36 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Januari 1950. Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Januari 1950. 37 dankbaar spr. ook voor het plaatsen van bloem bakken. Dat B. en W. wel iets voor verfraaiing voelen, ziet men aan andere antwoorden op dezelfde bladzijde van de Mem. v. A., waar zij zeggen, dat het parkje aan de Sophialaan verfraaid dient te worden. Spr. heeft dus verbaasd gestaan over het antwoord op zijn vraag i.z. de plantsoenen Noorderweg-Arendstuin. Spr. had ge dacht een kleine schets te geven hoe hij het park ge dacht had, maar de weth. v. Financiën heeft zo juist nog gezegd, dat „Onvoorzien" van 181.000,is teruggebracht tot 14.000,en spr. moet dus be scheiden zijn. Hij wil nu slechts zeggen, dat men be ginnen moet met de paden anders aan te leggen. De rechte paden moeten weg, er moet meer beplanting ko men, voorts een grasveld in het midden met bijv. hier en daar een magnolia. Het heeft echter geen doel, hier verder over te praten. Het verdient na het afwijzend antwoord van B. en W. aanbeveling er het volgend jaar, als de financiën het dan beter toelaten, nog eens aandacht aan te besteden. De Voorzitter zou een misverstand willen uitsluiten; hij vraagt de heer Leffertstra, of deze de Arendstuin zelf bedoelt. De heer Leffertstra weet niet, of de grasvelden Arendstuin heten of dat de weg Hoeksterpoortsbrug Noorderbrug die naam draagt. De Voorzitter: wat aan de Oostkant van het gym nasium ligt, is de Arendstuin. De heer Lefferstra bedoelt de grasvelden in het ver lengde van het gymnasium. De hear A. Witteveen fynt, dat de stêd Ljouwert moaije plantsoenen hat. Miskien hat de hear Leffertstra wol hwat gelyk. mar oer it algemien hat spr. alle wur- dearring foar de tsjinst fan'e Plantsoenen. Men moat bisiikje, om 'e hiele stêd hinne in mantel fan heech en leger grien to meitsjen. Dat soe de lijte en de smükens yn dit wide lan tige bifoarderje. De hearen laitsje derom, mar dat kontrast tusken it wide Fryske lan en it bisküle en fredige fan sa n stêd soe tige gaedlik wêze. Spr. soe, by wize fan sprekken, op eltse fjouwerkante meter groun, as der net hwat tsjin is (sinne is ek nedich), in beam plantsje wolle, ek op de hiemen fan de partikulieren. De heer W. C. Dijkstra zou willen opmerken, dat hij c.s. zeer gaarne in de plantsoenen meer banken zou den zien aangebracht. Er zijn talloze mooie plekjes in de stad, waar mensen overdag en 's avonds wellicht zou den kunnen zitten. Als de banken goed zijn uitgevoerd, d.w.z. eenvoudig van vorm en in een kleur gehouden, die bij de omgeving past, behoeven ze z.i. niet te deto neren. Hij denkt b.v. aan de plaatsen: Achter de Prin sentuin, op het bolwerk e.d. Misschien willen B. en W. de mogelijkheid hiertoe eens overwegen. De heer De Vries komt nog even terug op de bloem bakken. Hij kreeg op zijn vraag in de sectie ten ant woord: „Deze aangelegenheid is bij ons in overweging." Spr. wil even verklaren, waarom hij met dit voor stel is gekomen. Als proef zijn op de Amelandspijp bloembakken geplaatst. Spr. vindt deze niet bijzonder mooi, maar hij heeft er zeer veel instemming van het publiek over gehoord. In andere steden heeft men op pijpen ook wel bloembakken. Dit alles in aanmerking nemende, vond spr., dat ook Leeuwarden verfraaid zou worden door meer bloemenversiering. Hij zou B. en W. gaarne in overweging willen geven deze aangelegen heid in ernstige overweging te nemen, opdat men hier zo spoedig mogelijk van die bloembakken zou kunnen profiteren. De heer Witteveen (weth.) zegt, dat de braaklig gende terreintjes, waarover de heer Tiekstra het had. er helaas wel zullen blijven. Elke uitbreiding brengt ook weer open plekjes mee. Er is al vaker over gesproken. Van gemeentewege zijn die plekjes, die met weinig moeite en met enige kans op, succes een beetje opge knapt konden worden, reeds wat verzorgd. Het betreft uiteindelijk vooral particuliere terreinen. Aan het onder houd daarvan kan de gemeente moeilijk beginnen. Het kost veel geld en succes is allerminst verzekerd. De heer Tiekstra heeft speciaal de Groningerstraatweg ge noemd. Hij bedoelt waarschijnlijk het terreintje bij de oude boerderij hoek Schapestraat. Dit is particulier eigendom en het is B. en W. tot dusverre niet gelukt het in handen te krijgen. Alles wat daaraan nu van gemeentewege zou worden besteed, zou de positie der gemeente slechts verzwakken. Wat het terreintje aan de Harlingerstraatweg betreft, de heer Tiekstra bedo lt waarschijnlijk het toekomstige verkeerscircuit. Men weet, dat verleden jaar de boerderij ter plaatse is aan gekocht. De gemeente hoopt deze zo spoedig mogelijk te kunnen amoveren en de Leeuwrikstraat door te trek ken. Daarmee houdt de aanleg van dit circuit natuurhjk verband. Verleden herfst is hier even geëgd, geploeqd en ingezaaid; het is dus even wat opgeknapt, meer is er niet aan gedaan. De plantsoenendienst moet uitkomen met het geld dat disponibel is; de gemeente zwemt nu eenmaal niet in het geld. Bovendien is het met dit soort dingen zo: de ge meente komt straks toch wel aan die verschillende ter reintjes toe. Spr. wil echter wel toezeggen, dat hij aan de dienst zal doorgeven, dat deze stukjes grond, als het kan, zo goed mogelijk zullen worden verzorgd. Hij geeft toe, dat ze soms een indruk van verwaarlozing geven en een overigens goed hoekje min of meer deprimeren. De heer Leffertstra heeft het gehad over het plantsoen aan de Noorderweg, de Arendstuin. Tot zijn spijt kan spr. diens mening niet delen en hij staat daarin niet alleen. Aanleg en entourage van dit plantsoen worden juist zeer geapprecieerd. Men ziet hier een rustig gr s- veld, bloeiende heesters, verleden jaar bijv. aangevuld met dahlia's. Het zag er alleraardigst, om niet te zeggen bekoorlijk uit. Spr. kan zich moeilijk indenken, dat meer hoge bomen en struiken dit gazon zouden verfraaien Wat de opmerking van de heer A. Witteveen over het aanplanten van bomen om de stad betreft, dit zou dan moeten gebeuren buiten de grote geprojecteerde ringweg om. Men zou dus halfweg Marssum en halfweg Zwartewegsend moeten beginnen. De stad breidt z :h steeds verder uit. Om nu een mantel om de stad heen te leggen, lijkt spr. niet wenselijk. Hij is het met de h er Witteveen eens, dat er wel iets aantrekkelijks in zit, c at oude stadjes als Naarden en Dokkum hoge bomen op hen wallen hebben. Hij moet toegeven, dat dit in het Friese landschap ook uitermate gaaf is, maar om een stad, lie jong wil blijven en zich wil uitbreiden, is dit heel moeil jk. Er zou dan eerst als het ware een afronding moe'en zijn van de uitbreidingsplannen. Overigens weet men. at langs de grote wegen overal groenstroken liggen. De heer W. C. Dijkstra heeft gevraagd meer banken te plaatsen. Spr. zou graag willen toezeggen, dat B. en W. dit wel in overweging willen nemen, hoewel er wel enige bezwaren aan het onderhoud van banken zijn verbonden. Daar hebben B. en W. althans niet altijd prettige ervaringen mee gehad. Spr. wil echter toegev n. dat banken op mooie hoekjes van de stad door een 1 e- paald deel van het publiek zeer zeker geapprecieerd zouden worden. Wat de bloembakken betreft, spr. antwoordt de heer De Vries, dat hij persoonlijk de bloembakken op het plateau kruispunt Tuinen-Voorstreek wel geslaagd vindt, hoewel hij over het algemeen een dergelijke versiering niet vindt passen in het Friese stadskarakter. Men zou de kracht, die uitgaat van de pijpen over de knusse grachtjes van Nieuwestad en Voorstreek, verzwakken door het aanbrengen van bloeiende geraniums of iets dergelijks. Het kan op bepaalde plaatsen goed zijn, maar hier kan spr. het niet appreciëren. De heer Van Essen, de tuinarchitect der gemeente, is een warm voorstander van bloemenversiering. Hij heeft de proef genomen en B. en W. hebben hem daarin gaarne vrijgelaten. De plannen voor de komende zomer blijven echter ongeveer in hetzelfde raam als van de afgelopen zomer. Spr. betwijfelt ook, of hieraan belangrijke uitbreiding zou kunnen worden gegeven. De heer De Vries zegt, dat er hem 10-tallen malen van de zijde van het publiek op gewezen is, dat men de versiering op de Amelandspijp erg mooi vond. In Haarlem waar soortgelijke grachten zijn als hier, wordt al sinds jaren met een bloemenversiering, als door spr. bedoeld, gewerkt. Het schijnt daar dus goed te vol doen. Spr. vindt het ook erg mooi. Hij zou echter slechts de toezegging willen hebben, dat er zoveel mogelijk verfraaiing door bloemen zal worden aangebracht. De Voorzitter zegt, dat B. en W. dit, als het mogelijk is, wel kunnen toezeggen, maar hij moet sterk de na druk leggen op mogelijk". De financiële factor gaat wel sterk spreken. Volgno. 345 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 348. Kosten van havens, vaarten, kaaimu ren, sluizen en andere waterwerken 39.240, Mevr. RingenaldusVan der Wal zou, ook in het belang van de volksgezondheid, de aandacht van het college willen vestigen op de slechte toestand van de sloot achter de boerderij aan de Groningerstraatweg en die bij de steenhouwerij van de fa. Arends, een oord van ratten en vuil. Alles wat er maar heen gebracht kan worden, wordt er gedeponeerd. Spr. zou B. en W. willen vragen, of in deze gevallen niet van het recht van onteigening gebruik kan worden gemaakt. De heer Witteveen (weth.) zegt, dat deze sloten al verschillende keren ter sprake zijn geweest. Het betreft hier wel haast de twee slechtste punten aan de Gronin gerstraatweg. Deze moeten mèt de sloten verdwijnen. Het is B. en W. niet gelukt de percelen langs schappe lijke weg in handen te krijgen. De gemeente zou de eigenares van de boerderij eventueel kunnen dwingen, de sloot mede op haar kosten te doen opknappen. De sloot zou geslat, in profiel gebracht en schoon gemaakt kunnen worden. Maar een dergelijk water zou een groot gevaar kunnen opleveren en zou bovendien in korte tijd weer vervuilen. Zo is het ook met de sloot bij de': steenhouwerij van de fa. Arends. Het is geen ideale toestand en in beide gevallen moet in de naaste toekomst een oplossing worden gezocht. Er wordt ech ter aan gewerkt. Het een gaat nu eenmaal vlotter dan het ander. Misschien is de mogelijkheid tot onteigening aanwezig, maar dit is niet een gemakkelijke weg. Men voelt wel, dat het voor de boerderij en de fa. Arends grote bedrijfsschade zou betekenen, als zij daar moeten verdwijnen. Het is spr.'s persoonlijke mening, dat hij de eigenaars iedereiweek kan verwachten. Hij kan zich n.l. niet in denken. dat men er zoveel drukte over wil hebben, ter wijl de gemeente deze percelen wil kopen. Volgno. 348 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 349. Onderhoud en bediening van klokken, uurwerken, speelwerken en dergelijke 3.290, De heer Slaterus zegt, dat B. en W. mededelen, dat om financiële redenen voorlopig van het aanbrengen van verlichting op de Oldehove wordt afgezien. Het wil spr. voorkomen, dat de kosten, verbonden aan het verlichten van de wijzerplaat of aan het aanbrengen an enkele gloeilampen op de wijzers, toch niet zo enorm rtoog zullen zijn. In verschillende steden ziet men ver lichte torenuurwerken. Wanneer aan de Oldehove een verlichte wijzerplaat of verlichting op de wijzers wordt aangebracht, zou dit bovendien, daar het gebouw in een donkere omgeving staat, een zeer fraai effect sorteren. Spr. zou graag van B. en W. willen vernemen, hoe hoog de kosten van het aanbrengen van verlichting worden geschat en of dat bedrag niet gevonden kan worden uit de post van 3290,die thans is uitge trokken en ruim 1700,hoger is dan verleden jaar. Voor zover de heer Witteveen (weth.) bekend, zijn de kosten van deze verlichting zo om en bij de 900, a 1000,Spr. kan zich wel voorstellen, dat men deze zaak zeer belangrijk acht, maar deze verlichting zou aes- thetisch niet een verbetering zijn, althans niet, wanneer men ze niet piekfijn verzorgt. Met enkele gloeilampen kan het natuurlijk niet. Als men het doet, moet men het ook goed doen. B. en W. hebben het wel een paar keer overwogen, maar het is tot dusverre uit bezuini gingsoverwegingen weer geschapt. Is het in deze tijd eigenlijk wel verantwoord, zo vroegen B. en W. zich af, als het bovendien nog de vraag is, of het wel de goede oplossing is en het overdag het aanzien van de Oldehove niet schaadt. De heer Slaterus is door het antwoord van de wet houder niet geheel bevredigd. Wanneer op de wijzers kleine gloeilampen worden aangebracht, ziet men dat overdag niet; 's avonds ziet men alleen de verlichte wijzers en niet de wijzerplaat. Spr. stelt zich voor, dat het aanbrengen van gloei lampen niet een bedrag van 900,zal vergen. De heer Witteveen (weth.): Het moet in elk geval strijklicht zijn. De heer Slaterus heeft in verschillende plaatsen ge zien, dat slechts de wijzers der uurwerken verlicht waren. Spr. zou B. en W. in overweging willen geven deze mogelijkheid te onderzoeken en, zo enigszins mo gelijk, de verlichting aan te brengen. De Voorzitter zegt, dat B. en W. nog eens zullen bekijken wat dit kosten moet; er zal, als het tenminste niet uit een andere post kan worden bestreden, een be grotingswijziging voor een dergelijke uitgaaf nodig zijn. Volgno. 349 wordt onveranderd vastgesteld. HOOFDSTUK VIII, 2. Openbaar gewoon lager onderwijs. De heer Kromkamp wilde in het algemeen graag even zijn visie geven op het vraagstuk van de schoolradio. Hij kan dus niet bij een bepaald punt spreken, maar z.i. hoort het thuis onder Hfdst. VIII, 2. Het antwoord op de in de sectie gestelde vraag t.a.v. het nemen van initiatief, eventueel door B. en W., be staat hierin, dat het college van mening is, dat er voor lopig geen behoefte aan schoolradio bestaat. Spr. mag daaruit wel de conclusie trekken, dat B, en W. in dit opzicht geen initiatief zullen nemen. Hun antwoord is zo positief, dat men mag aannemen, dat zij een onder zoek naar de behoefte hebben ingesteld en dat dit onder zoek hun positieve mening wettigt. Men kan uit dit antwoord twee dingen opmaken: le. dat er naar de me ning van B. en W. nu geen behoefte aan schoolradio bestaat; 2e. dat deze behoefte kan ontstaan, gezien de opmerking „voorlopig". Met zijn tweede conclusie beginnende, zegt spr., dat het hem spijt, dat het college zich in 1949 op het stand punt stelt, dat er hier voorlopig geen behoefte aan schoolradio bestaat. Was deze opmerking bijv. in 1928 geplaatst, dan zou spr. haar hebben begrepen, maar thans niet. In 1928 heeft de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen reeds aan de Onderwijs raad gevraagd, onder welke voorwaarden het luisteren naar de radio door een klas van leerlingen geen be zwaar oplevert of zelfs wenselijk mocht zijn. In Mei

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1950 | | pagina 19