30 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Januari 1950. moesten worden afgewezen, omdat de gemiddelde in houd hoger lag dan 260 m3. Hier zou de gedachte kun nen ontstaan, dat dus de huizen van 260 m3 niet gewenst worden; deze conclusie zou, naar spr. meent, voorbarig zijn. Het is natuurlijk bekend, dat aan de bestaande straten, in het Westen gelegen (althans aan de nog niet volgebouwde), volgens de bestaande bouw voorschriften grotere huizen dan 260 mja zelfs 300 m3 zijn-, worden- en zullen worden gebouwd; particu liere bouwers verstrekken opdrachten aan architecten of aannemers en dezen houden zich aan de bouwver ordening, met het gevolg, dat zulke aanvragen moeten worden afgewezen, hetzij omdat de' aanvragers een ge zin hebben van 2 of 3 personen, hetzij omdat B. en W. van oordeel zijn, dat het bouwvolume, dat in totaal ter beschikking is, te sterk wordt aangetast. Hoe het zij, het kleine gezin grijpt er in ieder geval naast. Gelet evenwel op de redenen van afwijzing door B. en W., n.l. dat de gemiddelde inhoud der bedoelde huizen hoger lag dan 260 m3, hoopt spr., dat B. en W. de aanvragen, voor particuliere bouw in ernstige overweging zullen nemen, wanneer die de 260 m3 niet of niet belangrijk zullen overschrijden, maar dan moet het college ook medewerking verlenen, om daar te kunnen bouwen, waar bouwrijpe grond ligt. Hiermee heeft spr. in de eerste plaats willen uiteen zetten, hoe klein de kans thans is voor kleine gezinnen, van 2 en 3 personen, onder de woningzoekenden om weer een eigen dak boven hun hoofd te krijgen; hij bedoelt hier meer bepaald die personen, die niet meer tot de jongeren behoren. Thans wil spr. nog even wijzen op de noodzakelijk heid van het bouwen van kleine moderne huizen in de volgende jaren. Men zal daarmee een opschuiving in de hand werken; het is toch bekend, dat menig gezin van 3 a 4 personen in een te groot huis woont, ten aan zien waarvan de weth. v. Soc. Zaken moest verklaren, dat het huis zich niet leent voor inwoning; er is dus inproductieve ruimte aanwezig. Honderden huis vrouwen, die vóór de oorlog een hulp in de huis houding hadden, hetzij voor dag en nacht, hetzij alleen voor de dag, kunnen zich deze luxe thans niet meer permitteren; door gewijzigde omstandigheden is het zeer velen niet meer mogelijk 1000.— of 1200, per jaar (d.w.z. 50,of 60,loon per maand, verhoogd met allerlei soorten belastingen) voor derge lijke hulp te betalen; dientengevolge krijgt de huis vrouw het drukker en de inproductieve ruimte wordt een blok aan het been en hiervan is weer het gevolg, dat mevrouw gaarne een kleinere woning zal betrekken, die net groot genoeg is voor haar gezin. Dit betekent minder onderhoud, minder huur in de toekomst, minder personele belasting en, wanneer het huis eigendom is, minder grond- en straatbelasting. Zo'n verhuizing wordt dan weer buitengewoon gewaardeerd door gro tere gezinnen, die de vroegere inproductieve ruimte productief maken. Voor de toekomst zal naar de door spr. bedoelde ruimte grote vraag bestaan. Men bouwe veel kleine huizen, óók in goede wijken! De heer K. de Jong zegt, dat weth. Witteveen, vol gens zijn uitlatingen van hedenmorgen er, uit een oog punt van hoffelijkheid, eigenlijk niet veel voor voelt, bij het provinciaal bestuur aan te dringen op groter bouwvolume voor Leeuwarden. Die hoffelijkheid gaat spr. echter een beetje te ver. Wanneer Leeuwarden 50 van de behoefte van Friesland voor zijn rekening heeft, en misschien 20 aan woningen krijgt toege wezen, is dit wel een reden om bij Ged. Staten te appelleren en op die grond een grotere toewijzing te vragen. Deze aanvraag hangt overigens nauw samen met industrialisatie. Er zijn gemeenten in Friesland, waar veel gemakkelijker meer bouwvolume gevraagd kan worden, ten gevolge van het feit, dat men de in dustrie een aantal woningen kan aanbieden. Dat kan men hier niet. Er zijn plattelandsgemeenten in Fries land, die tengevolge van de toewijzingen op een zeker verzadigingsmoment zijn aangekomen. De allerergste nood is daar gelenigd, terwijl hier ter stede de nood per jaar groter wordt. Spr. gelooft, dat men niet meer genoegen moet nemen met een percentage van 20 of 30, maar slechts met een van 50. Het woningtekort in Friesland bedraagt 7500. Als Leeuwarden dan 38 a 3900 woningen vraagt, behoeft dat helemaal niet in strijd te komen met de hoffe lijkheid. Spr. zou in die geest toch wel enige pogingen onder nomen willen zien. De hear Hartstra nimt wol oan, dat de wenningneed yn Ljouwert-Huzum, hwat de sifers oanbilanget, relatyf greater is as yn 'e doarpen. Mar oan 'e wenningbou op it plattelan sitte twa kanten: it needsaeklike en it prin- sipiéle. As de doarpen elk in blokje fan twa wenningen krije soenen, soe de wenningneed net weinommen wêze. Der binne minsken, dy't wachtsje mei trouwen; hüs- haldingen mei 4 en 6 bern wenje yn ien keammerke sünder finster; yn in greate skuorre binne 6 wenninkjes timmerd, elk mei in lyts keammerke en in bytsje souder- romte, wenninkjes, dy't yn in gewoane tiid fêst ün- biwenber forklearre wurde soenen. As B. en W. de bütendoarpen net meirekkenje by Ljouwert-Huzum. komme hja efteroan. Psychologysk is it net goed al to folie de oandacht to fêstigjen op de tsjinstelling stêd en plattelan, dy't dochs al sa'n tear punt is. Spr. forsiket dan ek mei klam, de bütendoarpen towille to wêzen. De heer Beuving gelooft niet, dat het nog nodig is veel woorden aan het woningvraagstuk te wijden. Deze morgen heeft hij en vele fractievoorzitters met hem het nodige duidelijk naar voren gebracht. Ook heeft hij een woord van waardering laten horen over de wijze waarop B. en W„ die alles doen wat mogelijk is om deze ellende op te heffen, deze zaak behartigen. Door verschillende leden, speciaal door de heer Kam- stra. werd er bij de alg. beschouwingen op gewezen, dat het bouwvolume voor Leeuwarden te laag is ge steld en dat het wenselijk is bij de regeringsinstanties in Den Haag er op aan te dringen voor 1950 een groter volume te verlenen. Spr. heeft een voorstel klaar liggen, dat hij even wil voorlezen: „Ondergetekende stelt de raad voor, gezien het ont zaglijke woningtekort in deze gemeente, er bij de Mi nister van Wederopbouw met klem op aan te dringen het toegewezen bouwvolume voor 1950 aanmerkelijk te verhogen." Spr. gelooft, dat alles wat door de verschillende frac ties naar voren is gebracht, dezelfde strekking heeft als dit voorstel, n.l., om B. en W. te steunen bij hun po gingen om, zo nodig via Ged. Staten, van de Minister meer bouwvolume los te krijgen. Spr. zal daarom dit voorstel indienen en hij gelooft wel, ja, heeft vrijwel de zekerheid, dat iedere fractie deze steun aan B. en W wil geven en voor dit voorstel zal stemmen. De heer Kamstra heeft er bij de alg. beschouwingen op aangedrongen, dat door B. en W. bij de bevoegde instanties wordt geprobeerd een groter bouwvolume be schikbaar gesteld te krijgen. Tegen het antwoord van de wethouder hierop heeft de heer De Jong zich ge keerd. De wethouder meent, dat het aan de standing van Leeuwarden te kort zou doen, wanneer het pro beerde zijn bouwvolume aangevuld te krijgen. Hier wordt de hoffelijkheid wel een beetje ver gedreven. De noodzaak dringt om al zou het ook niet met de standing overeenkomen toch die stap te wagen; laat het dan via Ged. Staten gebeuren, als het maar ge beurt! Het is noodzakelijk; als het zo doorgaat, komt Leeuwarden in een impasse terecht. Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Januari 1950. 31 Er is verder door de wethouder op gewezen, dat het niet alleen een kwestie van wellevendheid is, maar dat de financiën ook een grote rol spelen. Spr. gelooft ech ter toch, dat, wanneer eventueel straks door de Rijks overheid een groter bouwvolume toegewezen wordt, het college niet zal zeggen, dat het niet aanvaard kan wor den, omdat het de financiële draagkracht van de ge meente te boven gaat. Spr. hoopt, dat het college alles zal doen om een groter bouwvolume toegewezen te krijgen. Hij heeft geen behoefte aan een motie, want hij vermoedt, dat de bereidheid wel aanwezig zal zijn, maar dat de wethouder alleen even over het dode punt moet worden geholpen. Of de gemeente het zich kan permitteren? Spr. gelooft, dat het inderdaad te wagen is en dat het het respect voor het gemeentebestuur van hen, die in nood verkeren, meer verhoogt, dan in dien gezegd wordt: het is erg beroerd, jullie verkeren in slechte omstandigheden, maar het past niet om meer bouwvolume te vragen. De heer Hartstra pleit voor woningbouw op het platteland. Door de samenstelling van spr.'s fractie komen hij c.s. nog al eens in contact met het platte landsgedeelte van Leeuwarden. Men voelt, dat men daar achter raakt. Als het nog bij de gemeente Leeu- warderadeel had behoord, zou de mogelijkheid van woningbouw groter zijn dan nu, want thans gebeurt er niets. Er staat in de Mem. v. A., dat er in Wijtgaard twee woningen zijn gebouwd. De storm had daar twee woningen onbewoonbaar gemaakt en het betreft hier dus herbouw; er is niets gebeurd om de woningschaarste in te lopen. Spr. geeft toe, dat de toestand hier in de stad veel erger is dan daar, maar er moet toch wel iets gebeuren. Wanneer er ook maar een klein beetje van het beschikbare bouwvolume in de dorpen wordt ge bouwd, heeft dat psychologisch een goede uitwerking. Spr. wil hier dan ook op aandringen. De heer Van der Wal was oorspronkelijk niet van plan om nog over deze woningkwestie te spreken, ware het niet, dat hij hedenmiddag in het Vrije Volk een reportage had gelezen, waarin wordt uiteengezet, hoe verschrikkelijk de toestand in een bepaald stadsdeel van Leeuwarden is. In de Houtstraat worden ettelijke be woners bedreigd met ernstige ziekte vanwege het water, dat in deze woningen binnendringt. Spr. sluit zich aan bij zijn fractiegenoot en andere sprekers, die met de meeste klem bij de autoriteiten op groter bouwvolume aangedrongen willen zien, opdat aan de vreselijke toestanden, als in het Vrije Volk be schreven, een eind wordt gemaakt. De heer Witteveen (weth.) meent, dat de heer W. C. Dijkstra niet helemaal realistisch is, als hij de meer dere deskundigheid van de wethouder een bezwaar acht. want in het dispuut, dat hier zojuist plaats had, speelde deskundigheid toch geen rol. Er was slechts ditLverschil, dat de heer Dijkstra alleen is afgegaan op persberichten, terwijl spr. zich natuurlijk al vroeg tijdig, zelfs voordat berichten ter zake in de krant ver schenen, op de hoogte heeft gesteld. Het is overigens ook logisch, dat een wethouder dit doet, te meer, omdat het hier een brandend vraagstuk betreft. Hieruit blijkt dus, dat het college er ook mee bekend is en dat dezer zijds van gebeurtenissen in de woningbouw, als door de heer Dijkstra genoemd, wel nota wordt genomen. Men kan immers nooit weten! Spr. heeft zojuist slechts even voor de raad geëtaleerd hetgeen hij wist. Hij heeft verteld, hoe men in Bussum ter zake tot een sluitende begroting is gekomen en, zon der enige aantasting van de integriteit van de betrokken bewindsman, heeft hij gezegd, dat deze Minister daar door kon verklaren, dat zonder rijkssteun ieder kan bouwen zoveel hij wil, althans wanneer hij binnen het raam blijft van een bepaalde inhoud. Dat is voor nie mand hier iets nieuws. Maar men moet tot een slui tende begroting kunnen komen. Spr. vindt, dat men in Bussum daartoe een verkapte huurverhoging heeft toe gepast. Bussum verkeert bovendien in een andere positie dan Leeuwarden. Wanneer spr. de kans zou hebben, zou hij misschien hetzelfde doen. Het zou echter de vraag zijn, of hier de 80100 van de 300 woningen, die groter zijn, maar toch nog van zeer bescheiden for maat (340 m3, dus eigenlijk ook maar een behoorlijke arbeiderswoning) voor 700,per jaar verhuurd zou den kunnen worden. Misschien zou het voorlopig ten dele gelukken door de wanhoop, waarin de mensen ver keren. Men hoort herhaaldelijk van sleutelgeld, dat men geeft om maar een woning te veroveren, maar dat kan men niet als systeem hebben. Spr. gelooft niet, dat Leeuwarden, dat een andere bevolking heeft dan Bus sum, zich hier de luxe van bouw als in Bussum kan permitteren. Dit heeft hij duidelijk willen demonstreren. Hij heeft ook gezegd, dat hij verkapte huurverhoging weinig elegant vindt. Hij zou liever willen, dat van de zijde van de Minister huurverhoging openlijk werd toe gestaan. Dan zou men een geheel ander beeld krijgen. Wat men nu in Bussum doet, riekt naar boerenbedrog van de massa. In iedere gemeente immers is dit niet te realiseren, tenzij men rigoureuze bezuinigingen aan brengt, in de vorm van versobering bij de bouw, wat niemand in deze raad graag zou willen. De uitlating, dat het volume, dat Leeuwarden is toe gewezen, tocb niet toereikend zou zijn voor dergelijke bouw, is spr. niet over de lippen gekomen. Het was al voordat de Minister de betreffende uitspraak had gedaan, bekend, dat men zonder financiële steun van het Rijk wel kan bouwen. Het was ook wel bekend, dat men, als men met een plan als dat van Bussum bij de Minister zou komen, wel diens medewerking zou kunnen krijgen. Dat is alleszins verklaarbaar, want ten slotte is een bijdrage van 4 a 500,per woning een ondragelijke last voor het Rijk, gezien de grote hoeveelheden, waar het om gaat. Pas echter als er iemand komt met „het ei van Columbus", die zó kan bouwen, dat er drastische verlaging in prijs komt, dat de huur gesteld wordt op de basis van 1940, met een kleine verhoging, en die woningen selfsupporting zijn, zou men uit de grootste nood zijn verlost. Spr. her haalt, dat hij het, nu de bouwcapaciteit een veelvoud is van wat tot nu toe is uitgevoerd kunnen worden, dan ook wel prettig zou vinden, als men hier ook de gelegenheid zou krijgen een plan op grote schaal uit te voeren. Uit het feit, dat B. en \V. zich vroegtijdig op de hoogte hebben gesteld van het plan-Bussum, blijkt wel, dat zij zo diligent mogelijk zijn. Spr. ziet echter in zo'n plan voor Leeuwarden geen profijt. De heer W. C. Dijkstra heeft het voorts nog gehad over de stuwing, die van B. en W. naar het provinciaal bestuur zou moeten uitgaan, om het bouwvolume te verhogen. Spr. kan hem zeggen, dat er al een bepaalde stuwing is. Kortgeleden is er een uitvoerig, krachtig geargumenteerd schrijven naar Ged. Staten gegaan over de grote nood, die hier op woninggebied heerst. Of het succes zal hebben, weet spr. echter niet. Hij komt thans tot hetgeen de heren Kamstra en K. de Jong hebben bepleit, n.l. het uitoefenen van druk op het provinciaal bestuur om ten koste van de platte landsgemeenten hier meer bouwvolume te krijgen. (De heer K. de Jong: Dat heb ik niet bedoeld). Spr, heeft het zo begrepen, maar als hij abuis is, neemt hij zijn woorden terug. Hij zegt de heer De Jong, dat er een gepaste druk op Ged. Staten wordt uitgeoefend. Het is zijn stellige overtuiging, dat men hier qua provincie niet aan zijn trekken komt. Verleden jaar heeft de provincie 750 woningen, met een kleine aanvulling, toegewezen gekregen en dit jaar ruim 800. Van de genoemde 750 woningen kreeg Leeuwarden in eerste instantie 175, en later nog een suppletie, toegewezen. Dit jaar heeft Leeu-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1950 | | pagina 16