128 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 9 November 1949.
land is, waar de heer Beuving zozeer mee is bevriend,
dat veel meer uitgeeft op militair gebied; hij ga dus
met zijn wijze raad naar het Oosten! (De heer Beuving:
Dat praatje is oud!).
De heer Beeksma (weth.) gelooft, dat er tussen de
heren Beuving en Heijstra een klein misverstand bestaat
t.a.v. de houding van de Bond van Nederlands Over
heidspersoneel. In de eerste vergadering van het G.O.,
waarin de grondslag is gelegd voor deze loonregeling,
is de E.V.C. accoord gegaan met deze grondslag. In
de laatste vergadering echter, waar meer de afronding
van het geheel is tot stand gekomen, heeft ze bezwaar
gemaakt tegen deze afronding van wat als grondslag
had gediend. De heren hebben dus beiden gelijk. Ove
rigens kan geconstateerd worden, dat men het wel met
elkaar eens is, dat de loonstandaard van de laagst-be-
zoldigden niet hoog is. Het gaat hier nu echter om het
voorstel van B. en W., dat als een afgerond geheel
moet worden gezien en waaraan de raad niet meer moet
tornen, ook al, omdat het door de Commissie voor Ge
organiseerd Overleg, met uitzondering van de verte
genwoordiger van de B.N.O.P., is aangenomen.
Het voorstel van de heer Beuving om het aan te
houden en een andere indelinq te maken kan niet in
stemming komen, omdat de indeling in de loongroepen
het werk van B. en W. is; daar komt de raad niet aan
te pas.
Het adres van de B.N.O.P. is niet aan de orde en
kan niet aan de orde komen. Het kan dus ook geen punt
van discussie uitmaken. Alvorens een oordeel erover
kan worden uitgesproken, moet een grondig onderzoek
worden ingesteld in hoeverre dit voorstel in het belang
van de gemeentewerklieden zou zijn. Spr.'s eerste indruk
is. dat dit niet het geval zal zijn.
De heer V. d. Wal antwoordt spr.. dat het met de
door hem aangeroerde dingen zo is. dat men zich een
beetje voorzichtig moet uitdrukken. Men kan niet van
totale schuld van de een of de ander spreken. Per slot
van rekening zijn wij allen met elkaar verantwoordelijk
voor de gang van zaken in de wereld, meent spr.
De heer Heijstra heeft nog gewezen op de moeilijk
heden, die ontstaan voor diegenen, die bij de door
voering van de nieuwe loonregeling in de positie ko
men. dat zij de ingevolge de nieuwe regeling verplichte
pensioenstorting achterstallig moeten betalen. Nu ver
zoekt de heer Heijstra, of B. en W. in overweging willen
nemen deze zaak nog eens te bekijken en na te gaan,
of er voor deze categorie nog iets te doen valt. Het
college heeft zich over dit verzoek uiteraard nog niet
kunnen beraden, maar spr. gelooft, dat hij wel kan toe
zeggen, dat B. en W. het in overweging willen nemen.
Mettertijd zal de raad er wel meer van horen.
Spr. meent, dat alle naar voren gebrachte punten nu
wel zijn besproken. Resumerende, kan hij niet anders
doen dan het voorstel van de heer Beuving afwijzen
en de raad adviseren dat van B. en W., zoals het er
ligt, te aanvaarden.
De Voorzitter stelt, daar het onderwerp in twee in
stanties is besproken, voor, de beraadslagingen te
sluiten.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 15 (bijl. no. 185).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 16 (bijl. no. 186).
De hear Visser is bliid, dat dit punt op 'e agenda fan
'e rie stiet, omdat it dêrtroch mooglik wêze sil, dat der
in ein komt, oan 'e klachten, dy't de omwennenden
hienen oer de tastan, hweryn de fearten forkearden en
dy't de léste 10—15 jierren altiten weroan in punt fan
'e agenda fan Pleatselik Bilang ütmakke hat.
It is ek in moai punt, omdat it wurkgelegenheit jaen
sil oan wurkleazen, dy't der aensens miskien komme
sille.
Fierders freget spr., oft it net mooglik is, de plysje
in stille wink to jaen, dat de omwennenden it wurk net
wer üngedien meitsje. Spr. leaut, dat in bulte ljue der
in sport fan meitsje om it ien en oar yn de sleat to
smiten en dizze dermei öf to damjen of yn to polderjen
(De heer Van der Schaaf: Een vrijwillige burgerwacht!)
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 17 (bijl. no. 187).
De heer Leffertstra heeft met gemengde gevoelen?
vernomen, dat het grote woonhuis Arendstuin 41 za
worden verbouwd tot kantoorruimte en dat terwijl de
woningnood in Leeuwarden steeds toeneemt. B. en W
delen mede, dat het kantoor van het Gem. Woning
bedrijf te klein wordt, maar daar staat tegenover, da
het tekort aan woonruimte steeds nijpender wordt. B
en W.. die zeggen, dat het pand zonder kostbare ver
bouwing niet weer als woonhuis kan worden verhuurd
aarzelen echter niet om 36.100,uit te geven voo
een verbouwing en het pand daarna voor een ande
doeleinde te doen gebruiken. Men geeft dus de voorkeu
aan uitbreiding van kantoorruimte boven uitbreidin
van woonruimte ten behoeve van de inwoners van
Leeuwarden. Aanvankelijk hebben B. en W. gedacht
de resterende ruimte te benutten voor woonruimte. Toe 1
echter de betrokken stichting met het verzoek kwam di
ruimte te mogen huren en daarin onder te brengen het
Medisch Opvoedkundig Bureau en het Psychotechnisch
Laboratorium, hebben zij gemeend aan dit verzoek te
moeten voldoen en was de kans, om althans een ge
deelte van dit pand voor woonruimte te benutten, ver
vlogen. Spr. wil gaarne erkennen, dit werk buitenge
woon te appreciëren, maar hij vraagt zich ernstig a
of men het kan verantwoorden dit verzoek in te willigen
en daarmee woonruimte aan inwoners van Leeuwarder
die maanden of zelfs jaren op woonruimte wachten, te
onthouden. Spr. meent, dat men dit huis alleen mag ve> -
huren uit een oogmerk van woningnood, ook dan, a s
de kantoorruimte beperkt is. B. en W. noemen de
verbouwing ten behoeve van woonruimte te kostbaa
zonder echter een begroting over te leggen. Hadden
B. en W., zo vraagt spr., een dergelijke begroting voer
zich liggen, toen zij deze zaak in hun college behan
delden? Zo ja, hoe groot waren dan die kosten?
Ook is spr. het volgende niet recht duidelijk: Op 11
October 1949 wordt aan de stichting een huur voc -
gesteld van f 2100,die klaarblijkelijk was gebasee d
op een berekening d.d. 5 October d.a.v. Na een mon
deling door de stichting gedaan verzoek wordt de huur
op 14 October reeds verlaagd met 300,of ruin
14 Hoe kan dat? vraagt spr.
Wanneer B. en W. vooral zijn eerste vraag niet be
vredigend kunnen beantwoorden, kan hij tot zijn spijt
niet met dit voorstel meegaan.
De heer W. C. Dijkstra wil beginnen met er op te
wijzen, dat, zolang de woningnood nog steeds groot is,
het de taak van de raad, resp. van het gemeentebestuur,
is er voor te zorgen, dat er geen woonruimte verloren
gaat. Spr. gelooft, dat zijn fractie het in zoverre geheel
met de heer Leffertstra eens is. Doch deze beziet de zaak
wat van een kleine kant, als hij zegt, dat hier een wo
ning was, die aan de beschikbare woonruimte wordt
onttrokken. Niet alleen dat zegt de heer Leffertstra,
maar ook, dat B. en W. niet aarzelen om in de ver
bouwing tot kantoorruimte een bedrag van enkele tien
duizenden guldens te steken. Hij vergeet dan echter, dat
in het leven is geroepen een instituut, dat zich ten doel
Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 9 November 1949. 129
I stelt de volksgezondheid te dienen, i.e. de geestelijke
volksgezondheid. Dit instituut is ontstaan als vrucht
van een studie door allerlei deskundigen, als psychia
ters, de kinderrechter, de inspecteur van de volks*-
ge ondheid en mensen uit het B.L.O.; deze studiecom-
mi sie is unaniem tot de conclusie gekomen, dat in Fries
land aan een instituut als dit grote behoefte bestaat. De
kinderrechter zit bijv. met talrijke gevallen, waaromtrent
te: ng nodig is. Daar dergelijke tests hier niet konden
worden verricht, moest men daarvoor steeds naar Hol
land gaan. Alle organisaties op het gebied van kinder-
bes-herming zitten met kinderen, die moeten worden
pla tst, maar eerst moet dan worden vastgesteld, voor
we e inrichting zij geschikt zijn. Dergelijke overwe-
gin en hebben deze studiecommissie er toe gebracht te
ad iseren dit instituut in het leven te roepen. Dat het
be! ng hiervan ook door de Rijksregering wordt inge-
zie blijkt uit het toezeggen van subsidies. Als de hoofd-
stai het belang er niet van inziet, dat hier een dergelijk
in: tuut wordt gevestigd, dan zou er kans bestaan, dat
de estiging elders plaats vindt. De hoofdstad is het in
cultureel opzicht aan zichzelf verplicht te trachten der-
ge' ke instituten in haar midden te houden. Het is mede
op rond hiervan, dat spr. tot de slotsom komt, dat de
heer Leffertstra de zaak te zeer uit een oogpunt van
beperkte woonruimte ziet. Spr. is het met hem eens, dat
dit vraagstuk nijpend is, maar de heer Leffertstra ver-
w; i loost de argumenten, die spr. zoeven heeft genoemd
en die B. en W. bij het nemen van dit besluit onge
twijfeld hebben geleid.
'e heer Witteveen (weth.) is het in grote trekken
ec s met de heer Dijkstra t.a.v. de belangrijkheid van
he: Instituut voor de Geestelijke Gezondheidszorg. Hij
be oeft hier weinig meer aan toe te voegen.
pr. wil eerst ingaan op de vraag van de heer Lef-
ferfstra. Deze heeft in de eerste plaats verzocht mede
te delen hoe hoog de kosten zouden zijn van het weer
tot woonruimte inrichten van dit pand. Ze zijn in het
voorstel van B. en W. niet genoemd, maar ze zouden
een belangrijk bedrag uitmaken, ten minste 15.000,
Het is een groot woonhuis, waarin niet zo maar twee
of drie gezinnen kunnen worden geplaatst. Er zouden
voorzieningen moeten worden getroffen, die een belang
rijke verbouwing vragen.
Verder heeft de heer Leffertstra gevraagd, hoe het
komt, dat de huur oorspronkelijk was vastgesteld op
2100,terwijl thans 1800,wordt voorgesteld.
Spr. wil hier weer verwijzen naar de woorden van de
heer Dijkstra, die de belangrijkheid van het Instituut
heeft aangetoond en waarvan ook B. en W. overtuigd
zijn, zodat dit Instituut enigszins is tegemoetgekomen.
Het verschil van 300,is echter geen verkapt sub
sidie. De afschrijvingstermijn kan iets langer genomen
worden, dan sluit de zaak weer.
Het Woningbedrijf beschikt slechts over 1 kamer.
Dat is al sedert jaren het geval en tot vandaag de dag
heeft geen uitbreiding plaats gehad, niettegenstaande
het bedrijf zeer belangrijk is uitgegroeid en de perso
neelsbezetting is versterkt. Thans is bij het bedrijf ook
een woninginspectrice aangesteld, die een apart ver
trekje moet hebben, dat in het nieuwe gebouw kan wor
den ingericht. Van dit perceel krijgt het Woningbedrijf
slechts een klein gedeelte, n.l. twee kamers van het ge
heel en het oude brandspuithuisje, dat er naast staat.
Dit was dus geen woning.
Het huis wordt alzo hoofdzakelijk bestemd om te
worden gebruikt door het Instituut voor de Geestelijke
Volksgezondheid.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.