16 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Januari 1950. is die post dus erg hoog. B. en W. meenden deze op een behoorlijk bedrag te moeten begroten, omdat, toen de begroting werd opgemaakt, reeds het vermoeden be stond, dat er een derde loonronde zou komen. Dit ver moeden is werkelijkheid geworden. Tussen de regering en de vertegenwoordigers van de vakbeweging is een overeenkomst bereikt omtrent een loonsverhoging van 5 Het is te verwachten, dat voor het overheids personeel, ook voor dat van de gemeente, eenzelfde verhoging tot stand zal komen. Deze loonsverhoging zal aan de gemeente een bedrag van 170.000,kos ten, waarbij komen de hogere pensioensbijdragen van 20.000,totaal dus 190.000,Dit bedrag kan worden verminderd met het bedrag van de hogere terugontvangst van politiekosten ad 25.000,en de reeds in de gasprijs verdisconteerde loonsverhoging, die ook op 25.000,kan worden gesteld. Er blijft dus een verhoging van 140.000,die ten laste van „On voorzien'' moet komen, omdat deze salarisverhoging nog niet in de begroting is verwerkt, hetgeen ook nog niet is geschied met de salarisverbetering voor de amb tenaren ingevolge de voorstellen van de Commissie- Ubink. Aanvaarding dezer voorstellen zal 27.000, kosten. Er blijft dus tenslotte slechts 14.000,ter beschikking voor andere doeleinden. De inkomsten van de gemeente staan thans vrijwel op het hoogste punt. De opbrengst der gemeentelijke belastingen is op 931.000-, geraamd tegen 911.000,- in 1949. In dit verband wil spr. de heer Kamstra antwoorden, die de vermakelijkheidsbelasting heeft genoemd, waarbij hij bezwaar maakte tegen de raming van 200.000,—. Natuurlijk kan niet met zekerheid worden gezegd, dat dit bedrag zal binnenkomen. De opbrengst dezer be lasting loopt inderdaad terug. In 1948 was deze 234^000,en in 1949 220.000,—. Voor 1950 is een raming van 200.000,verantwoord, menen B. en W. De uitkeringen uit het Gemeentefonds zijn resp. 2.332.000,—(1950) en 2.438.000,— (1949), de Rijksbelastingen resp. 712.000,en 699.000,de ondernemingsbelasting 1.050.000,en 739.000. en ten slotte de bedrijfswinsten 300.000,— en 355.000,Vermeerdering van opbrengst is alleen mogelijk door verhoging van de bedrijfswinsten, dus door tariefsverhoging van bijv. gas en electriciteit, of door verhoging van de gemeentelijke belastingen. Ta riefsverhoging ligt niet in het voornemen van B. en W. en ook verhoging van de gemeentelijke belastingen lijkt hun niet wenselijk. Uit vergelijking met andere gemeen ten blijkt, dat het percentage van de gemeentelijke in komsten, dat verkregen wordt uit gemeentelijke belas tingen (in Leeuwarden is dit 17,5), vrij hoog is. De overige bronnen van inkomsten zijn onafhankelijk van de inzichten van B. en W.; hierop kan door hen geen invloed worden uitgeoefend. Mochten dus in de raad wensen naar voren komen, welke de gemeentelijke uitgaven vermeerderen, dan zijn deze alleen te ver wezenlijken door het aanboren van nieuwe inkomsten bronnen of het schrappen van andere uitgavenposten. In de sectievergaderingen zijn als zodanig genoemd: verbetering van de straatverlichting, van het kruispunt Amicitia en van de Buren te Wirdum. Spr. erkent gaarne, dat deze verbeteringen zeer nodig zijn, maar blijft er bij, dat de uitvoering alleen mogelijk is, als andere, door B, en W. belangrijker geachte, voorzienin gen achterwege blijven. Hij kan hieraan toevoegen, dat op de oorspronkelijke begroting de drie door hem ge noemde verbeteringen waren geplaatst, maar weer ge schrapt zijn. omdat de financiën het niet toelaten tot uitvoering over te gaan. Het beeld, dat spr. zo juist heeft gegeven van de begroting-1950, is vrij somber. De door B. en W. nodig geachte voorzieningen zijn slechts mogelijk gebleken door de onverwacht hoge opbrengst van de onder nemingsbelasting. Om misverstand te voorkomen, lijk het spr. wel nodig te verklaren, dat deze hogere op brengst geen gevolg is van een hogere raming van de ondernemingsbelasting voor 1950, maar van de uit komsten van deze belasting over de jaren 1948 en 1949 Deze belasting wordt n.l. aan de Gemeente uitgekeerd volgens een soort rekening-courant-stelsel: wat in eer voorafgaand jaar te weinig is uitgekeerd, wordt n.l. ii een volgend jaar extra uitgekeerd. Moest spr. het beeld van de begroting-1950 vrij som ber tekenen, voor zover het mogelijk is in de toekoms te zien, moet hij verklaren, dat het beeld van de be groting-1951 zeer somber moet zijn. De ondernemings belasting zal trapsgewijs worden afgeschaft. Hiervoo in de plaats zal komen een verhoging van de vennoot schapsbelasting, welke aan het Gemeentefonds ten goed zal komen. Uit de gepubliceerde stukken blijkt nergen op welke wijze het Rijk de gemeente zal schadeloc stellen voor de derving van deze inkomsten. Een schade loosstelling in de vorm van een gefixeerde bijdrage ui het Gemeentefonds zou dit voordeel hebben, dat d gemeenten precies haar inkomsten uit deze bron kenden aan de andere kant heeft een uitkering, op en nee gaand met de conjunctuur, dit aantrekkelijke, dat ver andering in de hoogte van lonen en prijzen ook in d uitkering tot uiting zou komen. Spr.'s voorkeur in dez zou uitgaan naar een niet-gefixeerde bijdrage. Ook het einde van het 3-jarig tijdperk, gedurend hetwelk de noodvoorziening gemeentefinanciën werk doet moeilijkheden verwachten. De definitieve regelin is nog niet verschenen en te oordelen naar de stilte, di rondom dit vraagstuk heerst, zal deze regeling vooi lopig ook nog niet verschijnen. Waarschijnlijk is het dus, dat voorlopig de regelin van de 3 laatste jaren zal blijven gelden: hierin schui voor Leeuwarden dit gevaar, dat men, afgaande op d schijnbaar gunstige resultaten van 1948 en 1949, aa Leeuwarden de bijzondere uitkering ontneemt. Ho zonder deze uitkering een sluitende begroting zou kun nen worden verkregen, zou spr. niet durven zeggen. Zonder zich over te geven aan sombere toekomst verwachtingen, wil hij toch met nadruk zeggen, dat hc zeer gewenst is, dat de nieuwe regeling spoedig beken wordt. Hij is het met de heer Wiersma eens, dat va het Rijk niet alles verwacht mag worden. De rijks financiën zijn ook niet onbeperkt. Het is wel te hoper dat de nieuwe regeling aan de gemeenten een behoor lijke zelfstandigheid geeft. Hij, die de koorden van d beurs in handen heeft, heeft het te zeggen: op het ogen blik heeft het rijk die koorden in handen en beschik dus voor de gemeente. Verleden jaar heeft spr. meegedeeld, hoe de ver deling van de gemeentelijke inkomsten was. Voor 195 is ze als volgt: gemeentelijke belastingen 17,5 bij dragen uit het gemeentefonds 43,8 rijksbelastinge 13,4 winst bedrijven 5,6 In 1929 bedroeg de op brengst uit de gemeentelijke belastingen 69,6 van he geheel. Hieruit blijkt al, dat de zelfstandigheid van d gemeenten in het gedrang is gekomen, omdat het Rijk door zijn uitkeringen veel zeggenschap over de ge meenten heeft gekregen. Er is verder door de heer Wiersma op gewezen, da hij in de sectievergadering B. en W. tot voorzichtigheio heeft gemaand bij het brengen van de uitgaven voo de vernieuwing van het wegdek van de Emmakade op de kapitaaldienst. Spr. meent, dat deze waarschuwing hier niet op haar plaats is. In de eerste plaats betrel het geen vernieuwing van het wegdek, maar komt e feitelijk een geheel nieuwe straat, waaraan in de eerst 20 jaar vrijwel geen onderhoudskosten behoeven te wor den besteed. Dus behoeft niet in 10 jaar te v/orden afgeschreven, maar kan er rustig een afschrijvings termijn van 20 jaar worden genomen. Dit werk, da Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Januari 1950. 17 ook een volgend geslacht ten goede komt, kan zeer zeker als kapitaalswerk worden beschouwd. In de tweede plaats is het altijd de gewoonte geweest om de kosten van dergelijke werken op de kapitaaldienst te brengen. Er is een hele lijst van werken, die in de loop van de tijd op de kapitaaldienst zijn gebracht en die niet in meerdere mate het karakter van kapitaals object hebben dan dit. Spr. wijst hier op de verbetering van het Stadhuis (Hfdst. II), op luchtbeschermings- kosten (Hfdst. III), op nooddrinkwatervoorziening (Hfdst. IV), op de verbetering Groningerstraatweg (Hfdst. VI), op kosten leermiddelen (Hfdst. VIII), op ^kosten centrale verwarming Stadsverzorgingshuis (Hfdst. IX). Dit aantal zou nog met talloze posten te vermeerderen zijn. Spr. meent hiermee te hebben aan getoond, dat niet afgeweken wordt van de stelregel, die!in de voorgaande jaren werd toegepast. In de derde plaats meent hij, dat een waarschuwing hier niet op haar plaats is, omdat het beleid van B. en W. dat blijkt uit de stukken aan de raad wel zodanig is, dat hieruit duidelijk naar voren komt, dat ook zij niet van plan zijn, komende generaties te zwaar te belasten. Spr. heeft zojuist een aantal werken genoemd, die volgens hun aard op de kapitaaldienst behoren. Zij zijn echter verleden jaar, bij begrotingswijziging, afgeschreven op de gewone dienst. Er is toen 350.000,van de kapi taaldienst door de gewone dienst overgenomen. Hier mee zijn dus toekomstige generaties juist ontheven van lasten, die normaliter op haar zouden rusten. Spr. ge looft, dat dit een bewijs is, dat B. en W. met hun voor stellen een voorzichtig beleid beogen. Bij de Aanbiedingsbrief is door B. en W. ook over gelegd een staatje van de leningsschuld. Hieruit blijkt wel, dat deze schuld in het laatste jaar met een be langrijk bedrag is gestegen. Deze stijging is vrijwel ge heel een gevolg van geldelijk rendabele objecten en wel speciaal woningbouw; voor niet geldelijk rendabele ob jecten is de schuld slechts weinig gestegen. Voor deze objecten is de schuld per inwoner altijd nog belangrijk minder dan omstreeks 1925 en omstreeks 1935. Ook in vergelijking met andere gemeenten is de schuldpositie van Leeuwarden niet slecht. Voor Den Haag is de schuld per inwoner 439,voor Enschedé 319,—, voor Hilversum 282,voor Leeuwarden 307,en voor Dordrecht 577,Spr. zou echter niet een te grote waarde willen hechten aan deze ge tallen: een laag schuldbedrag per inwoner voor geldelijk onrendabele objecten zegt op zichzelf nog niets. Dit zou even goed kunnen inhouden, dat Leeuwarden zijn plicht op het gebied van recreatie of representatie niet ver vuld zou hebben. Een hoog schuldbedrag zegt ook niets. Conclusies te trekken alleen uit opgegeven schuld lijkt spr. niet juist, omdat tegenover hoge schuld ook be paalde bezittingen staan. Hij gelooft, dat de financiële positie van Leeuwarden, zoals blijkt uit het schuldbe drag, wel zeer gunstig is. Spr. antwoordt de heer Wiersma, dat de oude te korten slechts geschat kunnen worden. Ze zijn nog niet bekend, omdat de Rijksbijdragen over 1947 nog niet bekend zijn. Men stelt de tekorten op rond 1.700.000,Daarvan is voor 850.000,in een vaste lening omgezet. Aan rente moet daarvoor betaald worden 25.800,Het andere deel is nog niet om gezet in een vaste lening en wel om de volgende re denen: in de eerste plaats omdat de belastinguitkeringen van het Rijk nog niet bekend zijn en in de tweede plaats omdat financiering met kasgeld per slot van rekening voordeliger is, al is het misschien wel wat een gokje. In de laatste 4 jaren zijn de oude tekorten uit kasgeld gefinancierd. De rente voor kasgeldleningen is ongeveer 2 lager dan voor vaste geldleningen. Deze methode van financieren heeft de gemeente in elk geval een 100.000,bespaard. Op het ogenblik is het echter zo, dat B. en W. het niet hebben aangedurfd weer kasgeld leningen te sluiten en zij hebben de helft van de oude tekorten in een vaste lening omgezet. Zodra bekend is, welk deel van de tekorten voor rekening der gemeente blijft, zal de rest ook in een vaste lening worden om gezet. Dit wilde spr. in het algemeen zeggen. Thans zal hij nog even ingaan op hetgeen de heer Zittema heeft gezegd over al of niet sluiting op Zondag. Spr. doet dit, omdat hij in een vorige vergadering ook in het debat over deze kwestie was betrokken. Hij heeft toen gezegd, dat er een groot deel van de inwoners van Leeuwarden was, dat geen bezwaar heeft om op Zondag aan sport te doen, integendeel, er juist de Zon dag voor uitzoekt. Het mag toch niet zo zijn, dat een be paald deel van de Leeuwarder bevolking, dat bezwaar maakt tegen sportbeoefening op Zondag, dit aan een an der deel van de Leeuwarder bevolking onmogelijk maakt. De heer Wiersma heeft i.z. een terrein, dat meer in het stadsdeel is gelegen, toen de toezegging gevraagd, dat zoveel mogelijk zou worden vermeden, dat daar op Zondagmiddag wedstrijden zouden worden gespeeld, om de andersdenkenden te ontzien. De onderhavige ter reinen echter liggen zover buiten de stad, dat men van de sportbeoefening ter plaatse geen moeilijkheden be hoeft te ondervinden. De heer Zittema heeft nog een kwestie in het geding gebracht. Spr. heeft hem niet geheel begrepen; ook na de aanmaning van de Voor zitter tot meer duidelijkheid heeft de heer Zittema het geen hij wenste mee te delen, niet duidelijker naar voren gebracht. Voor zover spr. het begrepen heeft, kwam het hier op neer, dat hij bezwaar maakt tegen het feit, dat de kosten van aanleg en onderhoud van de sportterreinen bestreden worden uit belastingen, die mede door hem en zijn geestverwanten, die tegen sport beoefening op Zondag zijn, worden opgebracht. Als men op deze weg door zou gaan, dan zou spr. niet weten waar men moest blijven. Dan zal ook een anti- militairist er wel principiële bezwaren tegen hebben, dat de belasting, die hij betaalt, wordt uitgegeven voor de defensie. De heer Witteveen (weth.) zal beginnen met de heer Dijkstra te antwoorden; diens vragen en opmer kingen waren alle van dezelfde strekking. Zij be troffen n.l. vraagstukken als woningbouw, industrie enz. Spr. gevoelt eigenlijk wel behoefte over het plan- Bussum, dat door de heer Dijkstra en ook door enige andere leden ter sprake is gebracht, iets te zeggen. Dit geval heeft nogal de aandacht getrokken en dat is op zichzelf geen wonder. Men heeft daar, om het popu lair uit te drukken, nogal vrij veel ,,tam-tam" van ge maakt. Toch zit er niets bijzonders, zelfs niets evolu- tioneels in; spr. zal geen zwaarder woord gebruiken. Wat toch is het geval met de bewuste woningbouw in Bussum? Men heeft daar een complex van ongeveer 300 woningen, waarin 160180 arbeiderswoningen voorkomen. Deze laatste hebben een gemiddelde inhoud van 243 m3 of zelfs niet eens; de inhoud kan ook 239 m3 zijn. Wanneer men nu deze woningen gaat rubriceren naar de huurwaarde, komt men op een huur per m3 per jaar van 1,35, terwijl goede arbeiderswoningen die in 1939 en 1940 gebouwd zijn, met zelfs iets grotere gemiddelde inhoud (260270 m3) in verhouding min der huur doen en wel per m3 0,800,90. In wer kelijkheid heeft men hier dus te doen met een huur verhoging van 4050 ct. Toch levert ook dit complex van 180 arbeiderswoningen nog een vrij groot tekort in de exploitatie op. Spr. kende gelukkig enkele leden van de Bussumer raad. Alles was strikt geheim gehouden. De Commissie voor Openbare Werken was zelfs niet ingeschakeld en geen der raadsleden was een exploitatie-opzet overge-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1950 | | pagina 9