Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Januari 1950. 35 Te 7.45 uur wordt de vergadering voortgezet. Volano 340. Onderhoud van straten en pleinen y 202.905,—. De heer Pols heeft in de sectie gewezen op de ge vaarlijke toestand bij de uitmonding van de Bildtse- straat. al is het dan een dubbele uitmonding. Overdag is de toestand heel weinig overzichtelijk, maar 's avonds is het nog veel gevaarlijker. Er staat slechts een klein lantaarntje en het zou zelfs beter zijn, als er helemaal geen licht was. Deze kwestie zal moeten worden op gelost, als daar verandering zal plaats hebben. Spr. wijst er op, dat er op enkele plaatsen in het laatste jaar heel ernstige ongelukken zijn geweest en later is er dan een hekje en een lantaarn verschenen. Het is beter hier de put te dempen, voor het kalf verdronken is. Al is het voorlopig maar een noodoplossing, er moet daar naar spri's mening verbetering komen. Wat de verkeersmoeilijkheden bij de Beurs betreft, heeft de raad van de weth. v. Financiën vernomen, dat dit eigenlijk een kostenprobleem is. De wal keert het schip. Het betreft hier echter een ontzettend ernstig verkeersprobleem, dat vooral des Vrijdags bijna niet meer op te lossen is. Als op een bepaald punt in de stad het verkeer in de knoop zit, dan doet dit op andere plaatsen zijn invloed gelden. Verbetering dient dan ook zo spoedig mogelijk plaats te vinden. Volgno. 341. Onderhoud van wegen en voetpaden f 43.950,—. De heer Pols heeft in de sectievergadering eveneens gewezen op de toestand van de weg naar de Noorder begraafplaats. Hij heeft niet gezegd, dat deze slecht is. maar als men er over rijdt, heeft men het idee, dat men op een paard zit. Voor een weg naar een begraaf plaats is dat niet gewenst. Misschien kan dit iets wor den verbeterd. De heer Witteveen (weth.) kan de opmerkingen van de heer Pols wel onderschrijven. Het is bij de Bildtse- straat een allesbehalve ideale toestand. Spr. heeft echter nog niet gehoord van ongelukken. Hij komt er zelf ook wel langs en weet dus, dat het daar lastig is, maar vooral voor vreemdelingen is de toestand daar on duidelijk. Het vorige jaar had het college hier al aan willen beginnen en nu hoopt het binnen afzienbare tijd de zaak te kunnen aanpakken. Het wacht op het amo- veren van de boerderij en de doortrekking van de Leeuwrikstraat. Het is bezwaarlijk om een klein onder deeltje van dit grote werk apart klaar te maken. Toch geeft spr. toe, dat, als er ook maar één enkel groot ongeluk gebeurt, het wel de moeite waard zou zijn ge weest, het te voorkomen. Het is een druk knooppunt, vooral Vrijdags. Het plan ligt klaar. Het is echter van de begroting afgevoerd uit financiële overwegingen. Er moest worden bezuinigd, waardoor enkele plannen moesten vervallen en dit is mede het slachtoffer gewor den. Het college heeft echter goede hoop, dat het er toch vrij spoedig mee bij de raad zal kunnen komen. Wat de opmerking over het Schapendijkje betreft, de toestand van deze weg is niet zo bar slecht. Hij is in derdaad wat smal en behoeft verbreding en verbetering; vooral verbreding zou geen luxe zijn. Zo successievelijk probeert de gemeente de grond ter weerszijden aan te kopen. Met de terreinen ten Zuiden van het Schapen dijkje is het reeds gelukt en dan ligt het in de bedoeling, als men straks met de verbetering en vergroting van de begraafplaats bezig is, de weg er naar toe ook onder handen te nemen en er een behoorlijke weg van te maken. Volgnos. 340 en 341 worden onveranderd vastge steld. Volgno. 343. Kosten van onderhoud, schoonhouden e.d. van de veemarktf 71.218. De hear Santema hat yn 'e seksje in pear fragen steld oer it skjinmeitsjen fan de fémerk en hy hat oankun- dige, foarnimmens to wezen in neijere bisköging dêroer to halden. Mar doe 't hy it andert lies fan B. en W. yn de Mem. v. A., hweryn hja sizze, dat yn 'e rin fan 1950 in rapport fan de Fémerkkommisje forwachte wur- de kin, miende hy better wachtsje to kinnen oant dit rapport der is. Volgno. 343 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 345. Onderhoud van wandelplaatsen en plantsoenenf 122.846, De heer Tiekstra zegt, dat in de sectie een lid als zijn mening uitspreekt, dat op verschillende punten van de stad een aantal terreinen en terreintjes ligt, die zoetjes aan vuilnisbelten zijn geworden. Deze terreintjes zijn misschien niet alle gemeente-eigendom. Voor zover het particulier bezit is, rust de verantwoordelijkheid op de particuliere eigenaren. Het antwoord luidt echter: „Ge let op de gedragingen van het publiek, is blijvende verbetering niet dan met grote financiële offers te be reiken." Als er echter misstanden bestaan, die men niet gaat opheffen, worden ze steeds erger. Het is, zo meent spr., voor de entree van onze stad, bijv. bij de Gro ningerstraatweg en de Harlingerstraatweg, niet dien stig, dat daar terreinen liggen, die min of meer als dépendances van de Gemeentereiniging zijn te be schouwen. Er zijn evenwel ook punten, zo bijv. op de hoek van de Groningerstraatweg, waar juist heel aar dige terreintjes liggen: gazons met een paar struikjes, en die zijn dan toch blijkbaar onkwetsbaar voor de gedragingen van het publiek; ze zijn althans steeds in nette staat onderhouden. Spr. zou daarom in over weging willen geven de door hem genoemde terreintjes eenvoudig van gazons met een paar struiken te voor zien. Als het gemeentebestuur het voorbeeld geeft, zal het publiek misschien ook meer eerbied tonen. Laat men terrein als een woestenij liggen, dan is het vanzelf sprekend. dat het publiek het ook als zodanig be schouwt. De heer Leffertstra wil graag erkennen, dat de plantsoenen er hier in het algemeen keurig en fleurig uitzien. Er is evenwel een uitzondering en wel wat betreft de kleine plantsoentjes tussen Arendstuin en Noorderweg. Spr. heeft in de sectie een vraag hierom trent gesteld, die door de rapporteur wat spr. hem overigens niet kwalijk neemt wel wat summier is weergegeven. Spr. c.s. hebben gevraagd, daar door mid del van wat bomen en heesters enige verfraaiing aan te brengen en er tevens enige banken te plaatsen, opdat het geheel wat aantrekkelijker zou worden. B. en W. geven ten antwoord: „Wij betwijfelen, of de voorge stelde wijziging als een verfraaiing is te beschouwen". Dat antwoord bevredigt spr. niet. Hij wil niet zeggen, dat het zo sterk koel en afwijzend is als het park zelf, maar het neemt toch niet weg, dat hij c.s. in dezen geen medewerking van B. en W. kunnen verkrijgen. Spr. heeft een ogenblik gedacht: heeft het college mis schien een bedoeling met dat park? Wordt het voor iets anders bestemd? Spr. kan zich haast niet indenken, dat het zo moet blijven liggen. Men behoeft geen ar chitect te zijn, om te zien. dat er geen lijn in zit. Het is niet af. Dit is een park, omgeven door twee fraaie wegen, men kan er goed langs lopen. Er zijn twee brede paden in, die door een ander pad worden ge sneden, zodat het parkje in rechthoekjes wordt ver deeld. Er zit niets in, dat bevrediging kan geven. Spr. ontmoette dezer dagen een mede-raadslid, die zeide: Men moest in Leeuwarden zoveel mogelijk groen en bloemenversiering aanbrengen. Een ander raadslid was

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1950 | | pagina 18