Punt 18 (bijl. nos. 75 en 107). .+*'-*4, -*,-asjpw EaO »u Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 Juni 1950. De heer Geerts (weth.) zou in de eerste plaats willen antwoorden op hetgeen de heer Stobbe heeft gezegd. Deze leest uit art. 5, sub 2, 3e lid, dat aan gezinnen met meer dan 5 personen slechts in heel bijzondere gevallen een tweede ton zal worden verstrekt. Er staat echter uitdrukkelijk: Bij grotere gezinnen'' (dan van 5 per sonen en, terugwijzende naar sub 2, 2e lid: dan van 4 personen) „kan door de directeur van de Gemeente reiniging, in bijzondere gevallen, meer verwisseling dan hiervoor vermeld, zonder verhoging van rechten wor den toegestaan". Het is zo, dat t.a.v. degenen, die niet in een bijzonder geval verkeren, de verordening juist soepeler zal worden toegepast. Spr. gelooft, dat de heer Stobbe wel tevreden kan zijn. Tot de heer K. de Jong, die bezwaren had tegen art. 4, A, sub lb, waarin staat, dat ten behoeve van per celen of perceelsgedeelten, waarvoor geen belastbare huurwaarde is vastgesteld, 25,recht wordt ge heven, zegt spr., dat ditzelfde ook in de oude ver ordening staat. Spr. herinnert zich, dat er vroeger al langdurige discussies over gehouden zijn, omdat de mogelijkheid bestond, dat bepaalde groepen te zwaar zouden worden belast. Reeds bij de vorige verordening zag men echter geen mogelijkheid om dit te voorkomen, omdat hieronder vallen grote en kleine bedrijven. Op het ogenblik is er echter de mogelijkheid, die ook de heer K. de Jong al aanhaalt, om door middel van de z.g. hardheidsclausule, aan bepaalde mensen, die te hoog werden aangeslagen, een lagere aanslag op te leggen. B. en W. kunnen dus ten behoeve van een kleine neringdoende, die in een huis woont, waar hij 5,aan recht betaalt voor het verwisselen van de privaatton, en die ergens een kleine werkplaats heeft, waarvoor hij voor hetzelfde doel 25,zou moeten betalen, het verschuldigde recht aanmerkelijk verlagen. Misschien zal de huurwaarde van het woonhuis in der gelijke gevallen een maatstaf kunnen vormen. De heer W. M. de Jong stelt het voor, alsof door deze verordening een geheel nieuw principe wordt in gevoerd. Dat is in het geheel niet het geval. Ook de Gemeentewet kent dit principe. Art. 301 zegt: ,.De be lastingverordening kan bepalen, dat voor toepassing van de artikelen 297. 299 en 300 een of meer gemeente ambtenaren in de plaats van den raad, van burgemees ter en wethouders of van den burgemeester zullen treden.". Dat artikel is in deze gemeente ook al ver schillende malen toegepast. Spr. denkt hier bijv. aan alle mogelijke belastingverordeningen, waarbij bevoegd heden van de raad, B. en W. of van de burgemeester zijn gedelegeerd aan de controleur der gemeentebelas tingen. Spr. denkt voorts aan de regeling der erfpachten aan het Grondbedrijf; deze is niet in handen van de directeur der Gemeentewerken, maar van de boekhou der van het Grondbedrijf. Er is dus hier in het geheel geen sprake van een nieuwe figuur; het is gewoon een doorgaan op de oude weg. De heer De Jong trekt een vergelijking met een kapitein, die verantwoordelijk is voor een schip, maar, evenals elke vergelijking, gaat ook deze mank. De Gemeentereiniging is geen schip. Op een schip is overigens wel sprake van gedeelde verantwoordelijkheid. Spr. denkt bijv. aan de purser, de administrateur van het hotelbedrijf op het schip; deze is geen verantwoording aan de kapitein verschuldigd, maar rechtstreeks aan de maatschappij. Het lijkt spr. heel normaal, dat aan de man, die het administratieve werk doet, die dus tot oordelen in staat is, door de gemeenteraad bevoegdheid wordt verleend om bepaalde werkzaamheden van de raad, van B. en W. en van de burgemeester over te nemen. De heer K. de Jong zegt de wethouder hartelijk dank voor de toezegging, die hij hem gedaan heeft. Spr. heeft er behoefte aan even op de zaak terug te komen. Er wordt van uitgegaan, dat iedere Neder lander de wet kent, dus ook deze verordening. Nu be treft het hier een retributie; men moet eerst betalen en kan later ontheffing vragen. Het is daarom wel nodig, dat de mensen, die hiermee in aanraking komen, o.a. de kleine middenstanders, goed weten, dat die weg be wandeld kan worden; zijzelf moeten trachten ontheffing te verkrijgen. Het is voor hen niet mogelijk alles tot in de kleinste bijzonderheden te weten. Ook in de pers dient de te volgen gang van zaken behoorlijk naar voren gebracht te worden, zodat de betrokkenen later nooit kunnen zeggen: wij hebben het niet geweten. De heer W. M. de Jong zegt, dat het een misverstand is, dat spr. delegatie-op-zichzelf als een novum voor Leeuwarden zou beschouwen. Dat is geenszins het ge val. Maar het delegeren van bevoegdheid van een direc teur aan een administrateur is z.i. wel een novum, be houdens dan het geval bij het Grondbedrijf. Verdei heeft spr. uit het betoog van de wethouder niets kunnen putten. Delegatie van bevoegdheid van raad, B. en W. er. burgemeester aan de controleur der gemeentebelastingen is volkomen logisch en spr. zou het zelfs logischer heb ben gevonden, dat ook de bevoegdheid, waarom het in de onderhavige verordening gaat, aan die ambtenaar die chef van dienst van de gemeentelijke belastinghef fing is, was gedelegeerd. Dat dit echter geschiedt t.a.v. een directeur van een bedrijf en diens administrateur, is spr. te machtig. Dat moest men liever niet doen. H:i zal een voorstel, dat hij in petto had en eventueel met zijn medestander uit de Commissie voor de Reiniging zou doen, om de zaak uitgemaakt te krijgen, achterwege laten. Spr. zou echter wel willen verklaren, dat h j geacht wil worden tegen te hebben gestemd. Wat nu voorgesteld wordt, lijkt hem een experiment, niet ge dragen door bepaalde motieven. Hij heeft met belang stelling naar de heer Tiekstra gehoord (dat doet hij trouwens altijd), doch ook wat deze zeide kon de zaak niet motiveren. De heer Tiekstra zeide, dat de admini strateur nu een deel van de verantwoordelijkheid krijgt te dragen. Dat is niet juist. De directeur draagt de ganse verantwoordelijkheid. Het is misschien een beetje in dé tails treden, maar spr. noemt toch even het volgende als voorbeeld: als de directeur zegt, dat hij groene kaarten wenst in plaats van rode, dan komen er groene kaarten, hoewel de directeur zulks niet tegen het advies van de administrateur in zal doen. Hier is geen sprake van gedeelde verantwoordelijkheid, noch van het prin cipe: scheiding tussen kas en boekhouding, waarmee deze zaak in het algemeen zou kunnen worden ve - dedigd. Hier wordt buitengewoon incidenteel, zond r de minste noodzaak, zonder dat de raad argumenten gehoord heeft, ingegrepen in de situatie bij de bedrijven, Spr. kent dergelijke ambtelijke situaties buitengewoon goed. Hij moet er vooralsnog niets van hebben, om naast de directeur incidenteel een bepaalde persoon t.a.v. een paar puntjes verantwoordelijk te stellen. Spr. zou, als B. en W. in deze zaak heel wat zien en mi - schien vervuld zijn van hetzelfde enthousiasme als le heer Tiekstra, dan maar voor alle bedrijven en dienst n het voorgestelde principieel, goed gemotiveerd en ra dicaal doorgevoerd willen zien. Hij is echter op deze enkele, bepaalde delegatie wer kelijk overtuigd tegen. De heer Geerts (weth.) heeft verleden week in de vergadering van de Fin. Commissie al enige uren met de heer W. M. de Jong over ditzelfde onderwerp ge debatteerd. Spr. zeide reeds, dat deze het voorstelt, al." of B. en W. plotseling een andere lijn volgen, maar i et tegendeel is waar. Er zijn reeds twee delegaties: le regeling der erfpachten is aan de boekhouder van het Grondbedrijf gedelegeerd; deze regeling behoort niet tot de competentie van diens onmiddellijke chef, de dii - teur der Gemeentewerken. In de belastingverordenm- - r 1 •- JtL Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 Juni 1950. 7 gen zijn bevoegdheden van raad, B. en W. en burge meester aan de controleur der gemeentebelastingen overgedragen en niet aan de „directeur" van deze con troleur, de gemeentesecretaris. Bij de Reiniging nu wordt precies hetzelfde gedaan. Hier worden bepaalde bevoegdheden niet aan de direc teur opgedragen, maar aan iemand, die direct onder hem staat. Spr. meent, dat B. en W. hier de lijn vast houden, die zij altijd gevolgd hebben. Er is trouwens ook veel voor deze delegatie te zeggen; spr. heeft zo pas al gezegd, dat het nuttig is, dat aan degene, die het werk doet, ook de uitvoering daarvan wordt op gedragen. De directeur van de Reiniging heeft de tech nische uitvoering van het geheel in handen. Hij kan met het bedrijf zijn maatregelen treffen, emmers uitgeven, enz. En nu is het niet meer dan normaal, dat degene, die de zaken uitgeeft, niet de notatie heeft, maar dat deze bij de administrateur blijft. Zó principieel is spr. voorstander van de voorgestelde delegatie. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W„ met aantekening, dat de heer W. M. de Jong tegen is. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1950 | | pagina 4