8 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 1 Februari 1950. in elk geval niet een school, die nog groter is dan de openbare die daar is gekomen. Men vraagt n.l. een van 7 lokalen, terwijl de openbare, die daar verrezen is, maar 6 klassen telt. Dat daaraan trouwens wèl be hoefte bestond, blijkt hieruit, dat de school inmiddels al betrokken is door een eerste klas waarvoor geen plaats meer was en dat over een week of 14 dagen 4 lokalen vol zullen zijn met kinderen van ouders, die openbaar onderwijs verlangen; bovendien is het wel vrij zeker, dat de school op 1 September a.s. d.i. een goed half jaar nadat zij gereed gekomen is volledig bevolkt is. Spr. heeft zojuist al gezegd, dat de heer V. d. Meer, wanneer hij het lot van een aantal aanvragen met elkaar vergelijkt en school 30 daar ook bij haalt, zich te ver verwijdert van het punt waarom het gaat. Het gaat hier om een concreet punt: een aanvrage van de Hervormde Schoolvereniging om oprichting van een nieuwe school en zelfs al zou hier in de gehele stad maar een schim metje van het openbaar onderwijs zijn overgebleven, dan zou dat nog geen aanknopingspunt voor de heer V. d. Meer kunnen opleveren, want hij heeft te doen met een aanvrage en met de cijfers en feiten, die daarin verwerkt zijn. Al het andere doet niet ter zake. Wan neer b.v. de heer V. d. Meer in zijn betoog te pas brengt, dat een der scholen bezet is geweest door de Duitsers en dat de slechte reputatie, die een vroeger hoofd der school had. nu nog steeds nawerkt, is hij op een terrein, waar B. en W. hem moeilijk kunnen volgen. Dat terrein is natuurlijk veel te speculatief. Spr. her haalt, dat men hier slechts te doen heeft met de cijfers, die in de aanvrage staan. De aangiften voor de scholen 5 en 12 zijn in het geding gebracht, Spr. vermoedt, dat de heer V. d. Meer hierin een aanknopingspunt zag, omdat deze scholen ook in het centrum van de stad liggen. De heer V. d. Meer weet, als hij goed op de hoogte is en was hij het niet, dan denkt spr., dat hij po gingen heeft gedaan op de hoogte te komen, ook met betrekking tot het openbaar onderwijs dat school 5 niet populair is. Dit is een gevolg van het feit, dat be paalde ouders hun kinderen niet naar deze school toe willen zenden, omdat dit hun standsgevoel kwetst. Dit is met school 12 minder het geval, maar deze school verkeert in de weinig benijdenswaardige positie, dat zij grenst aan een andere school, die een scherpe con currentie voert, niet zelden op de basis van datzelfde standsgevoel. Hij wil er verder niet op ingaan, een goed verstaander heeft slechts een half woord nodig. Daarbij komt. dat school 5 met opzet beroofd is van de leerlingen, die op en bij de Hollanderdijk wonen, het geen met de volgende bedoeling is geschied. Deze kin deren kunnen even goed een plaats vinden in Huizum. Daar is plaats en dan is het niet verantwoord hen 4 X per dag de spoorwegovergang onnodig te laten pas seren. Toen is besloten en het is niet gegaan zonder medeweten van andere onderwijsinstanties om aan school 5 deze keer geen le klasse te vormen en zo doende van 2 halve klassen 1 hele klas te maken. Het lege lokaal kwam uitstekend te pas. Er zou een klasse kunnen worden overgebracht van school 15 in de Leeuwrikstraat, waar de aangifte in combinatie met de school aan de Coornhertstraat zodanig was, dat er ge brek aan ruimte bleek te zijn. Evenwel gaf het hoofd van school 15 er de voorkeur aan om, daar het slechts een tijdelijke voorziening betrof i.v.m. de nieuw te bouwen Finse lokalen, welke als dépendance zullen dienen van school 16, het hoofdenkamertje tijdelijk als lokaal in te richten, zodat het lokaal van school 5, tegen de bedoeling van B. en W. in, nog leeg staat. Het is trouwens het enige. Nu iets over de school in de Eestraat, die bij her haling door de heer V. d. Meer is genoemd. De leden van de raad die er belangstelling voor hebben en dat zijn er gelukkig meer dan 1 of 2 zullen zich herin neren, dat deze school tijdens de bezetting diende als hospitaal. Na de bezetting kwam ze ook niet besch: :- baar voor het lager onderwijs, omdat de Indelingsrand er zich meester van maakte. De kinderen, die gewend waren de school in de Eestraat te bezoeken, uit de „schoolkring Eestraat'' zal spr. maar zeggen, werden ondergebracht in de scholen 14 en 21 in de Tjerk Hil- desdwarsstraat. Dit veroorzaakte zeer veel ongerief, want deze dubbele school is gebouwd in een tijd, dat de mensen optimistischer waren met betrekking tot het onderwijs dan zij nu zijn; de lokalen hiervan hebb n slechts een capaciteit van 32 leerlingen. De grote toe vloed van leerlingen kon hier niet worden opgevangen. Een ander gevolg was, dat de schipperskinderen, die ook in de Eestraat waren ondergebracht, een andere plaats moesten hebben en daarvoor is misschien vertel ik, zo zegt spr., hiermee wel een geheim e-n lokaliteit gehuurd moeten worden. Van de Israëlietisc ie gemeente werd hiertoe een lokaliteit in de Perkstraat gehuurd. Naderhand is de eigenlijke school 8 niet meer naar de Eestraat teruggekeerd. De lege lokalen die er waren, werden aanvankelijk gereserveerd voor andere soort :n van onderwijs, met name voor de Zuivelschool. Voor het geval deze school naar Leeuwarden zou word:n overgeplaatst, waartoe destijds ernstige plannen beston den, moest Leeuwarden zorgen voor lokaliteiten. La ;r werden deze lokalen gereserveerd voor de Middelbare Landbouwschool, indien deze in Leeuwarden zou komen. Nu blijven ze voor de schippersschool besch c- baar. Deze kwestie is actueel, maar de plannen tot ov r- brenging zijn niet tot uitvoering gekomen, doordat in middels 5 lokalen tijdelijk in gebruik zijn genomen, twee door ,,De Stins", twee door het Instituut voor Gees e- lijke Volksgezondheid en 1 door de Kunstnijverheids school. Wanneer daarbij in aanmerking wordt genorm n, dat de aangiften voor de drie u.l.o.-scholen elk jaar zo zijn, dat spr. een zucht van verlichting slaakt, wan neer het niet nodig blijkt tot uitbreiding over te gaan en dat de mensen van het b.l.o. telkens vragen naar een aparte school voor de imbecillen als er meer dan drie klassen zijn, moet er eigenlijk een apart gebo w voor de imbecillen komen -, dan blijkt wel, dat er geen kopzorg behoeft te zijn over de lege lokalen van school 8. De positie van de gemeente is nu eenmaal een andere, dan die van een schoolbestuur. In de eerste plaats fei telijk, omdat op de gemeentescholen de meeste kinderen gaan, zodat de noodzaak tot enige reserve voortdurend aanwezig is; in de tweede plaats half feitelijk, half moreel: de besturen van de bijzondere scholen plecen bij de gemeente, volkomen terecht, aan te kloppen, als zij tijdelijk moeilijkheden hebben. Dat dit geen los ge zegde is, blijkt uit het feit, dat er twee katholieke klassen eerst in school 24 en thans in school 25 rijn ondergebracht, terwijl twee klassen van de Verenig ng voor Christelijk Schoolonderwijs in Huizum in school 24 zijn gehuisvest en van een zustervereniging 2 klas sen in de nieuwe school 30 worden ondergebracht in afwachting van de dag, waarop haar in aanbouw zijnde school klaar zal zijn. Spr. heeft hiermee drie bewij en aangevoerd, dat enige klassen beschikbaar moeten ijn en blijven, niet uitsluitend voor het openbaar onderwijs, maar ter wille van de algemene onderwijsbelangen. Spr. heeft al gezegd, dat de oprichting van school 30 anders moet worden bekeken dan die van een eventuele derde Hervormde school. Na het door hem naar voren gebrachte vindt hij op zijn aantekeningen niets, of al thans heel weinig, dat als antwoord zou kunnen dienen op hetgeen de heer V. d. Meer heeft gezegd. De heer Vellenga heeft gesproken als een Hervormd man voor een Hervormde zaak. Spr. echter verklaart op het ogenblik niet te spreken als aanhanger van de Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 1 Februari 1950. 9 P.v.d.A., maar als een wethouder, die volkomen objec tief de zaak, waar het hier om gaat, heeft bekeken. Hij heeft zo juist vergeten in te gaan op de in de circulaire van het schoolbestuur aangehaalde kwestie van de hulpklassen, waarover ook de heer Vellenga het heeft gehad. Spr. gelooft inderdaad, dat dit argument in het prae-advies niet het allersterkste is na wat hier omtrent in deze brief is medegedeeld, hoewel hij moet zeggen, dat het volkomen redelijk is, dat B. en W. het toen op deze wijze hebben gehanteerd. En nu nog kan worden gezegd, dat, als er werkelijk behoefte is een behoefte is ten slotte een geestelijke zaak, iets dwingends, anders begrijpt spr. het woord behoefte niet meer het voor de positie van het bestuur van de Hervormde Schoolvereniging prettiger zou zijn geweest, wanneer er in plaats van tien 20 of 30 leerlingen voor de hulpklassen zouden zijn geweest. De heer Vellenga meende, dat het schoolbestuur on getwijfeld zou willen toezeggen, dat de school aan de Druifstreek niet zal worden ontvolkt en er wel de wacht voor zal betrekken. Spr. wil niet zijn twijfel uitspreken omtrent de goede bedoelingen van het bestuur, maar hij meent te weten, dat de ouders in deze dingen ook een woordje meespreken. Wanneer een vader zegt: ,,Ik ver lang voor mijn kind Hervormd onderwijs" en de moeder wil dat ook, hetgeen driemaal zoveel waard is en er wordt hem verteld, dat op de nieuwe school geen toelating kan plaats vinden, maar wel op die aan de Druifstreek, en de vader reageert hierop met: ,,dan maar niet dan zou het bestuur moeite hebben de ge dane belofte gestand te doen. Er is ook over drukke verkeerswegen gesproken. Dat zijn bijzondere omstandigheden, zoals in het wets artikel worden genoemd. In de aanvrage is deze om standigheid echter zo weing beklemtoond, dat spr. meent, hierop niet nader te behoeven in te gaan. Het bestuur erkent haar zelf niet als een belangrijke zaak, want het stelt zelf voor, de nieuwe school ook te doen bezoeken door leerlingen, die ten Noorden van de Gro- ningerstraatweg wonen. Wat de drukke verkeerswegen in Leeuwarden in het algemeen betreft, overdruk zijn ze niet. Leeuwarden is geen wereldstad, al nadert het dan ook heel in de verte de 100.000 inwoners. Alleen het oversteken kan moeilijkheden geven, maar dat geldt voor alle kinderen. Er is geen school in de stad" die niet te kampen heeft met de moeilijkheid, dat kleine kinderen, om haar te bereiken, drukke verkeerswegen moeten oversteken: de Schrans, de Mr. P. J. Troelstra- weg, de Harlingerstraatweg. In het onderhavige geval komt er nog bij, dat de Groningerstraatweg bijzonder veilig is, als men die niet behoeft over te steken. Spr. zou geen veiliger weg weten: er zijn trottoirs en brede tussenbanen aan weerszijden. De heer Vellenga heeft nog gezegd, dat hij de be wijzen hij bedoelt de argumenten van adressant liever overtuigender had gezien. Spr. sluit zich daar volkomen bij aan. Hij mag zeggen, dat B. en W. dat ook graag zouden hebben gehad. De overtuigingskracht, die de heer Vellenga in de aanvrage heeft gemist, heb ben B. en W. er ook tot hun spijt niet in kunnen vinden. Dat de heer Vellenga er op zou willen vertrouwen, dat bij eventuele inwilliging van de aanvrage door de gemeenteraad Ged. Staten een mild oordeel zullen vellen, is, zo gelooft spr., weinig reëel en ligt te ver -tuiten de orde, om daarop in te gaan. De heer V. d. Schaaf heeft deze aanvrage met grote ernst bekeken en er terecht op gewezen, dat hier niets anders aan de orde is dan de feitelijke toepassing van de bestaande wet. Zijn fractie heeft de jurisprudentie nauwgezet geraadpleegd en voor de ernst, die hij en de mjnen er van hebben gemaakt, zijn B. en W. erkentelijk en eveneens voor de keurige wijze, waarop hij zijn ar gumenten op grond van de jurisprudentie heeft ont vouwd. Spr. heeft inmiddels, toen hij over de Finse school sprak, de heer Kamstra reeds geantwoord. Deze heeft gevraagd, of er niet een ander standpunt van B. en W. mogelijk was geweest. Spr. moet zeggen, dat, als er een andere mogelijkheid was geweest, deze stellig was overwogen. Het college heeft die echter niet gezien en het prae-advies doen luiden, zoals het nu luidt. Hij ziet dan ook voor het college niet de mogelijkheid deze zaak nog eens tot zich te nemen, haar wederom ter dege te bezien en eventueel met een soepeler voorstel te komen. Het is hier geen kwestie van soepelheid; dit is een kwestie van strikte toepassing van een bepaald wets artikel. Bovendien is het te nemen besluit er ook niet een, waarbij graduatie mogelijk is, zoals een onderwijzer een jongen een 7 geeft, maar ook 7+ had kunnen geven. Dit is: ..ja of „neen". Een soepeler houding zou dus een „ja moeten meebrengen en dat is een consequentie, die B. en W. in geen geval aandurven. De opmerkingen van de heer Tiekstra i.z. de wel willende houding, die, naar deze zeker weet, het college steeds tegenover het bijzonder onderwijs heeft aange nomen, onderschrijft spr. ten volle. De ervaring be vestigt het trouwens volkomen. De hear Van der Meer seit dit oan it adres fan 'e Foarsitter dat syn flnderstelling, dat der advys frege is oan 'e ynspekteur fan it Underwiis, goed \yest hat, hwant it stik leit by it kolleezje op tafel. Nou is spr. fan bitinken, dat, as de wethalder fan Underwiis sa'n advys freget, hy dat net docht as privé persoan, mar as wethalder fan de gemeente Ljouwert. De Voorzitter vraagt, waarom de heer V. d. Meer veronderstelt, dat het college advies zou hebben ge vraagd. De hear Van der Meer fynt dit noch al logysk, hwant hy kin him ek wol begripe, dat B. en W. net graech mei dit ütstel kommen binne. (De heer J. K. Dijkstra (weth.): Mooi!). Is it dan net hiel gewoan, dat spr. ünderstelt, dat in deskundige op ünderwiisgebiet hjirnei frege is? De Voorzitter vindt het even logisch om in dezen advies te vragen aan de Commissaris der Koningin, aan de Minister van Onderwijs of welke instantie dan ook als aan de Inspecteur! Als de wet het de gemeente niet oplegt, vragen B. en W. het niet. De hear Van der Meer freget, hwat der op tsjin wêze koe. dat yn dizze gearkomst it advys, dat der dan dochs is, foarlêzen wurdt. Nou wol hy mear oan it adres fan de wethalder hwat sizze. Spr. is it mei dy syn oanrin iens: dizze saek moat objektyf bisjoen wurde. Mar dat nimt net wei, dat eltse saek twa kanten hat. As hy de Finske skoalle yn bisprek brocht hat, dan wie dat net, omdat hy it iepenbiere underwiis dy skoalle of hoefolle skoallen ek net gunne soe. Dy Finske skoalle is der lykwols noch mar krekt en hwat is logysker as dat spr. neigien hat it giet hjir oer in „belangrijke verplaatsing der be volking en dy faktor kin oanlieding wêze ta stiftsjen fan in skoalle hoe dat siet mei dy Finske skoalle. En dan kin spr. it net oars sjen, as dat de motiven. dy't derta laet hawwe om de Finske skoalle op to rjochtsjen aanzienlijke toeneming en belangrijke verplaatsing der bevolking), der foar de Herfoarmde skoalle ek binne. Hwant de wethalder birekkent, dat in eventuele Her foarmde skoalle yn it Easten fan 'e stêd yn elts gefal rekkenje kin op 150 bern. (De heer J. K. Dijkstra, weth.: Er zijn daar 150 Hervormde inwoners!). Dan is spr. yn e war. Hy is net fan doel langer oer dizze saek to praten. Hy wol har ek saeklik bisjen, mar hy sjocht har oars as it kolleezje. Hy bliuwt dan ek by de wurden, dy t hy yn e earste rounte al sein hat.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1950 | | pagina 5