y 14 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Januari 1950. het college bij het beschikbaar stellen van terreinen voor kerkbouw en bij het toewijzen van ambtswoningen aan predikanten, een medewerking, die zeer behoorlijk was te noemen, ondanks zeker bericht in de pers, korte tijd geleden. Spr. meende goed te doen deze opmerkingen even te maken. De heer Van der Schaaf zal het kort maken. Als het laat wordt, zal het niet zijn schuld zijn. Hij wil een enkele opmerking maken naar aanleiding van het be toog van de heer Vellenga over de Zondagsrust. Spr. zal niet in den brede herhalen, wat reeds gezegd is, maar slechts op een element wijzen, dat de heer Vel lenga schijnbaar over het hoofd heeft gezien. Wanneer een overheid een sportterrein aanlegt, dan gebeurt dit met overheidsgeld. Dat is geld, dat ten be hoeve van alle maatschappelijke groepen moet worden gebruikt. Wanneer de overheid nu dat geld op een bepaalde wijze besteedt, n.l. er een inrichting voor cre- eert en deze inrichting dan laat gebruiken op een wijze, waardoor bepaalde bevolkingsgroepen gekwetst wor den, dan ligt dat enigszins anders, dan wanneer men Zondags naar de kerk gaat. Spr. kan zich nauwelijks indenken, dat men door het naar de kerk gaan de gevoelens van anderen kwetst en in ieder geval is er geen overheidsgeld mee gemoeid. De heer Zittema heeft dit gezichtspunt misschien op een minder geslaagde wijze naar voren gebracht. Het moet naar spr.'s mening meer in de vorm gesteld wor den, zoals hij het heeft geschetst en dan verdient het een andere en diepere aandacht en overweging, dan die het blijkbaar vond, toen de heer Zittema het in deze minder gelukkige vorm naar voren bracht. Spr. wil dit gezichtspunt onder de aandacht van .ijn ambtgenoten aan de andere zijde van de tafel brengen in de hoop. dat zij het in de loop van 1950 nog eens zullen overdenken. Nog een andere opmerking wil spr. plaatsen en wel over de eedsaflegging in het Fries. Mevr. Vondeling heeft een bewonderenswaardig betoog gehouden, dat des te sympathieker aandoet, omdat het komt uit de mond van een vrouwelijk lid van deze raad en omdat het komt uit de mond van een lid, dat niet tot het Friese volk behoort, al zou men kunnen zeggen, dat zij, ge huwd zijnde met een Fries, in culturele zin de Friese nationaliteit heeft aangenomen. Een waardig betoog was het zeker. De eedsaflegging is voor hem, die aan het bestaan van een God gelooft, een handeling van diepe betekenis en het wezen van de eed is dan ook niet het trekken van een formele lijn, waarvan overschrijding grondslag voor een meineedsvervolging kan opleveren. Het wezen van de eed is voor een gelovige dit, dat hij onder het aanroepen van Gods naam zich plaatst voor het aange zicht van de Allerhoogste en zich dan realiseert, dat hij op die grond de waarheid moet spreken. Voor iemand, die de gelofte aflegt, zal het anders zijn. Hij roept niet Gods naam aan, maar zal op een plechtige wijze voor zich zelf de belofte uitspreken en tot zich zelf inkeren en zich daardoor realiseren, dat hij de waarheid moet spreken. Dat is het wezen van de eed en niet ter uitspreken van de bekende woorden. Spr. hoopt, dat deze opvatting over het wezen van de eed op de duur ook het persoonlijk inzicht van de Voorzitter mag worden, zodat hij er toe zal komen aan diegenen, die de eed in het Fries willen afleggen, daar toe de gelegenheid te geven. De eed heeft een formeel en een materieel bestand deel en het moet naar spr.'s mening zo gevoeld worden, dat het materiële element het zal moeten winnen van het formele. Hij hoopt, dat dit zo zal worden. Hierna wordt de vergadering geschorst tot 14 uur. Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Januari 1950. 15 e 14 uur wordt de vergadering heropend. e Voorzitter wil allereerst namens het college dank In gen aan die raadsleden, die hun waardering voor Kt ieleid van het college hebben uitgesproken. B. en zijn er zeer erkentelijk voor; het zal voor hen een Ka poring zijn op het ingeslagen pad door te gaan. uilen enige aanmoediging werkelijk nodig hebben, at, hoewel zij na de Bevrijding al getracht hebben l> |oed en zo hard mogelijk te werken in het belang v de gemeente, belangrijke vraagstukken nog op op- k ing liggen te wachten. De heer Wiersma, die dit v morgen opmerkte, had zeker gelijk. Spr. voor zich h ft wel de indruk, dat wat er tot dusverre gedaan is n t te vergelijken is met al het vele, dat nog te doen is maar daar zal hij thans niet in den brede op ingaan. B en W. hopen t.z.t. wel die voorstellen, die zij nodig athten, aan de raad te doen toekomen. Het spreekt van zelf, dat ook zij bijzonder veel prijs stellen op een goede samenwerking met de raad, die ten slotte aan het hoofd van de gemeente staat, een samenwerking zowel naar vorm als naar inhoud. Spr. zou in verband hiermede even terug willen komen op enkele onderdelen van die samenwerking, waarover de heer V. d. Veen het van morgen had. Het betrof het tijdstip van verzending der stukken. Spr. heeft het hier al eens eerder mogen zeg gen. dat B. en W. zich na de Bevrijding genoodzaakt hebben gezien, om met tal van zaken een spoed te ma ken,die vóór de Bevrijding misschien niet denkbaar was. Zij hebben gemeend, ter wille van de belangen, die er bij betrokken zijn, ook van de raad, waar dat pas gaf, een grotere snelheid van werken te mogen vra gen, Zij hebben dat het laatst nog gedaan bij het plan voor de aanleg van de jachthaven en van sportterreinen. Zij hadden de raad wel meer tijd van voorbereiding kunnen geven, maar dan was het voorstel in de ver gadering van 1 Februari gekomen en dan was h.i. het uitstel te groot geworden. B. en W. meenden, dat het voorstel vóór het einde van het jaar aan de raad moest worden gedaan. Nu bestaat er, zo gelooft spr., een klein misverstand bij de heer V. d. Veen, als deze spreekt over terinzagelegging van de stukken op Zater dag vóór de Woensdagavond, waarop de raadsver gadering gehouden wordt. Zodra een voorstel aan de raadsleden uitgaat, zijn ook de op dat voorstel be trekking hebbende stukken op de secretarie voor de raadsleden ter inzage. Zij liggen dan wel niet op de gewone plaats, maar kunnen van dat ogenblik af ter inzage worden gevraagd en ook zeker worden ver kregen. Spr. behoeft wel niet te betogen, dat B. en W. ook van hun kant hun best doen door het de raad zo gemakkelijk mogelijk of zo weinig moeilijk mogelijk te maken. Men heeft daarvan ook bij deze begroting weer een bewijs kunnen zien in de termijnen, die B. en W. de raad in dit geval hebben kunnen gunnen en ook in het overleggen van de organische opzet, waarmee B. en W. gemeend hebben de raad te kunnen dienen. Spr. zou hiermee in eerste instantie willen volstaan. Hij hoopt straks, als de wethouders gesproken hebben, nog over een enkel onderdeel, speciaal over hetgeen over de eedsaflegging is gesproken, het zijne te mogen zeggen. De heer Geerts (weth.) wil beginnen met de heren Wiersma en Dijkstra te danken voor het uitspreken van hun voldoening over de tijdige indiening van de begroting en over de organische opzet. Het is nu de derde achtereenvolgende keer, dat B. en W. aan de raad een sluitende begroting hebben kunnen aanbieden. Over de waarde daarvan kan ver schillend worden gedacht, maar spr. gelooft, dat ieder een het er mee eens is, dat op dit moment, nu er in zekere zin een hoogconjunctuur heerst, een sluitende begroting zeker op haar plaats is. Het sluitend maken van de begroting heeft van B. en W. ditmaal wel bijzondere zorg geëist. Het uitgaven- peil van de gemeente is van jaar tot jaar gestegen. In 1948 sloot de begroting met een bedrag aan uitgaven en inkomsten van 9.312.000,Voor 1949 was dit bedrag 9.565.000,- en voor 1950 10.415.000,Een groot deel van deze stijging komt niet direct ten laste van de gemeente. Hogere uitgaven voor politie, onder wijzerssalarissen, overbruggings- en sociale bijstands regeling, hulpverlening aan kleine zelfstandigen, over bruggingsregeling voor gedemobiliseerde militairen, enz. worden rechtstreeks door het Rijk vergoed, maar behalve een verhoging van deze genoemde posten, die geen invloed heeft op de ter beschikking van de ge meente blijvende inkomsten, zijn ook de ten laste van de gemeente blijvende uitgaven belangrijk verhoogd. De verhoogde lasten zijn de volgende: rente en af lossing oude tekorten 25.000,diverse salarissen, die op de algemene dienst voorkomen, 55.000,krank- zinnigenzorg 55.000,nijverheidsonderwijs, voor namelijk salarissen, 25.000,—, M. H. 20.000, woningbouw (ten gevolge van de 7 reserve-vorming) 12.000,diverse onderhoudskosten 20.000,In totaal een stijging van 210.000,Aan deze verho gingen valt stuk voor stuk niet te ontkomen. Er staan echter de volgende voordelige verschillen tegenover: Hoofdstuk XII geeft een verhoging te zien van 200.000,voornamelijk ontstaan door de verhoogde ondernemingsbelasting van 310.000,waartegen over echter weer staat een verlaagde bijz. uitkering van 110.000,De distributiekosten zijn wegens het af lopen van de distributie verlaagd met 15.000,de kasgeldrente is teruggebracht met 35.000,voor het Stadsziekenhuis, het Paviljoen voor besmettelijke ziekten en de G.G.D. is er een lagere raming van 30.000, de schoolgelden zijn hoger geraamd 15.000,Het to taal der voordelige verschillen bedraagt 295.000, Het totale, zopas genoemde, bedrag der onvermijdelijke verhogingen is 210.000,-Er bleef dus nog een be drag van 85.000,over, dat eventueel zou kunnen worden besteed. B. en W. hebben verschillende moge lijkheden op haar verdiensten beschouwd en meenden toen met het volgende voorstel, als in de begroting verwerkt, te moeten komen: Voor onderwijs werd meer uitgetrokken 50.000,voor diverse subsidies 16.000,voor openbare verlichting 30.000,en voor onvoorziene uitgaven 24.000,—, totaal 120.000,—. Hiermee was het beschikbare bedrag van 85.000,al met 35.000,overschreden en deze 35.000,zijn gevonden door de uitgaven op Openbare Werken (Hfdst. VI) met dit bedrag te verminderen. B. en W. menen hiertoe verantwoord te zijn, omdat in 1949 op dit Hoofdstuk 130.000,meer was uitgetrokken dan in 1948. Bij de behandeling van de begroting-1949 heeft spr. dan ook medegedeeld, dat dit hogere bedrag moest worden beschouwd als een goede gelegenheid om de gedurende en na de oorlog ontstane achterstand in het onderhoud van wegen en plantsoenen enigszins in te lopen. De verhoging van de kosten voor onderwijs zit voornamelijk in post 449: vergoeding van de kosten van instandhouding van bijzondere scholen. Deze post is verhoogd met ruim 40.000,Dit is een gevolg van het feit, dat het kostenbedrag per leerling belangrijk is gestegen. Het subsidie aan de „Stins" en de bijzondere kleuter scholen is verhoogd met 16.000,-De 30.000, uitgetrokken voor verbetering van de straatverlichting, zal, zoals gebleken is uit de naar voren gebrachte wen sen, niet als overdadige luxe worden beschouwd. De post „Onvoorziene uitgaven" is met 24.000, verhoogd. De heer W. C. Dijkstra heeft er op gewezen, dat deze post hoog is uitgetrokken, maar dat dit ook wel nodig zal zijn. Dat is inderdaad het geval. Op „On voorzien" is thans 2.25 per inwoner geraamd; dit was in de tijd van de noodlijdendheid 0,25. Ogenschijnlijk

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1950 | | pagina 8