rh".
ff*"*f
150 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 December 1949.
Bij het standpunt van curatoren, dat men er zeker
van moet zijn, dat zij, die in de 5e klasse worden toe
gelaten, de eindstreep halen, is nog dit gevaar, dat de
leerlingen niet zo erg hun best doen, omdat zij denken:
,,ik kom er toch wel
Geeft hetgeen onder punt 5 letter b is weergegeven
t.a.v. het aantal bevorderden niet een wat al te pessi
mistisch beeld? vraagt spr. zich af. Het is niet normaal
te noemen, aldus curatoren, dat van de 27 leerlingen
slechts 12 onvoorwaardelijk worden bevorderd. Naar
spr.'s mening is ook hij. die een taak heeft, bevorderd.
Wie een her-examen moet doen, niet, hoewel maar en
kelen hiervan definitief zijn afgewezen.
Bij de beoordeling van een en ander moet er rekening
mee worden gehouden, dat er leerlingen zijn, die de
achterstand, ontstaan door de oorlog, nog niet hebben
ingehaald. Nog steeds is deze moeilijkheid er en wel
licht hebben de leraren te veel waarde aan de traditie
gehecht.
Onder 5 letter c wordt gezegd, dat curatoren van
mening zijn, dat de werkweek in de Volkshogeschool
te Bakkeveen heeft meegewerkt aan het slechte resul
taat van deze klasse. Deze z.g. werkweken worden in
onderwijzerskringen belangrijk geacht. In zo n week
kan heel vruchtbaar worden gewerkt. Weliswaar wordt
dan alleen voor hoofdvakken gewerkt, maar dat is juist
belangrijk. In onderwijskringen menen sommigen, en
dat zijn niet de slechtsten, dat zo n week juist nodig is.
Spr. laat de vraag open, of er voldoende feitelijke
gronden aanwezig waren, waarop curatoren een lich
tere maatstaf hanteerden dan anders.
Spr.'s fractie meende deze min of meer onderwijs
technische opmerkingen te moeten maken of liever ge
zegd enkele vragen te moeten opwerpen, waaromtrent
het rapport geen zekerheid geeft, alhoewel deze zaak
slechts uitgemaakt kan worden door bij uitstek deskun
digen.
Wat betreft de strijd, die er geweest is om een paar
leerlingen, van wie de ene door spr. wordt aangeduid
met de letter R de raad weet dan wel wie hij be
doelt verenigt hij zich met het standpunt van de
curatoren.
Overigens staat spr.'s fractie achter dit rapport en
verenigt zich er mee.
Ten aanzien van een eventuele wijziging van de ver
ordening delen spr. c.s. het standpunt van de commissie
en volgen daarom haar aanbeveling.
In de aanvang van het conflict werd reeds gevraagd
om spr.'s medewerking tot het verkrijgen van een wijzi
ging van de bestaande verordening, waarbij het College
van Curatoren geheel zou worden uitgeschakeld en de
leraren een alles beslissende positie zou worden ge
geven. Onnodig te zeggen, dat dit direct radicaal van
de hand is gewezen. Uit de gestelde vraag sprak echter
ten opzichte van deze zaak een zekere mentaliteit.
Spr. vestigt er nogmaals de aandacht op, dat samen
werking tussen en samen vergaderen door curatoren en
leraren bij het beslissen over het bevorderen van leer
lingen van groot belang is. Dit is helemaal niet iets
nieuws. Aan diverse instellingen van onderwijs van ge
lijke aard als het Stedelijk Gymnasium bestaat deze ge
woonte reeds en werkt heel goed. Het kan er in sterke
mate toe meehelpen conflicten, zoals er thans een is ont
staan, te voorkomen.
De hear Santema moat, ek nammens syn fraksje, for-
klearje, dat hy c.s. har efter dit rapport stelle en yn it
bisünder de klam lizze wolle op punt 25, dêr't eventuele
wiziging fan 'e forordening yn bisprutsen wurdt. Hja
achtsje dit ek van tige great bilang en kinne har ek al
hielendal forienje mei hwat hjir opmurken wurdt, nam-
mentlik dat earst sa folie mooglik bisocht wurde sil, it
konflikt, op it eagenblik noch geande, by to lizzen. Spr.
wol mar sizze, dat syn fraksje, lyk as de oare fraksjes.
hjirefter stiet. Hy hie de opjefte, dit yn it formidden fan
de rie del to lizzen.
De heer Van der Schaaf kan beginnen met namens de
commissie een woord van erkentelijkheid uit te spreken
voor de waardering, die haar werk is ten deel gevallen.
Spr. meent, dat zij het niet goed gedaan zou hebben,
wanneer zij niet haar uiterste krachten er voor zou heb
ben gegeven. Deze kwestie is van zodanig belang, dat de
commissie zich de inspanning voor het werk gaarne
heeft getroost.
Thans wil spr. nog even een kleine onjuistheid in
het rapport rectificeren. Het is hem n.l. gebleken, dat
in punt 15: De lotgevallen van de betrokken leerlingen,
wordt gezegd, dat een van de leerlingen, die naar een
andere onderwijsinrichting is overgegaan, daar in de
5e klasse is opgenomen. Dit moet zijn: in de 6e klasse.
Dat is overigens verder van geen belang, omdat het
niet heeft meegewerkt tot het trekken van de conclusies
van het rapport.
Spr. kan de heer W. C. Dijkstra slechts dankbaar
zijn voor hetgeen deze heeft gezegd. Dit geeft verder
geen aanleiding tot opmerkingen. Ook wat de heer Lef-
fertstra heeft gezegd over het werk van de commissie
geeft geen aanleiding tot bijzondere opmerkingen. De
commissie hoopt ook, dat de lezing van het rapport bij
beide betrokken partijen een zekere indruk zal wekken
en wel deze, dat men van beide kanten moet trachten,
juist in het belang van de school, om weer tot elkaar
te komen en zo gezamenlijk de schouders weer onder
het werk voor de school te zetten.
Over de opmerkingen van de heer Wiersma zal spr,
iets meer moeten zeggen. Zij zijn eigenlijk te verdelen
in twee categorieën, in twee groepen; de ene groep heeft
betrekking op het onderwerp, dat het rapport wil uit
stellen, n.l. de wijziging van de verordening; enkele
andere opmerkingen houden een waardering in van de
houding van een van beide partijen. De heer Wiersma
heeft gezegd, dat z.i. de kernfout in dit conflict is ge
legen in het feit, dat curatoren en leraren in een zeker
stadium gescheiden vergaderen. In het rapport is daarop
geattendeerd en daar wordt gezegd, dat men curatoren
daarvan geen verwijt kan maken, omdat dit in overeen
stemming is met de verordening op het gymnasium
Wanneer men er dus van overtuigd is, dat dit inderdaac
een diepgaande fout is, dan zal men bij gelegenheid
wanneer de wijziging aan de orde zal komen, daarop
moeten terugtasten. Dat is dus nu eigenlijk minder aar
de orde.
Men kan zeggen: is dit de kernfout? De heer Wier
sma heeft dat uitgesproken en spr. heeft weinig be
hoefte daarover met hem te discussiëren. Men zou al
leen verwonderd kunnen zijn, dat het gedurende tien
tallen jaren met deze kernfout toch vrij behoorlijk i
gegaan.
De heer Wiersma viel het op, dat de commissie in
punt 20, waar het gaat om de houding van de rector
slechts uitspreekt, dat zij de indruk heeft, dat de rector
hetgeen besproken is in de vergadering tussen cura
toren en rector niet volkomen objectief zou hebbei
overgebracht. Daar heeft de commissie met bewusthei
de term gekozen, dat „zij de indruk heeft". Men kan
zich indenken, hoe het is gegaan: Curatoren en recto
(één curator was daarbij niet aanwezig) waren bij eer.
allen natuurlijk waarheidslievende mensen. Het is ech
ter zo: wanneer men naderhand in een conflict een
zekere positie inneemt, dan kan men een verschillende
opvatting hebben van hetgeen in zo'n bijeenkomst is
besproken. Een objectieve getuige was niet aanwezi
en gelukkig, mag spr. wel zeggen stond daar oo
niet, zoals in nat.-socialistische kringen te doen ge
bruikelijk was, een geheime dictaphoon of iets derge
lijks opgesteld, zodat de commissie niet verder kon gaa.
t* «r*-
Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 December 1949.
in haar uitspraak. Toch is de indruk ook weer niet ge
heel en al zonder grond, maar dat is moeilijk te be
wijzen. De commissie acht het verantwoord het zo te
zeggen, als zij deed, n.l. dat zij die indruk heeft ge
kregen.
Dan is de heer Wiersma er toe overgegaan om een
aantal opmerkingen te maken over het beleid van de
curatoren. Deze zijn vooral van onderwijskundige aard
en et kan de nauwgezette bestudeerder van het rap
port zijn opgevallen, dat de commissie zich in het onder
wijs undige gedeelte niet al te zeer heeft begeven. Daar
war n verschillende redenen voor. Spr. kan er weinig
anders van zeggen dan dat de leden van de commissie
het vertrouwen van de raad hebben gehad en dat is
vee: natuurlijk, maar onderwijsspecialisten waren het
toch eigenlijk niet. Wanneer men nu van de commissie
een technisch-deskundig rapport zou hebben verlangd,
dan hadden aan de commissie moeten zijn toegevoegd
enkele onderwijs-deskundigen, bijv. de inspecteur der
gyn nasia of iemand anders van dergelijke kwaliteit. De
commissie heeft het dus niet nodig geacht, zich diep
hier n te begeven; zij heeft haar taak zo opgevat, dat
het vervelende conflict, dat de raad als besturend col
lege op zekere dag op zijn weg vond, moest worden
opgelost. Daarvoor is, naar der commissie mening, vol
doe ide aangevoerd, zonder dat zij in onderwijs-deskun-
dig theorieën en beschouwingen, die ook niet van haar
we den verwacht, behoefde te vervallen. Bovendien is
eer: dergelijke beoordeling thans ook vrij lastig, want
eerst over een jaar, wanneer de betrokken leerlingen
ein examen zullen hebben gedaan en de resultaten daar-
vai bekend zijn, zou een definitief oordeel over het
on erwijskundige beleid van het curatorium pas geven.
'e heer Wiersma heeft nog opgemerkt, dat bij de
we rgave van het standpunt van curatoren is gezegd,
dat curatoren getroffen werden door het feit, dat van
de klas van 27 leerlingen er maar 12 onvoorwaardelijk
werden bevorderd. Nu is dat in zekere zin technisch
niet volkomen juist uitgedrukt. Want bij de 15 bedoelde
leerlingen, die voorwaardelijk werden bevorderd, waren
enkele met taken en bevordering met een taak wordt
j °P het gymnasium beschouwd als in zekere zin onvoor
waardelijk, maar toch ook niet gewoon, niet zonder
voorwaarde. Als men het rapport van curatoren heeft
gelezen en dat hebben alle raadsleden natuurlijk ge
daan dan weet men wat dit betekent.
Het is dus zo, dat de heer Whersma behoefte heeft
gevoeld om aan het oordeel van de commissie nog iets
toe te voegen. De commissie heeft echter gemeend niet
verder te moeten gaan dan ze deed. De heer Wiersma
maakt van zijn verdergaand oordeel geen voorstel, zo
dat spr. mag aannemen, dat hij hetgeen spr. niet ver
wondert en hem ook bekend is met het voorstel,
zoals de commissie het formuleert, accoord gaat.
De heer Santema ten slotte heeft ook zijn instemming
betuigd en vooral ook gewezen op het belang van een
eventuele wijziging van de verordening. Nu dat onder
werp niet aan de orde is, kan spr. daarover zeer kort
zijn en eigenlijk behoeft hij daar niets van te zeggen.
Hij meent nu de verschillende sprekers wel te hebben
geantwoord.
De Voorzitter stelt voor de discussie te beëindigen,
die met de beantwoording door de heer V. d. Schaaf
trouwens toch al beëindigd was. Daar niemand stem
ming verlangt over het voorstel van de commissie, con
cludeert spr., dat het conform is aangenomen en dat het
punt voor vanavond is afgehandeld.
Hij sluit, na de raad verzocht te hebben, nog bijeen
te blijven in een besloten zitting, de openbare verga
dering.