in de voorlaatste vergadering van het G.O. een bewering heeft gelanceerd, die voor de andere organisaties aanleiding was te vragen daarvan „asjeblieft" een bewijs te mogen ontvangen. Men bleef daarop het antwoord schuldig en ook nu weer. In dergelijke om standigheden ware het misschien beter, dat de heer Beuving in het geheel geen aandacht aan het adres schonk. Spr. gelooft, dat de mensen, voor wie de heer Beuving c.s. ijveren en strijden, hiermee slechts gebaat zouden zijn. (De heer Beuving: Er moet blijken, wie hier de waarheid spreekt). Spr. zegt, dat dit gebleken is op de laatste vergadering van het G.O. Er zitten hier in de raad meer leden, die de vergaderingen van dit orgaan hebben meegemaakt en daarvan kunnen ge tuigen. Er werd gesproken over het verdelen van de koek; spr. zou zeggen: hier is niets meer te verdelen. \Vat de wethouder heeft gezegd, is juist, n.l., dat van de zijde van de organisaties en van het gemeentebestuur is getracht om tot overeenstemming te komen op zo danige basis, dat voor de werklieden datgene is ver kregen wat binnen het raam van het bereikbare is ge legen. Het zal de raad duidelijk zijn, dat ook het ge meentebestuur zich slechts mag bewegen binnen be paalde bezoldigingsnormen. Het Rijksbezoldigingsbesluit dient als grondslag. Nu deze regeling hier voor de raad ligt, is het heel gemakkelijk om te zeggen: „Werklieden, die in groep 3 staan, moeten naar groep 4 en werklieden uit groep 4 naar groep 5." (De heer Beuving: Dat wordt hier niet gezegd!) Hier is georganiseerd overleg aan voor- afgegaan, meneer Beuving! Het is de organisaties in derdaad mogen gelukken spr.'s fractie verheugt zich daarover om werklieden van groep 2 naar groep 3 en van groep 3 naar groep 4 te krijgen. Men vergete dus niet, wat er voor de arbeiders al is bereikt. Zou men echter afgeweken zijn van de hier toegepaste schalen en tussengroepen in het leven hebben geroepen, zoals het adres aangeeft, dan was het allicht niet gelukt de arbeiders van bijv. de 2e naar de 3e en van de 3e naar de 4e loongroep over te brengen, maar dan waren zij er waarschijnlijk tussenin blijven hangen. Spr. meent, dat het eigenlijk niet nodig is hier veel meer van te zeggen. Er is hier opgemerkt, dat kwesties als de onderhavige ook beheerst worden door machts verhoudingen. Spr. gelooft echter altijd nog, dat er ook zekere ethische verhoudingen in het leven zijn, die mede deze dingen bepalen. En verder wil hij er op wijzen, dat men in brede kring, ook buiten de A.R., op het ogenblik van mening is, dat men in dezen ook rekening moet houden met wat economisch bereikbaar is. Vol gens hem is dat iets, wat een aangelegenheid als de onderwerpelijke sterk beheerst. Spr. wil besluiten met te zeggen, dat van zekere zijde dit agendapunt wordt aangegrepen om op een bepaalde wijze min of meer agitatie te voeren. Als men nu wer kelijk het belang van de arbeiders bedoelt te bevor deren, dan bereikt men de heer Heijstra heeft het ook gezegd juist het tegenovergestelde. De heer Beuving geeft de raad het advies, dat in ons land moet worden bezuinigd op het militaire apparaat; dit heeft de raad niet in de hand en men behoeft het hier dus ook niet te zeggen. Spr. meent overigens, dat er een

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1949 | | pagina 3