I De heer Van der Schaaf vraagt, of de Voorzitter dan ook met hem iets wil afdoen. Zou de Voorzitter, zo vraagt hij, de raad willen toezeggen, dat B. en W. nbg in de loop van dit jaar op deze aangelegenheid zullen terugkomen? I Volgno. 552 wordt onveranderd vastgesteld. CV'i'Av. - 42 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Januari 1950. sizze sille: „wy hawwe jimme net mear nedich, wy geane." Dan kin it bistjür wol sizze: wy slute de saek, mar dat soe skea foar de stêd bitsjutte. Spr. seit net, dat it barre sil, hy wol allinnich de mooglikheit ünder- stelle. Hy woe it subsydzje halde op it bidrach fan 1500,-dat frege is. Miskien, dat de Prov. Staten yn har wintersitting aensens bislute sille om it Ge- noatskip ek in subsydzje to jaen, dat de bigreating fan dy ynstelling slutend makket. De heer W. C. Dijkstra zou graag willen weten welk bedrag door het Genootschap is aangevraagd. De heer J. K. Dijkstra (weth.) antwoordt, dat B. en W. het nut van het Friesch Genootschap voor Leeu warden en voor Friesland wel degelijk inzien. Dat blijkt b.v. hieruit, dat voorgesteld wordt, de post, die voor kort in 1947 nog maar 50,per jaar be droeg, op 750,te brengen. Dit als antwoord op de woorden van de heer Santema. die met zijn rede blijk baar beoogde, het nut van de bedoelde instelling aan het college duidelijk te maken. Nu de kwestie van de samenkoppeling van dit ver hoogde subsidie aan dat, wat bij de provincie is aan gevraagd. Spr. is behalve wethouder van Leeuwarden ook Statenlid en als zodanig is hij rapporteur geweest over een groep van voorstellen, waar ook het subsidie aan het Friesch Genootschap bij was. Dit rapport is nu bij de drukker en niet meer geheim. Spr. zou zich al heel sterk vergissen, als de Prov. Staten niet zouden besluiten overeenkomstig het voorstel van Ged. Staten. Door het leggen van verband tussen een voorwaar delijk gemeentelijk subsidie en het provinciaal subsidie, lijkt het spr., gezien ook de verhouding tussen de stad als deel van Friesland en Friesland zelf, zo niet doel loos, dan toch eigenlijk nutteloos, het voorstel aan te nemen. Aannemen zou ook geen zin hebben om de practische reden, dat de Staten zeer stellig het gevraag de subsidie zullen toestaan, en het zou een hoogst won derlijke figuur zijn, als de stad Leeuwarden zou be sluiten tot het toekennen van een voorwaardelijk sub sidie. Om deze redenen meent het college het voorstel te moeten ontraden. De Voorzitter wil er aan toevoegen, dat ook hem het voorstel van Ged. Staten aan de Prov. Staten bekend is en wanneer dit wordt aangenomen, dan is ook voor zien in het bezwaar van de heer Santeipa, dat het per soneel bij het Friesch Museum een te lage beloning krijgt. Juist door het aannemen van het voorstel van Ged. Staten kan het salaris van het personeel op een redelijk peil worden gebracht, terwijl dat argument voor de raad van, Leeuwarden niet opgaat. Spr. zou zich bij het advies van de wethouder willen aansluiten. Het lijkt hem een minder elegante, zo niet onjuiste, figuur, dat de raad een subsidie toekent voor het geval het voorstel van Ged. Staten niet zou worden aangenomen. Spr. gelooft, dat bij een afweging van wederzijdse be langen van Friesland in zijn geheel en Leeuwarden een samenkoppeling als wordt voorgesteld niet juist is. Spr. moet dan ook ontraden een verhoging van het subsidie afhankelijk te stellen van een besluit van de Staten. De hear Santema seit, dat it natuerlik net de bi- doeling is om de gemeente Ljouwert of de Prov. Stea- ten fan Fryslan dwêrs to sitten; der is by him allinnich in bytsje freze, dat dizze minsken net oan har trekken komme soenen. Dat is by him it motyf, dit ütstel yn it j formidden fan de rie to bringen. Mar as de wethalder tinkt, dat it miskien in minder treftige manear fan dwaen wêze soe, dan lükt spr. it ütstel yn. Het voorstel, ingediend door de heer Santema, Zit- j tema en V. d. Meer, wordt ingetrokken. Volgno. 53.3 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 538. Kosten van onderhoud der gebouwen in de Prinsentuin4.594, De hear A. Witteveen seit, dat yn 'e seksje de fraech sa steld is: ,,Is het mogelijk, het gebouw in de Prinsen tuin tot een permanente expositieruimte in te richten?" Dêr wurdt fan B. en W. op antwurde: ,,Deze aange legenheid is in studie." Prachtich, seit spr. Hy soe der allinnich dit by sizze wolle: De kunstners, dêr't hy foar pleitet, hawwe in fjirdel tüzen goune opbrocht of better sein: it moat foar in lyts diel noch opbrocht wurde (Vrolijkheid) om de boppeseal fan it gebou yn de Prinsentün yn to rjochtsjen, sa as dizze nou is. Spr. soe in earnstich birop op B. en W. dwaen wolle om har „stüdzje" ta goede risseltaten to bringen, sa, dat ek de romte op 'e bigeane groun ta exposysjeplak ynrjochte wurde kin. De heer Witteveen (weth.) zegt, dat dit geval, zoals bekend, al een tijdje bij het college in studie is, maar, dat nog niet een oplossing is gevonden. Hij meent na mens B. en W. te mogen zeggen, dat het bij hen in gunstige overweging is. Er zit een sympathieke kant aan. Het college wil ook graag deze kant van het maat schappelijk geheel zoveel mogelijk steunen, maar toch zijn er wel enige haken en ogen, die grondig bekeken moeten worden, zodat B. en W. nog niet met een voor stel hebben kunnen komen. Hoe dit er uit zal zien. kan dus nog niet worden medegedeeld. De zaak is bij B. en W. goed ontvangen. Ze wordt onderzocht en, zo maar enigszins de mogelijkheid bestaat, zal in gunstige zin worden beslist. Volgno. 538 wordt onveranderd vastgesteld. Hierna wordt gepauzeerd. Na hervatting der vergadering wordt voortgegaan met de postgewijze behandeling der gemeentebegroting. Mevr. VondelingVan 't Hof zou gaarne een motie van orde willen indienen. De gedachtenwisseling van vandaag over de eedsaflegging in de Friese taal heeft spr. en anderen niet geheel bevredigd. Doordat de raad heeft afgezien van replieken, was het niet mogelijk in te gaan op argumenten van de Voorzitter. Spr. ziet geen kans er op terug te komen. Zij verzoekt, bij motie van orde, een nader onderzoek te doen instellen. De Voorzitter noemt dit een motie van „buiten de orde". Dit punt is behandeld bij de algemene beraad slagingen en die zijn beëindigd. Mevr. VondelingVan 't Hof denkt, dat het volgens het reglement van orde altijd mogelijk is een motie van orde voor te stellen; de raad kan dan zo n motie aan nemen of verwerpen. De Voorzitter zegt, dat men voorstellen kan doen buiten de orde, maar een motie is iets geheel anders. De heer Van der Schaaf: Men zou een voorstel kun nen doen om de motie te behandelen. De Voorzitter lijkt het een zeer „ordeloos" geval. Men vergeve hem dit woord. Spr. wil even nazien, hoe deze aangelegenheid in geordende banen is te leiden. Hij geeft de volgende formulering: „De raad, gehoord de gedachtenwisseling over de eedsaflegging in de Friese taal, nodigt de Voorzitter uit een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheid tot eedsaflegging in het Fries. En gaat over tot de orde van de dag." Spr. gelooft hiervoor geen motie van de raad bij meerderheid van stemmen, meer of minder grote, nodig te hebben. Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Januari 1950. 43 Hij is gaarne bereid het is ten slotte een uitno diging aan zijn adres deze zaak nader te bekijken, ■dii kan zich intussen niet voorstellen -omdat hij zich len slotte ook in andere kwaliteit in die vraag heeft ft erdiept dat hij tot een andere conclusie zou komen Kan de vanmiddag medegedeelde. Desniettemin wil spr. Keze kwestie opnieuw overwegen. i De heer Van der Schaaf bemerkt, dat de motie een lunt van beraadslaging uitmaakt. De Voorzitter antwoordt, dat ze een punt van be- fiadslaging zou hebben uitgemaakt, indien dit door de jaad besloten was, maar deze zaak is thans door mevr. mondeling en spr. al afgedaan. De Voorzitter gelooft, dat deze gedachtenwisseling niet verder uitgesponnen moet worden. Spr. zou, als e^n raadslid toegelaten zou worden na eedsaflegging in het Fries, dit raadsbesluit ter vernietiging kunnen voordragen aan de Kroon. Als dit de bedoeling is van de raad, dan is dat spr. volkomen wel. Dan bewandelt men z.i. de koninklijke weg. De heer Van der Schaaf: Dat is inderdaad de konink- i lijke weg, want het raadsbesluit komt dan bij de Kroon. Spr. vraagt, of de Voorzitter bereid is de raad om trent de resultaten van het onderzoek, dat hij mevr. Vondeling heeft toegezegd, in te lichten. De Voorzitter is, wanneer de gelegenheid zich voor doet het onderwerp moet toch min of meer passen in de orde van de dag daartoe volkomen bereid. Volgno. 552. Subsidie aan de Gemeentelijke Instel- ling voor Maatschappelijk Hulpbetoon f 669.260,30. De heer Vellenga weet niet precies bij welke post hij zijn opmerking moet plaatsen. Hij gelooft, dat volgno. 552 het geschiktst is. Het gaat n.l. over het feit, dat onlangs bij de behandeling van de begroting voor So ciale Zaken in de Staten-Generaal door Kïinister Joekes naar voren is gebracht, dat de gemeentebesturen be paalde werken kunnen creëren, waar arbeidskrachten, die anders werkloos zouden zijn en die niet in de D.U.Wzijn onder te brengen, te werk gesteld kunnen worden. Spr. vraagt het college, of er stappen zijn gedaan om in Leeuwarden t.b.v. de hierbedoelde arbeidskrachten iets te doen. De heer Beeksma (weth.) antwoordt, dat het hem bekend is, dat arbeidskrachten, die ongeschikt worden geacht voor D.U.W.-werkzaamheden, te werk gesteld kunnen worden bij door de gemeenten gecreëerde ob jecten, waarvoor een subsidieregeling geldt. Deze kwes tie heeft de aandacht van B. en W. Zij zijn nog niet tot een bepaalde conclusie hieromtrent kunnen komen en hebben nog geen objecten gevonden, die geschikt zijn om door deze mensen te worden uitgevoerd. Dit blijft hun aandacht houden. Volgno. 575. Bijdrage aan de Provinciale Vereniging voor Vreemdelingenverkeer325, S heer Pols heeft aan deze post in de sectie enkele woorden gewijd; dat hebben trouwens meerdere raads leden gedaan. Spr. komt er thans op terug en wil nu eigenlijk in grote lijnen hetzelfde zeggen, wat hij deze middag al heeft gezegd bij het probleem van de industrialisatie. Het gaat hier n.l. over de „vreemdelingenindustrie". De gemeente kent een subsidie toe aan de Provinciale Vereniging voor Vreemdelingenverkeer, maar speciaal voor het plaatselijk vreemdelingenverkeer wordt niets gedaan. In dit verband stelt spr. de vraag, of Leeu warden zo langzamerhand niet een dode stad wordt in vergelijking met vele kleinere plaatsen in de provincie. Niet alleen uit een oogpunt van vreemdelingenverkeer, maar ook voor de inwoners zelf is het van groot be lang in een stad te wonen, waar het de moeite waard is te wonen. Eveneens uit een oogpunt van industrie vestiging is het van belang, dat Leeuwarden een bloeiende en levende stad is, met een grote mate van aantrekkingskracht, ook voor het platteland. Spr. zou de raad en het zakenleven er op willen wijzen, dat voornamelijk de bewoners van het Zuiden der provincie naar andere plaatsen worden getrokken; men gaat zich vooral meer op Groningen oriënteren. Dat is een grotere stad en deze biedt ook meer. Maar dat moet voor Leeuwarden een aansporing zijn, om op dit punt heel erg waakzaam te zijn, ook ten opzichte van het vreemdelingenverkeer. Er komen vrij veel vreemde lingen naar Leeuwarden en er moet voor gezorgd wor den. dat hun iets geboden wordt. Onze stad dient als hoofdplaats van de provincie een brandpunt te zijn en een trekpleister voor de randgemeenten. Het oog moet op de toekomst worden gericht. Het recreatieprobleem heeft de aandacht van het gemeentebestuur; het is in studie, maar er is ook actie nodig. Nu kan men zich op het standpunt stellen, dat hier geen taak ligt voor de gemeentelijke overheid, maar dat standpunt is volgens spr. verouderd. De kaarten liggen thans anders op tafel. Het is een zaak van propaganda; ook wat dit betreft, moet er goodwill worden gekweekt en dat is mede te taak van de overheid. B. en W. zeggen, dat hier een taak ligt voor de plaatselijke V.V.V. Spr. wil de laatste zijn, die critiek levert op het werk van deze organisatie. Hij weet uit ervaring hoe moeilijk het is. Het ontbreekt steeds aan de nodige contanten. Er kan niet voldoende worden gewerkt en omdat dat niet kan, leeft het niet bij de zakenwereld en voelt men er niet voor er geld in te steken. Nu is het een taak van de overheid om deze kringloop te doorbreken. In het afgelop.n jaar jubileerde het Friese Stamboek. Dit is toch een belangrijke instelling in onze provincie en ter gelegenheid van dit jubileum bezochten vele vreemdelingen uit alle delen van de wereld de stad. Is er toen wel voldoende gedaan voor deze mensen, is hun voldoende geboden? Te elfder ure is het nog geprobeerd, toen men iets van onze folklore en volks kunst heeft laten zien. Er zijn veel producten van onze volkskunst verkocht, waardoor die dus over de hele wereld gaan. Is dit voldoende geweest? vraagt spr. zich af. Hij geeft toe, dat nakaarten over dit punt weinig zin heeft, maar hij is er van overtuigd, dat hier voor het gemeentebestuur een taak had gelegen. Het had. als instantie die boven de partijen staat, de verschil lende groepen van belanghebbenden bijeen moeten brengen. Door een juiste coördinatie kan worden gekomen tot de juiste samenwerking, die nodig is voor de stad. Spr. komt nu aan het moeilijke punt: ook hiervoor is geld nodig, maar als de zaak goed wordt aangepakt, komt dit geld, zij het in andere vorm, weer in de stad terug. Zo ontvangt de gemeente een zeer behoorlijk bedrag aan vermakelijkheidsbelasting. Ze heeft de plicht om mee te werken en steun te verlenen, opdat meer activiteit wordt ontplooid. Het is zeker de moeite waard hiervoor een bedrag beschikbaar te stellen door een cre- diet te verlenen aan een in te stellen orgaan, waarin de belanghebbende groepen zitting kunnen hebben en

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1950 | | pagina 22