18 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Januari 1950. legd. Toch heeft spr. enkele gegevens kunnen krijgen. Men heeft het vrij aanzienlijke tekort op de arbeiders woningen gedekt door een aantal (100150) midden standswoningen met een inhoud van 329 m3 in het bouwcomplex op te nemen. Deze zijn dus ongeveer 10% groter dan de duplex-woningen. die hier gebouwd wor den. Men noemt ze „flats"; het zijn etagewoningen, die in 't geheel geen bijzonders vertonen; ze hebben flinke grote kamers, drie slaapkamertjes, een douchecel, een keukentje en een schuurtje. Ze doen 700,- huur per jaar. Dat komt overeen met een eenheidsprijs van 2,13 per m3 inhoud. Vergelijkt men deze woningen met wo ningen, die in 1939 en 1940 gebouwd zijn en die ook 700,huur doen, dan blijkt, dat deze laatste een in houd hebben van 600700 m3 en veelal centrale ver warming. Men moet thans per m3 inhoud ongeveer 0,901,20 huur rekenen. Voor deze nieuwbouw met een inhoud van 329 m3 berekent men, zoals ge zegd, 2,13 huur per m3. Dit heeft als gevolg, dat deze grote groep middenstandswoningen een behoorlijke suppletie oplevert, n.l. een bedrag van een kleine 30.000,Dit bedrag is aangewend om het huurtekort van de arbeiderswoningen te dekken. Spr. memoreert dit, omdat in de tam-tam, die van deze bouw gemaakt is, toch eigenlijk „boerenbedrog" schuilt en niet alleen dit, maar ook en zeer aanmerkelijke, verkapte huur verhoging. Spr. persoonlijk meent, dat èn uit structu rele- en uit billijkheidsoverwegingen deze huurverho ging inderdaad noodzakelijk is, maar dan zou hij zeggen: kom openlijk met de huurverhoging voor de dag. Deze handelwijze kan grote moeilijkheden ver oorzaken. Bussum kan zich misschien permitteren om deze kleine middenstandswoningen te bouwen met een huur van 700.Misschien komen daar weinig arbei ders in de gemeente voor en voldoende mensen, die 700,kunnen verwonen. Gemeenten van andere sa menstelling kunnen dat natuurlijk niet doen. Spr. meent hiermee een duidelijk beeld van de situatie in Bussum te hebben geschetst. Op zichzelf is het helemaal geen kunst een bepaalde groep het tekort van een andere groep te laten dekken, i.e. de middenstandsgroep een tekort te laten betalen, dat door arbeiderswoningen ver oorzaakt wordt. Dit laat spr. overigens aan de ge meenteraad van Bussum over. Hij kan zich echter voorstellen, dat bij de leek de vraag opkomt: Kunen ze dat in Bussum wel en in Leeu warden niet Leeuwarden zou minstens hetzelfde kun nen doen. Er is in Bussum door het toepassen van en kele massaliteiten en enkele rationele dingen, zoals het samenvoegen van 4 woningen, een bepaalde zuinigheid bereikt. Hierdoor en door het grote aantal woningen 300 werd een gemiddelde prijs van 28,en enkele centen verkregen, terwijl de hoogste door de Minister toegestane prijs 31,50 bedraagt. Vooral ook het drukken van de verdiepingshoogte heeft invloed op de prijs gehad. De bouwverordening van Bussum schrijft een hoogte van 2.80 m voor. T.a.v. dit plan heeft men een hoogte van 2.60 m doorgevoerd. De bovenste lagen in bouwwerken kosten altijd meer dan de onderste. Men voelt echter wel, dat deze bezuiniging van 10% op geen stukken na voldoende zal zijn om het onren dabele bedrag van 4060% te kunnen dekken. Dek king van dit onrendabele bedrag kan zonder huur verhoging niet worden verkregen. Spr. heeft concrete cijfers genoemd, waaruit blijkt, dat hier geen sprake is van een revolutie, zoals de heer Dijkstra het min of meer zag. Minister In 't Veld heeft er in dit verband op ge wezen, dat er initiatieven uit het land moeten komen. Spr. heeft in deze de Minister niet kunnen volgen, om dat deze juist de initiatieven, die niet op reële basis staan, tracht te stuiten. Hij heeft ook gezegd, dat er gestreefd moet worden naar „minder zinloze schoon heid en meer zinvolle functionele schoonheid". Spr. zoi hierbij willen zeggen: „Excellentie, geeft U ons meet zinvolle werkelijkheid". De Minister zegt, dat tot prijs verlaging moet worden gekomen, waarbij hij wel een achterdeurtje openlaat, want de werkelijkheid is deze dat na de devaluatie eerder van verhoging sprake za zijn. In de eerste plaats komt er loonsverhoging en bovendien stelde hij een verhoging van de baksteenprijs en van de houtprijs in het vooruitzicht, maar in wer kelijkheid waren deze verhogingen al twee maanden geleden ingegaan. Er wordt Zweeds hout ingevoerd; di komt na de devaluatie, niettegenstaande, dat de Zweedse kroon ook gedevalueerd is, op 8,per m2. Spr. zie geen mogelijkheid in 1950 tot prijsverlaging te komen wanneer althans het peil der woningen gelijk blijft ei de eisen, die tot dusverre aan een arbeiderswoning werden gesteld, gehandhaafd blijven. Spr. memoreert di alles even, omdat de heer Dijkstra naar deze initiatievei heeft gevraagd. Natuurlijk zal het college al het moge lijke doen, om aan de nood der woningzoekenden zo veel mogelijk tegemoet te komen, maar alles, wat he tot nu toe heeft gedaan is slechts een druppel op di gloeiende plaat geweest. Verleden jaar zijn er 200 250 woningen gebouwd. Met een beetje geluk kan di jaar dit aantal ook worden bereikt, maar in eerste in stantie zijn aan Leeuwarden slechts 115 woningen toe gewezen. Niettegenstaande dit feit echter blijft he college natuurlijk volledig diligent, maar zijn mogelijk heden zijn beperkt. Thans is de veel genoemde decentralisatie tot stanc gekomen, maar als ze niets anders betekent dan d thans geldende regeling, heeft spr. haar maar lieve niet. Toen „Den Haag" nog alles verdeelde, beston de mogelijkheid nog eens iets los te peuteren, wannee een andere gemeente niet vlot genoeg bouwde. Nu krijg de provincie een bepaalde jaarlijkse toewijzing, die dez weer onder de gemeenten verdeelt. De zaak zit zo vol komen op slot. Het is voor Leeuwarden onmogelijk en het zou ook onbehoorlijk zijn om buiten de pro vincie om naar Den Haag te stappen, om een hogere toewijzing te vragen. Het zou ook niet erg elegant zijn van de provincie een paar woningen: 2, of 10, of mis schien 15, meer te vragen, want dat zou dan moetei gaan ten koste van de andere Friese gemeenten. D werkingssfeer van het college is zodanig beperkt, da het er eigenlijk niets aan kan doen. Of de provincie aan haar trekken komt, is voor spr een tweede vraag. Naar zijn overtuiging is dit niet he geval, maar krijgt Friesland bepaald te weinig toege wezen. B. en W. kunnen slechts afwachten, wat aai Leeuwarden wordt toebedeeld. Wat echter nog mogelij is, wordt niet nagelaten en al betreft het maar 1 of woningen, alles wordt geaccepteerd en binnengehaald Het woningprobleem, dat raad en B. en W. en ee ieder bezighoudt en dat bij elke begroting hier weer te sprake komt, is van dusdanige omvang, dat het bepaal benauwend is, maar men moet zich uiteindelijk toch we even tot de werkelijkheid bepalen. De Minister heef zelf gezegd in een interview en op een persconferentie De materialen zijn behoorlijk voorhanden, evenals ar beidskrachten. Spr. durft beweren, dat, hoewel hij nie gelezen heeft, dat de Minister het gezegd heeft, een zee aanmerkelijk veelvoud van hetgeen tot dusverre ge bouwd is, kan worden gebouwd. Wanneer de Ministe zegt, dat arbeidskrachten en materialen geen bezwaa- zijn, dan zegt spr.: geef ons volume, dan zullen w bouwen. Hij is het roerend met de Minister eens, dat he woningprobleem op het ogenblik een financieel pro bleem is. Waanneer de grote nationale armoede blijft is het probleem op de bestaande basis niet op te lossei Verleden jaar was het woningtekort minstens 300.001 Dit zal door meer krotopruiming nog zeer aanzienlij worden verhoogd. Per woning moet men, alles inbe grepen, toch altijd nog 10.000,rekenen. Over he Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Januari 1950. 19 gehele land betekent dat dus milliarden aan uitgaven, waar de gehele Marshall-hulp nog niet eens voldoende voor zou zijn. Men voelt wel, dat dit probleem door geen enkele regering op korte termijn is op te lossen. Spr. heeft gemeend, dit even in het midden te moeten brengen. Hij kan slechts weinig positiefs zeggen, alleen dit, dat het college inderdaad diligent is en dat zoveel mogelijk gebouwd zal worden. Aan Friesland is geen volume voor montagebouw toegewezen. Deze bouw, die de heer Dijkstra even heeft aangeroerd, is niet goedkoper, zelfs nog iets duurder dan permanente bouw. De Minister heeft gezegd: zodra montagebouw op hetzelfde financiële niveau komt als de permanente bouw, zal inderdaad worden overgegaan tot montagebouw. Dat niveau is, voor zover spr. is in gelicht, nog niet bereikt. Montagebouw is relatief veel duurder, omdat deze nooit de waarde van permanente bouw kan vertegenwoordigen en wordt, natuurlijk uit financiële overwegingen, slechts spaarzaam toegepast. Voorts heeft de heer Dijkstra nog het vraagstuk der industrialisatie aangesneden. Hier liggen haast even grote moeilijkheden als bij het woningvraagstuk. Ieder is er van overtuigd, ook zonder de hogere politiek in het landsbestuur te kunnen beoordelen, dat men moet komen tot een grote mate van industrialisatie bij over bevolking. Men kan het echter niet forceren. Industrie kan niet uit de grond gestampt worden. Regionaal kan men in dezen wel werken en stimulerend optreden, maar het landsbestuur moet de grote lijn aangeven, schragen en stutten. Hierbij immers komt ook direct weer „het" grote vraagstuk, n.l. het financiële, aan de orde. Men kan de vraag stellen: blijven wij hier in Leeuwarden beneden het gemiddelde peil wat de industrie-ontwik- keling betreft? Spr. zou haast durven antwoorden, dat dit -relatief gezien niet het geval is, enkele uit lopers, zoals Twente en Eindhoven, buiten beschouwing gelaten. Ook op industriegebied beleeft men in Leeu warden geen „denderende" gebeurtenissen. Grote in dustrieën, die overigens ook maar heel dun gezaaid zijn, heeft men hier niet kunnen binnenhalen. Spr. gelooft, dat hij, ook namens het college, mag zeggen, dat men hier een vrij rustige ontwikkeling op industrie-gebied heeft gehad. Er is hier zelfs nog soms iets meer dan het toegewezen gerantsoeneerde bouw volume voor bedrijfsruimte binnengehaald. In 1947 is voor bedrijfsbouw, waaronder vallen fabrieksbouw, uit breiding van kantoorgebouwen en zakenpanden, enz. in totaal een volume van 2.200.000,verwerkt. Men kan dit cijfer gerust aanmerkelijk hoger ne men, maar dit is dan het op Gemeentewerken ge registreerde cijfer. In 1948 bedroeg het volume in geld 2.8 millioen. Dit is dus buiten alle andere bouw, zoals kerk- en schoolbouw. In 1949 zijn vergunningen afge geven voor een volume van ongeveer 8 ton. Dit was een aanmerkelijke teruggang. Spr. meent, dat de oor zaak hiervan wel enigszins voor de hand ligt: er was nu eenmaal niet meer vraag. Er had hier in 1949 aan merkelijk meer gebouwd kunnen worden; volume was daarvoor wel te krijgen geweest. Men kan hier niet bogen op vestiging van een groot aantal nieuwe industrieën, maar toch zijn er, alles bij elkaar, nog verschillende opgericht. Spr. zou ze wel kunnen opnoemen, maar hij weet niet, of dat wel nodig en op zijn plaats is. Er zijn enkele bedrijven gevestigd, die niet groot zijn, maar die een grote mate van stabi liteit bezitten. Degenen, die een lijst van deze indus trieën willen zien, wil spr. deze wel tonen. In reeds bestaande gebouwen is industrie gevestigd, maar ook zijn er enkele nieuwe gebouwen verrezen. De gemeente heeft terreinen voor dit doel kunnen kopen. Door B. en W. zijn verschillende onderhandelingen met indus triëlen gevoerd, die uiteindelijk op niets zijn uitgelopen. Daardoor is hier en daar de vraag opgekomen: Is de grondpolitiek van het gemeentebestuur van Leeuwarden t.a.v. de industrie wel de juiste? Spr. stipt dit even aan. omdat hij wel eens klanken van buiten opvangt te dien aanzien; hij vindt het thans wel een geschikte gelegen heid, hierop even in te gaan. Het college heeft iedere mogelijkheid „uitgebuit" (op een gepaste manier) om de industrie te bevorderen. Het heeft dit gedaan niet alleen in de vorm van het zoeken van gebouwen, maar ook in het ter beschikking stellen van terreinen en in het zodanig calculeren van deze terreinen, dat de ge meente, als zij daarmee door zou gaan, er in de toekomst een groot kapitaal in zou moeten steken. De lust tot bouwen bij industriëlen is. vooral met het oog op gelds- investering, niet erg groot. De reden, waarom het college niet eerder grote com plexen industrieterrein heeft ingericht, is, dat het van de gemeente een zeer grote investering zal vragen, die in de tonnen zal lopen, terwijl het gemeentebestuur er geen kijk op heeft, hoe dit alles zich zal ontwikkelen. Er is hier voorzichtigheid geboden. Niettegenstaande deze bedenkingen kan iedere industrieel en hij kon dit ook verleden jaar en vroeger bij de gemeente terecht. Zodra iemand een terrein wil hebben, krijgt hij het en als hij klaar is met de bouw, heeft -de ge meente er voor gezorgd, dat de straataanleg tot stand is gekomen. De vraag is betrekkelijk gering en als men vraagt, is het zo, dat men wel bepaalde plannen heeft, maar dat er zodanige moeilijkheden zijn bij de finan ciering, dat alles op losse schroeven staat. Er zijn verschillende gevallen geweest, waaraan het gemeentebestuur veel tijd heeft besteed, maar die op niets zijn uitgelopen. Zo was er een aanvrage, waarbij het college aan de toekomstige fabrikant een woning ter beschikking heeft gesteld en een kantoor. De ves tiging liet echter maar op zich wachten. Toen de zaak tenslotte haar beslag zou krijgen, ontvingen B. en W. een laconiek briefje, dat van de vestiging werd afgezien en dus ook van de aankoop van het industrieterrein. Spr. zou nog meer dergelijke gevallen kunnen noemen. Er is meermalen critiek uitgeoefend op de gemeente, maar die is niet verdiend, althans in de meeste ge vallen niet. Er wordt dezerzijds alles gedaan wat mo gelijk is, om de industrievestiging op gepaste wijze te bevorderen. Men moet echter niet denken, dat de ge meente de grond kosteloos beschikbaar kan stellen en misschien ook nog investeringen in het bedrijf kan doen. Er zijn ook bedrijven, die kort voor de oorlog hun terreinen voor een civiele prijs verkocht hebben en die nu zeggen, dat ze terrein moeten hebben en het niet kunnen krijgen. Spr. heeft dit alles naar voren willen brengen, opdat de raad een juiste kijk op de ontwikkeling in dezen krijgt. De heer Dijkstra heeft het verder gehad over het uit breidingsplan en de centrale riolering. De kwestie van het uitbreidingsplan wil spr. even achterwege laten; de centrale riolering verkeert in het ontwikkelingssta dium; er wordt aan gewerkt. Niemand is er meer van overtuigd dan het college, dat het zeer noodzakelijk is, om op korte termijn van de tonnen af te raken. Het is echter een millioenen-plan. De heer Kamstra heeft ook op het belang van in dustrialisatie gewezen en er bij gevraagd, of in verband hiermede en met de verdere ontwikkeling van de stad en de bevolking, het college voldoende oog heeft voor de aantrekkelijke kant van de stad. Hij acht het van belang, dat ze zo aantrekkelijk mogelijk wordt gemaakt. Spr. meent, dat uit de zaken die de raad zo voor en na gepasseerd zijn, overtuigend blijkt, dat het college daar inderdaad oog voor heeft en dat het doet wat het kan met de bescheiden middelen, waarmee het moet werken. Komen B. en W. met te grote plannen in dezen, dan zal de raad deze zeer zeker afsnijden. Er is ook weer gesproken over de Huizumer overweg.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1950 | | pagina 10