I
2
f 100.000,—, met liet Spoorwegpensioenfonds
te Utrecht;
Voor kennisgeving aangenomen.
b. dat Gedeputeerde Staten van Friesland de ont
vangst hebben bericht van het raadsbesluit van
12 Maart 1952, tot wijziging van de Verordening,
regelende de politie op de openbare vermakelijk
heden en plaatsen van vereniging;
Voor kennisgeving aangenomen.
c. dat zijn ingekomen:
1. rapporten omtrent de verificatie van kas en
boeken van de Gemeente-Ontvanger, het be
drijf der Gemeentewerken, het Gemeentelijk
Grondbedrijf, het Openbaar Slachthuis, de
Gemeentelijke Dienst voor Sociale Zaken, liet
Gemeentelijk Woningbedrijf, alsmede om
trent de leges-administratie van de afdeling
Expeditie en Drukkerij der Gemeentesecre
tarie.
Voor kennisgeving aangenomen.
2. een verzoek van het Algemeen Vrouwen-
comité „Tot Opbouw", alhier, om liet gebruik
van trekhonden in deze gemeente te ver
bieden;
3. een verzoek van een aantal bewoners van
Schilkampen, om do trapjesbrug naar Schil
kampen te vervangen door een platte be
weegbare brug.
Voorgesteld wordt de verzoeken sub 2 en 3 in ban
den van B. en W. te stellen om prae-advies.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
4. bericht van verhindering van de lieer D. de
Vries.
Voor kennisgeving aangenomen.
Punt 3.
Benoemd worden do heren Van dor Meer, niet. 30
stemmen en de heren K. de Jong en Tiekstra, elk met
29 stemmen (de heer W. M. de Jong 1 stem; 1 bilj.
met de naam Kiestra en 3 bilj. blanco).
Punt 4.
Benoemd wordt mevr. L. Ringenaldus-v. d. Wal,
met 20 stemmen (de heren Santema en Van der Vegte
elk 1 stem en 5 bilj. blanco).
Punt 5.
Benoemd wordt de lieer Tiekstra, met 25 stemmen
(de heren Van der Schaaf en Van der Vegte elk
1 stem en 6 bilj. blanco).
Punt 6.
De aanbeveling van curatoren luidt als volgt:
1. Ir. J. J. M. Vegter, alhier;
2. Ir. C. L. M. Lambreehtseu van Bitthem, alhier.
Benoemd wordt Ir. Vegter, met 29 stemmen (de
lieer Tiekstra 2 stemmen, Ir. Lambreehtseu van
Bitthem 1 stem en 1 bilj. blanco).
Punt 7.
De aanbeveling van curatoren luidt als volgt:
1. Drs. D. M. Alsem, Van Miereveltplantsoen 14,
alhier;
2. Mr. H. W. A. Schipperijn, Harlingerstraatweg 9,
alhier.
Benoemd wordt Drs. Alsem, met 31 stemmen (Mr.
Schipperijn 2 stemmen).
Punt 8 (bijl. no. 73).
De voordracht van burgemeester en wethouders
luidt als volgt:
1. S. A. Ettenia, alhier;
2. S. Schaafsma, alhier;
3. H. H. Meijer, alhier.
Benoemd wordt de beer Ettenia, met alg. stemmen,
Punt 9 (bijl. no. 72).
Op de voordracht worden geplaatst de heren Mr.
A. A. M. van der Meulen, met 33 stemmen en Ir. M. H.
Geerts, met 30 stemmen (de heer Tiekstra 2 stemmen
en .1 bilj. voor de tweede plaats blanco).
Mevr. Ringenaldus-van der Wal en de heer K. de
Jong vormden het stembureau.
Punt 10 (bijl. no. 76).
De hear Santema is tige bliid, dat dit punt hjir yn
de rie einliks oan de oarder is. By in eardere bi-
greating is der ek al oer praet en doe is de winsk
utsprutsen, dat mei gauwens yn de stêd Ljouwert
in tinkteiken stean mocht. Nou is hjir dan in plan
dellein en bat it komité de rie ek in plak advisearre
hwer't it set wurde kin, nammentlik yn 'c Prinsetun.
Dit is in plak, dat sunder mis in tige histoaryske
bitsjutting bat foar Ljouwert. Der wurdt wol ris in
inkelde kear in feest balden en soms in konsert, i ïar
docbs net yn dy mjitte lyk as men eigentlik wol
graech hawwe wolle soe. It is dér min ofto meur in
stil plak. Neffons spr. syn idé moat men it oanfiele,
dat sa'n stanbyld, dat de gedachten oer bisetting en
bifrijing fêsthalde moat, dêr net stean moat. Hy
persoanlik en ek syn fraksjegenoat de hear Van der
Meer fiele der net foar, it yn 'e Prinsetun to setten,
mar wolle it yn it branpunt fan it forkear hawwe.
Men heart de algemiene klacht, dat de minsken an
dy tiid fan bisetting, dy't noch sa bitreklik koart
etter harren leit, neat mear witte wolle; lit men
harren dêrom gelegenheit jaeu, it tinkteiken to sjeii.
Nou kin men freegje: hwer moat it dan komme!
Spr. bat syn gedachten deroer gean litten; by stuitc
yn 'e bibleteek tafallich op in boek, dat lijit „Be
vrijding", ütjown ta oantinken fan de bifrijing fan
inkelde finzenen lit de finzenis fan Ljouwert. Nou is
der foar de finzenis op it Blokhüsplein in lytscr
pleintsje, hwer't in beam op stiet. It hat dêr greater
west; hjoed-de-dei is it knap biklonken. It leit yn i'
branpunt fan it forkear; al it forkear, dat nei it
casten giet, passearret dêrre. Soe it nou net in aerdick
idé wéze it stanbyld hjir in plak to jaen en it dus yn
forban to bringen mei de niisneamde bifrijing fan
8 Desimber 1944, in feit, hweroan noch altyd mei
greatskens en bliidskip weromtocht wurde mei.
De heer Tiekstra leest in het voorstel van B. en W:
„Met het comité zijn wij van oordeel, dat het aan
beveling verdient het monument op te stellen in de
Prinsentuin en wel op de heuvel, waarop de afge
broken koepel heeft gestaan."
Na liet betoog van de heer Santema behoeft spr.
eigenlijk niet zo uitvoerig meer op de zaak in te gaan.
Hi.j is met hem van mening, dat een gedenkteken,
dat herinnert aan de jaren 1940'45 juist niet op een
plaats, als hier voorgesteld, moet staan. Het lijkt bei»
goed, dat men voortdurend geconfronteerd wordt met
de overheersing, zoals die destijds beeft bestaan e»
met de vrijheidsstrijd, die het Nederlandse volk toe»
beeft geleverd en waarin ook Leeuwarden zijn aan
deel heeft gehad. Hij is het met de heer SantexM
eens, dat dit gedenkteken in de stad moet staan; oj
welke plaats zou hij in het midden willen laten, lid
lijkt hem niet goed, dat daarover in deze zaal wordt
Provincie FRIESLAND.
l
gediscussieerd. Hij zou liet comité willen verzoeken
zich opnieuw met inachtneming van hetgeen hier
vanavond is gezegd te beraden over de plaats. Er
zijn verschillende invalswegen naar onze stad. De
vier voornaamste zijn bekend genoeg; ook aan deze
wegen zijn wel goede plaatsen te vinden voor bet
beeld. Spr. denkt even aan het plantsoentje bij de
overweg en aan bet aan te leggen Harlingerplein.
Op zulke plaatsen wordt vooral de aandacht van de
binnenkomende vreemdeling op bet gedenkteken van
Leeuwarden voor de jaren 1940'45 gevestigd.
De heer Kromkamp kan zich aansluiten bij de heer
Santema, die zeide, blij te zijn, dat dit punt nu in de
raad ter sprake komt. Over diens verdere opmerkin
gen, die steun vonden bij spr.'s fractiegenoot, de beer
Tiekstra, zou bij nog enkele woGrden willen zeggen.
Dit beeld heelt een bepaalde bedoeling. Op welke
plaats nu komt die bedoeling bet beste tot baar rechtI
De heren Santema en Tiekstra menen, dat dit daar
is, waar er op ieder moment van de dag de aandacht
van vrijwel iedereen, die Leeuwarden passeert, of die
in Leeuwarden woont, op gevestigd zal worden. Dat
is dan in het brandpunt van bet verkeer. Spr. meent,
dat dit niet juist is. Z.i. zou de practijk spoedig leren,
dat bet jachtige leven van deze tijd in volle vaart
aan het gedenkteken voorbij zal vliegen. Eerst zal
men misschien nog eens aan de betekenis denken en
aan de jaren, waarop bet betrekking beeft; daarna
zal men er wel eens met minder diepe gedachten aan
voorbijgaan en ten slotte zal men er zonder meer
aan voorbij vliegen. Dit nu zou aan de betekenis van
bet monument te kort doen.
Spr. is van mening, dat men blij moet zijn met de
plaats, die het comité beeft uitgezocht. In de Prinsen
tuin n.l. staat het beeld in een zekere rust en ieder,
die daaraan behoefte gevoelt, kan er een ogenblik
in bezinning en ingetogenheid bij verwijlen. Spr.
meent, dat dit meer in overeenstemming met de be
tekenis van het monument is.
Daar komt nog bij, dat de Prinsentuin zich zeer
goed leent voor bepaalde manifestaties, die verband
houden met de strijd voor de vrijheid in de jaren
1940'45. Rondom dat beeld gegroepeerd kan men
met elkaar in de nodige aandacht datgene weer be
leven wat in die jaren is voorgevallen. Dit kan in
elk geval beter in de Prinsentuin geschieden dan in
het brandpunt van het verkeer.
Spr. zal dan ook zeer gaarne zijn stem aan het
voorstel van B. en W. geven.
De heer Schootstra zou, evenals de vorige spreker,
een lans willen breken voor de plaats, die door liet
comité is uitgezocht. Hij klapt niet uit de school, als
hij vertelt, dat alle mogelijke plaatsen en alle moge
lijke argumenten, ook die hier vanavond door de
heren Santema en Tiekstra naar voren zijn gebracht,
m het comité werkelijk diepgaand zijn besproken.
Het onderwerp is van alle kanten bekeken. Een terug
geven van bet voorstel aan bet comité zou nergens
anders toe leiden dan dat het comité nogmaals met
hetzelfde voorstel komt. Spr. is bet volkomen met de
ï?1) om^amP eens> dat, hoe prachtig het ook is,
dat het monument ergens midden in bet verkeer zou
staan (dus dat zoveel mogelijk mensen het zouden
Kunnen zien), de practijk toch zou zijn, dat men bij
het snelle verkeer de betekenis van het monument
met meer in zich opneemt, althans niet zodanig als
wenselijk geacht mag worden.
Het monument zal overigens niet alleen dienst
moeten doen bij het gedenken en het herdenken, maar
ook bij het vieren van de bevrijding en spr. meent,
uat juist de Prinsentuin zich voor al deze doeleinden
3
heel goed leent. Zou het midden in het verkeer staan,
dan zou men onmiddellijk aan alle kanten vastlopen.
Waar juist ook het gedenken en het herdenken
van zo groot belang is, vindt spr. de stille afzondering
van de Prinsentuin veel machtiger en mooier dan de
drukte van het verkeer.
De herdenking heeft tot nog toe plaats gevonden
oi) de verschillende kerkhoven. Nu krijgt men dus
een prachtige gelegenheid haar op een centraal punt
te houden, maar dan moet ze ook in een passende
omgeving plaats hebben. De Prinsentuin verdient in
dit opzicht toch verre de voorkeur boven een snel-
verkeersweg.
Spr. wil ten slotte nog weer naar voren brengen,
dat de diverse mogelijkheden van plaatsing meer
malen in het comité zijn besproken; hij zou nog kun
nen noemen: de Langepijp, de Arendstuin, het plant
soen voor de veemarkt, bij het station, bij de overweg
voor de Schrans en bij de Beursbrug. Vaak ook waren
bepaalde plaatsen om technische redenen ongeschikt.
Uiteindelijk is men tot het hier vermelde voorstel
gekomen en spr. meent, dat de raad goed doet, om
hieraan gevolg te geven.
De heer Geerts (weth.) heeft weinig toe te voegen
aan wat de heer Schootstra als medelid van het
comité heeft gezegd. Deze heeft precies medegedeeld,
hoe de gang van zaken in het comité is geweest. In
derdaad zijn alle mogelijke plaatsen in de stad be
sproken. Ook hetgeen de heren Santema en Tiekstra
naar voren brachten is bekeken. Tenslotte is en blijft
het zoeken van een plaats voor een dergelijk monu
ment een compromis. De een voelt meer voor deze,
de ander voor gene plaats. Spr. stelt zich voor, dat
bij een stemming over verschillende plaatsen geen
enkele de meerderheid zou krijgen. In het comité is
uiteindelijk met algemene instemming de Prinsentuin
uitgekozen, omdat dit een plaats is, waar het ge
denken en het herdenken op de beste manier kunnen
geschieden.
De gedachte van de heer Tiekstra om het voorstel
naar het comité terug te sturen heeft, zoals de heer
Schootstra reeds zeide, geen zin, omdat het comité
de plaatsing reeds van alle kanten bekeken heeft.
De hear A. Witteveen freget, hoe't de byldhouwer
seis der under stiet.
De heer Tiekstra heeft in zijn eerste betoog al ge
zegd, dat het verbazend moeilijk zal zijn, een algemeen
besluit t.a.v. de plaats te nemen; de heer Santema
heeft ook al weer een andere plaats genoemd dan spr.
Toch blijft hij bij zijn mening, dat juist dit gedenk
teken niet een plaats moet krijgen, waar men slechts
enkele keren per jaar heengaat, maar dat het daar
moet staan, waar men met de bevrijding en de vrij
heidsstrijd, waaraan dit gedenkteken uitdrukking
geeft, dagelijks wordt geconfronteerd. Zo ziet spr.
het althans. En daarom kan hij zich ten enenmale
niet verenigen met dit het klinkt misschien wat
onaangenaam „opbergen" van het gedenkteken op
een plaats, waar men het niet alle dagen ziet. Hij
meent, dat het goed is, zo'n gedenkteken te plaatsen
midden in het volle leven, zoals men ook in de zuide
lijke provincies het kruisteken geplaatst ziet aan de
weg en niet in de parken of plantsoenen.
De hear Santema hat oan itjinge de hear Tiekstra
sein hat, net folie mear ta to foegjen. It is by ein-
bislüt in prinsipicel forskil: moat it byld yn 'e stiltme
of yn it drokke forkear broclit wurde? Spr. bliuwt,
as hy alles hwat hjir sein is yn oanmerking nimt,
dochs by syn miening, dat men it net efterüt sette,
mar nei foaren helje moat. It is krekt sa, as de hear