22 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Januari 1950. De Voorzitter zegt, dat de heer A. Witteveen enige belangrijke opmerkingen heeft gemaakt over een nieuwe gasfabriek. Hij zou hem evenwel onder het oog willen brengen, dat daarvan in het sectierapport niet het minste voorkomt. Hij heeft de heer Witteveen beleefdheids halve laten uitspreken, maar hij zou, ook ter wille van de goede gang van zaken, de raadsleden willen vragen, geen onderwerpen aan te roeren, die niet bij de be grotingsbehandeling in de secties ter sprake zijn ge weest. Spr. weet niet, of er voor de wethouder nog aan leiding is, om op deze zaak terug te komen. De heer Geerts (weth.) wil, voorzover het hem mo gelijk is, de heer Witteveen wel antwoorden. Deze heeft in de eerste plaats gesproken over de concentratie van de gasfabrieken. Er bestaat een landelijk plan de gasfabrieken te concentreren tot vier productiebedrijven: in het Zuiden de Staatsmijnen, een kunstmestfabriek, waar gas afvalproduct is, de Hoogovens te Velsen en verder nog een fabriek in het Noorden. Waar deze laatste eventueel zou moeten komen, is nog niet bekend. In Drenthe wordt aardgas gevonden en dat schijnt van zodanige kwaliteit en in zodanige hoeveelheid aanwezig te zijn, dat het Noorden voor 25 jaar van gas kan worden voorzien. Het is nu alleen de vraag, of het mogelijk en gewenst is dit uit de grond te halen. Zolang het gas n.l. boven de olie ligt, helpt het de olie naar boven brengen. Wordt het gas eerst naar boven ge haald, dan moet de olie opgepompt worden. Men moet dus eerst uitrekenen wat het voordeligst is. In Leeuwarden en in heel Friesland weet men niet hoe het komt. Er is een provinciale commissie ingesteld, die geadviseerd heeft, dat al vast begonnen moet wor den met de fabrieken onderling te verbinden door een ringleiding, zodat gedurende de overgangstijd de fa brieken, die aan die leiding liggen, elkaar kunnen steunen. Voorlopig is er geen plaats voor een nieuwe fabriek in Leeuwarden, tenzij Leeuwarden in de concentratie zou worden ingeschakeld. Dan zou ze inderdaad moeten liggen aan het grootscheepsvaarwater en de spoorlijn. De hear A. Witteveen bigrypt, dat hy 14 dagen to let is, as er seit, dat it plak fan 'e jachthaven wol ge- skikt is foar in nij gasfabryk! (Vrolijkheid). De ontwerp-begroting, inclusief de wijziging, wordt z.h.st.aangenomen. Hierna wordt gepauzeerd. Na heropening van de vergadering worden de ont- werp-begrotingen van het Gemeentelijk Grondbedrijf, het Gemeentelijk Woningbedrijf, de Gemeentereiniging, de Gemeentewerken en het Openbaar Slachthuis z.h.st. aangenomen. Aan de orde is de ontwerp-Gemeentebegroting. Uitgaven. Volgno. 212. Jaarwedden van de wethouders f 19.200—. De heer W. C. Dijkstra noemt de salarissen der wet houders belangrijk, maar belangrijker is wie de wet houders zijn en dus is ook belangrijk de vraag hoe men tot de keuze der wethouders komt. Spr. zou aan datgene wat aan de wethoudersverkie zing is voorafgegaan in het jongste verleden De Voorzitter zegt, dat dit een punt is, dat niet op deze post betrekking heeft. De heer W. C. Dijkstra vraagt de Voorzitter, of deze de raad wil verzoeken, hem gelegenheid te geven om te weerleggen, dat door de P.v.d.A. in dezen minder fair zou zijn opgetreden. De Voorzitter kan dit niet doen, daar hij voor de pauze de raad heeft gevraagd, van replieken af te zien. Als de heer W. C. Dijkstra nu het woord verkrijgt, betekent dit immers, dat hij in de alg. beschouwingen terug wil treden. Andere raadsleden zouden dan ook weer het woord verlangen. De heer W. C. Dijkstra herhaalt, dat onprettige din gen aan het adres van de P.v.d.A. zijn gezegd, die hij c.s. nog niet hebben kunnen recht zetten. Het zou hem zeer spijten, indien hun vanmiddag daartoe niet alsnog de gelegenheid zou worden geboden. De Voorzitter: De heer Dijkstra doet dus het voorste' om de alg. beschouwingen te heropenen? De heer W. C. Dijkstra weet niet, of die formulering juist is. Hij zou het voorstel willen doen, hem in staat te stellen een verklaring af te leggen. De Voorzitter zal moeten vragen, hoe de raad hier over denkt. De heer V. d. Schaaf: Gelijke monniken, gelijke kap pen! De Voorzitter vraagt, of iemand over het verzoek var de heer W. C. Dijkstra om een verklaring te moger afleggen, het woord verlangt. De heer Wiersma ziet het zo, dat, als de P.v.d.A. dt gelegenheid gegeven wordt een verklaring af te leggen men waarschijnlijk ook van de zijde der andere fractie met een dergelijke verklaring zal komen. Ook doo: middel van het afleggen van verklaringen komt mer onherroepelijk weer op de alg. beschouwingen terech en de raad heeft zich zo juist, ter wille van de tijd door af te zien van replieken, tegen voortzetting daar van verklaard. Een verklaring van de zijde van spr. fractie zal wellicht niet zo heel veel anders zijn dar: die, welke eventueel zal worden afgelegd door de hee Dijkstra. De heer Van der Schaaf zou iedere fractie 5 minuter spreektijd willen geven. De Voorzitter: Er zijn 6 fracties, dus dat wordt dai 6X5 minuten! De heer Van der Schaaf: Van onze nachtrust, maa daar zijn wij ons van bewust! De heer Wiersma kan het bezwaar van het tijds gebrek wel aanvoelen, maar, op zijn horloge kijkend staat hij er toch wat anders tegenover; de bedrijfs begrotingen zijn n.l. heel vlug afgewerkt. De Voorzitter: Het vorige jaar ging het nog vlugger Er is dus eerst het voorstel van de heer W. C Dijkstra, dat hij een verklaring zal afleggen en dan ee amendement van de heer V. d. Schaaf om dit toe t staan op die voorwaarde, dat dan ook elke ander fractie een verklaring zal afleggen, mits binnen de tij van 5 minuten. Spr. vraagt de raad bij handopsteken kenbaar t maken, wie vóór het geamendeerde voorstel is. De meerderheid van de raad blijkt vóór dit voorste te zijn, zodat dus aan de woordvoerder van elke fracti 5 minuten spreektijd is toegewezen om een verklaring af te leggen. De heer W. C. Dijkstra zou willen beginnen met ee mogelijk onjuiste indruk weg te nemen. Hij heeft niets willen zeggen over hft salaris der wethouders, maar had deze aanloop nodig, om over een ander punt iets te kunnen opmerken. Er is van twee kanten gesproken over de wijze van voorbereiding der wethoudersverkiezing. Spr. wil voor de historie vastleggen hoe het precies is gegaan. Ofschoon de stembuscijfers daartoe geen aanleiding geven, heeft de fractie van de P.v.d.A. gemeend, in principe te moeten besluiten tot het prijs geven van één wethouderszeteL Reden hiertoe was de verhouding van het aantal raadzetels der verschillende partijen; de P.v.d.A. zou met 3 zetels iets te royaal voor de dag komen. Bij de bespreking tussen de fractievoorzitters is een mededeling in deze zin gedaan. In eigen kring had deze opvatting geen strijd gekost. Spr. heeft al te kennen gegeven, dat men goed moet begrijpen, dat het voor zijn fractie een besluit van vérstrekkende aard was, om een deel van haar invloed, waarvan zij niets dan goede vruchten had gezien, prijs te geven. Spr. antwoordt de heer Zittema, dat, als men weet hoe de verhoudingen in onze gemeente zijn, de op één na sterkste fractie voor die vierde zetel in aanmerking moest komen. Het ging dus nog slechts om de figuur, die zou worden gecandideerd. Spr. knoopt thans aan bij wat de heer Wiersma heeft gezegd. Men bedenke wel, dat ieder raadslid een zekere verantwoordelijkheid draagt voor diegene, die hij in het college plaatst. Men dient te weten, wie candidaat gesteld wordt. Daaromtrent nu is verschil van mening ontstaan. Spr. c.a. hebben zeer tijdig en nadrukkelijk aan de fractie van de V.V.D. te kennen gegeven, dat zij de gecandideerde persoon niet geschikt achtten om deze post te bekleden. Er was hieromtrent geen enkel misverstand mogelijk. De V.V.D. heeft naar hun gevoelen een gemis aan besluitvaardigheid en politiek inzicht getoond. Was de naam van de gecandideerde persoon tijdig ter kennis gebracht van de verschillende fracties, dan was her nieuwd overleg mogelijk geweest. Maar het feit, dat die mededeling pas op de dag der wethoudersverkiezing te hunner kennis kwam, heeft het spr. c.s. onmogelijk gemaakt te komen tot een tweede overleg als waarop de heren Kamstra en Zittema hebben gedoeld. Als de heer Kamstra bezwaar heeft tegen de gevolqde methodiek, is dit slechts te wijten aan het feit, dat hij op de bewuste avond de situatie niet volkomen heeft doorzien. Als de heer V. d. Veen zegt: wij hebben geen kans gekregen, dan is dat per se onjuist. Hij c.s. hebben de kans gekregen. Als hij zegt: het spijt ons, dan zegt spr.: wij voelen met U mee, niet: wij lijden met U mee. Wanneer de heer Zittema klaagt over de manier, waarop de P.v.d.A. de zaak heeft getracteerd, en min of meer suggereert, dat er sprake is van een wat unfaire handelwijze, dan antwoordt spr., dat dit niet juist is. De heer Kamstra meent, dat wat de heer Dijkstra zegt, n.l. dat het standpunt van de V.V.D. pas bekend was op de dag der wethoudersverkiezing, niet geheel juist is. De avond tevoren toch was het in de fractiever gadering der A.R. al besproken. (De heer Wiersma: De mogelijkheid, dat een bepaalde persoon candidaat gesteld zou worden). Er was echter een mogelijkheid geweest om de C.H. en de K.V.P. de mededeling te doen, want vlak voor de betreffende raadsvergadering zgn de fractievoorzitters weer bij elkaar geweest en de werkzaamheden, die ze daar te doen hadden, liepen vlot van stapel, zodat er tussen die werkzaamheden en het begin van de raadsvergadering ruimte genoeg over- a d Tj°r fractievoorzitters van de P.v.d.A. en de (deze laatste heeft het vanmorgen ruiterlijk er kend en spr. kan waarderen, dat hij dat hier wilde doen) om de andere fractievoorzitters in te lichten. Was dit geschied, dan was de zaak even anders gelopen Men wist toen immers al, welk standpunt men t.o.v. dJvn moest innemen. Men zweeg echter en liet de K.V.P. een verklaring afleggen, afgestemd op de af spraak, die destijds gemaakt was. Men heeft dus eigen lijk niet de voorlichting gegeven aan de fracties, die men had kunnen geven. De heer Zittema heeft weinig meer toe te voegen aan hetgeen hij reeds heeft gezegd. Hij is op de avond van de wethoudersverkiezing naar de raadsvergadering gegaan in de wetenschap, dat op de avond van de voorbespreking wat hij vanmorgen ook heeft gezegd door de P.v.d.A. afstand was ge daan van de derde zetel en dat deze aan de V.V.D. was aangeboden. Men kon dus van spr. toch minstens de reactie verwachten, waarmee hij is gekomen op de avond, toen de nieuwe raad voor het eerst bijeen was. Nu mag het zijn. dat er een misvatting in het spel is, maar spr. wist in het geheel niets van de kennisgeving van de V.V.D., dat een ander candidaat gesteld was. De heer Beuving wil niet in discussie treden over de afgelopen wethoudersverkiezing, maar een antwoord geven op de bestraffende opmerking, die bij de alg. beschouwingen is gemaakt aan het adres van zijn fractie. Deze opmerking betrof het feit, dat hij en zijn fractiegenoot in de vorige vergadering, waar het jacht havenplan is besproken, niet aanwezig waren. Deze ver gadering en het onderwerp, dat er is behandeld, had den hun volle belangstelling, maar door een samenloop van omstandigheden waren zij niet in staat de ver gadering bij te wonen. De heer Wiersma kan kort zijn. De mededeling van de heer Dijkstra, dat van de zijde van de V.V.D. de candidaat voor de 4e wethouderszetel zeer laat werd opgegeven, is inderdaad juist. Spr. hoorde het pas op de dag van de raadsvergadering van 6 September 1949, des morgens om 10 uur. Om over elven kwam pas per telefoon de officiële mededeling van de heer Van der Veen, dat niet degene, over v/ie steeds was gesproken, candidaat zou worden, maar dat een ander was aange wezen. Spr. heeft toen door de telefoon al de vraag gesteld, of men zich wel goed realiseerde, wat daarvan de gevolgen zouden kunnen zijn. Het staat spr. voor, dat hij dat voordien ook al gedaan had, in ieder geval was er voldoende over gesproken. De heer Dijkstra heeft gezegd, dat er toen voor overleg geen tijd meer was. Hier is spr. het voor een deel mee eens. De zaak was vastgelopen en er moesten wel op heel korte ter mijn voorzieningen worden getroffen. Toch heeft spr. nog voor nader overleg gevoeld. De voorzitter van de P.v.d.A.-fractie, die die dag juist van vacantie terug keerde. wist, dat spr. al voorbereidende maatregelen had genomen voor dit nader overleg, maar hij voelde er niet veel voor. Hij meende, dat er geen overeenkomst meer was en dat was juist; die was door de mededeling van de heer Van der Veen vervallen, maar het was een formeel standpunt. Dat het nader overleg is gestrand, daar kan men noch spr., noch zijn fractie voor aansprakelijk stellen. Spr. heeft, ondanks het feit, dat het kort dag was, kans ge zien in de loop van de dag de voorbereidende maat regelen te treffen en het overleg was dan ook z.i. nog mogelijk geweest. Hij neemt met erkentelijkheid kennis van de verklaring van de heer Kamstra, die zijn po gingen waardeert. De heer Kamstra wijst er verder op, dat 's avonds voor de vergadering de a.r.-fractie met de gehele stand van zaken bekend zou zijn geweest. Dat is niet juist. Wel was in spr.'s fractie de mogelijkheid besproken dat het misschien in die richting zou kunnen gaan en spr. heeft het al gezegd er werd door haar prijs gesteld op nader overleg, in welke richting spr.'s po gingen na de mededeling van de heer Van der Veen dan ook zijn gegaan. (De heer Kamstra: Ik trek mijn opmerking in!) Spr. wil nog een enkel woord zeggen. Bij de voor-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1950 | | pagina 12