r
i
I
f
4
daad een tweede toestel nodig was in deze gemeente.
Men verkeerde in de mening, dat iedere patiënt met
een ademhalingsstoornis doorlopend met zo'n respi
rator behandeld moest worden. Dit is niet het geval.
Wanneer er zich ernstige gevallen voordoen, moet
de z.g. ijzeren long worden gebruikt. Volgens des
kundigen is dit alleen mogelijk in grote centra, want
zo'n instrument is natuurlijk zeer kostbaar. Spr. be
hoeft hier niet nader over uit te weiden, omdat de
Voorzitter reeds zo vriendelijk is geweest, inlichtingen
te geven. Spr. wilde echter, hoewel dit misschien over
bodig is, toch nog opmerken, dat het aanbeveling
verdient, dat B. en W. in dezen steeds diligent blijven.
I)e heer Van der Veen zegt, dat het lezen van het
rapport van de directeur van de G.G.D. de vraag
heeft doen rijzen, of die dienst in het algemeen de
zaken ook al te commercieel bekijkt. Het voorstel
van B. en W. is nu echter zodanig, dat spr. c.s. het
er in alle opzichten mee eens kunnen zijn.
De heer Tiekstra heeft persoonlijk de behoefte om
liet college en over de hoofden van B. en W. heen
het hoofd van de betrekkelijke dienst lof te brengen
voor de betrachte voortvarendheid.
De Voorzitter vindt, dat de sprekers hem het be
antwoorden zeer gemakkelijk hebben gemaakt.
B. en W. zijn natuurlijk zeer erkentelijk voor de
lof, die hun is toegezwaaid en die spr. zou willen
doorgeven aan de directeur van de G.G.D. Het is uit
hun voorstel en ook uit hun geamendeerde voorstel
tot aankoop van een tAveede apparaat, eveneens ge
daan o]i advies van de directeur van de G.G.D., Avel
gebleken, dat hier van een al te commercieel be
kijken van deze aangelegenheid toch werkelijk geen
sprake is. Zij kunnen de raad overigens verzekeren,
dat h mi college en speciaal de G.G.D. de ontwikkeling
zo nauwkeurig mogelijk zal volgen. De raad behoeft
geen vrees te hebben, dat in dit opzicht van enig-
verzuim sprake zal zijn. B. en W. zijn dat weet de
financiële commissie Avel al vooruitgelopen op het
besluit van de raad tot aankoop van een respirator,
overtuigd als zij waren, dat de raad dit natuurlijk
in alle opzichten zou toejuichen. Het eerste toestel is,
omdat het hier ten slotte om mensenlevens ging, on
middellijk aangeschaft en liet is direct na aankomst
in werking gesteld kunnen worden. B. en W. meen
den, dat zij in dit opzicht geen groot risico konden
nemen en vandaar hebben zij ook voorgesteld een
tweede toestel aan te schaffen, dat waarschijnlijk niet
zo snel hier zal zijn, omdat het uit het buitenland
moet komen. B. en W. hopen intussen niet, dat liet
dienst zal behoeven te doen. Maar zij hopen ook, voor
het geval, dat het toch gebruikt zou moeten worden,
dat het tijdig aamvezig zal kunnen zijn.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 13 en 14 (bijl. nos. 175 en 189).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 15 (bijl. no. 184).
De heer Leffertstra vindt het heel logisch, dat de
raad geregeld wordt geconfronteerd met art. 72 van
de L.O.-wet, en het is dan ook niet zijn bedoeling om
over het voorgestelde bedrag te spreken. Hij is uiter
aard voor dit voorstel. Veeleer vielen hem het „waar
om" en „waarvoor" op. Er staat, dat het schoolbestuur
ten behoeve van de oudste leerlingen eenvoudige tuin-
arbeid in het leerplan wil opnemen. Zoiets is spr. uit
het hart gegrepen. Hij persoonlijk en zonder twij
fel spreekt hij ook namens zijn fractie wil dank
brengen aan het schoolbestuur voor dit initiatief.
Hij meent althans, dat dit vak nog niet op andere
scholen wordt ouderwezen. Zo ja, dan verontschuldigt
hij zich. Het gaat hier om eenvoudige tuinarbeid,
maar het leert aan kinderen de natuur lief te hebben
en de grond te bewerken, ook al gaat het hier alleen
om siertuinen. Men leert de kinderen zo een heerlijke
vrijetijdsbesteding. Ook spr. heeft het genoegen ge
had het tuinieren in zijn jeugd te leren. Men kan,
vooral bij kinderen, liefde voor de natuur aankweken,
net zo goed als liefde voor de muziek en andere
kunsten. Ieder mens heeft wel iets in zich in dat
opzicht en om dat te ontwikkelen, zoals hier in de
bedoeling ligt, is van buitengewoon veel belang. De
kennis van de natuur, in het bijzonder de kennis en
de juiste behandeling der planten, wordt hierdoor
bevorderd en het tuinieren op zichzelf geeft grote
vreugde in het leven. Deze liefhebberij in de frisse
lucht bevordert ook de gezondheid van de kinderen
en hun geest wordt er door verrijkt.
Wanneer deze kinderen tuinarbeid leren, zullen ze
het schoolbestuur hun ganse verdere leven daar dank
baar voor blijven.
Mevr. Vondeling-Van 't Hof verheugt zich in dit
geluid van de heer Leffertstra. Zij denkt dan ook,
dat hij met plezier zijn blik zal laten gaan over de
speelweiden, die zo langzamerhand alom in de stad
voor de kleuters worden aangelegd.
De heer J. K. Dijkstra (weth.) wil in antwoord op
hetgeen de heer Leffertstra betoogde, opmerken, dat
de invoering van het vak „eenvoudige tuinarbeid"
aan de betrokken school ook door het college Avordt
toegejuicht. B. en W. delen het inzicht, dat tuin
arbeid voor de kinderen uiterst nuttig is en spr. ver
klaart graag, dat mede daardoor het advies, dat tbans
voor de raad ligt, is bepaald. Overigens is tuinarbeid
voor schoolkinderen niet iets nieuws. Een flink aan
tal openbare scholen besteedt sedert geruime tijd
aandacht aan dit vak.
Spr. denkt bijv. aan de arbeid, die door de kinderen
in de schooltuin bij de scholen 13 en 20 Achter dc
Hoven wordt verricht en in de schooltuin bij school
15, die verleden jaar nog in goede staat verkeerde.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 16 t/m 22 (bijl. nos. 185, 186, 174, 176, 177 180
en 181).
Z.h.st. Avordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punten 23 en 24.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 25.
De heer K. J. de Jong rapporteert, dat de commis
sie, belast met het nazien van de gemeenterekening
over het jaar 1950 en bestaande uit de heren L. v. d.
Meer, J. Tiekstra en K. J. de Jong, zich op 21 Augus
tus 1952 van haar taak heeft gekweten en deze reke
ning, alsmede de daarbij overgelegde bescheiden,
heeft onderzocht.
Dit onderzoek heeft de leden der commissie geen
aanleiding gegeven tot het maken van op- en aan
merkingen, weshalve zij de raad voorstellen te be
sluiten
Provincie FRIESLAND.
de vorenvermelde rekening voorlopig vast te
s ellen en wel:
inkomsten van de gewone dienst op 13.1116.123,04
uitgaven van de gewone dienst op - 13.031.671,90
batig slot f 164.451,64
(i inkomsten van de kapitaaldienst op f 8.884.838,60
di uitgaven van de kapitaaldienst op - 10.415.584,69
nadelig slot
f 1.530.746,09
Z.h.st. Avordt besloten overeenkomstig het voorstel
v; i 13. en W., met inachtneming van liet feit, dat de
a\ i houders buiten de stemming zijn gebleven.
Punt 26 (bijl. no. 179).
Z.h.st. wordt besloten overeenkmustig het voorstel
van B. en W.
Punt 27.
Z.h.st. wovat b<
van B.
W.
sloten overeenkomstig het voorstel
Punt 28 (bijl. no. 188).
De Voorzitter deelt mede, dat het college dit voor
stel voorh terugneemt, omdat in het allerlaatst
van de tei i van tervisieliggiug nog een bezAvaar-
schrift is 1 komen. Dit zal moeten worden onder
zocht en j W. zullen daar een prae-advies over
moeten uitbrengen. T.z.t. zal het dan weer op de
raad sa g en da verschijnen.
Punten 29 en 30 (bijl. nos. 169 en 170).
Z.h.st. avo: besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en "W
Punt 31 (bijl no.171).
De heer iving treft in het ontwerp Algemeen
Ambtenaren reglement een artikel aan, dat, naar het
spr. voorkomt, de nodige aandacht van de raad ver
eist, ii.l. art. 108. Dit luidt:
H „1. Aan de ambtenaar kan eervol ontslag worden
verleend, indien, naar het oordeel van het gezag, het
welk tot het verlenen van het ontslag bevoegd is, uit
zijn gedragingen van een zodanige gezindheid blijkt,
dat geen voldoende waarborg aamvezig is, dat hij
zijn plicht als ambtenaar onder alle omstandigheden
getrouw.-lijk zal volbrengen.
jj 2. Een gedraging, als bedoeld in het eerste lid, is
onder meer aanwezig, wanneer een ambtenaar lid is
van een vereniging, waarvan de Minister, Voorzitter
,van a(j Haad van Ministers, ingevolge art. 97b van
iet Algemeen Rijksambtenaren reglement ten aan
zien van rijksambtenaren verklaard heeft, dat zij om
de doeleinden, die zij nastreeft, of de middelen, die
zy aamyendt, de behoorlijke vervulling van zijn plicht
ais ambtenaar kan in gevaar brengen of schaden,
o wanneer bij op enigerlei Avijze medewerking of
■un \'®l'*eent aan een zodanige vereniging of van
haar uitgaande actie."
Dit is een beknotting van het recht van de ambte-
'""c maken van die vereniging of
Hm' 1Sa le' Tiiartoe 1 '-i zit'll aangetrokken gevoelt,
dpimw 1betekent een directe aanslag op de
rjif 1 ^ai'op men zich hier zo graag beroept,
zich I'd !i t2f)Ut;1 aau» °P welke weg ook dit college
V0( Reeds eerder, n.l. toen in deze raad het
missb ot wering van de E.V.C. uit de dienstcom-
lino' 'ï'01 P wei'd behandeld en toen in onder-
RnZSgeU b«.a/sPraak do C.P.N.-fractie uit de
s (ail bijstand werd verstoten, heeft spr.
gewezen op liet gevaar van het neo-fascisme, dat niet
moet Avorden onderschat.
Men bedenke echter, dat deze gedicteerde maat
regel niet alleen bedoeld is tegen de C.P.N. en de
door de regering genoemde organisaties, doch dat
deze evenzeer toegepast zal worden op een ieder, die
liet met de iandspolitiek niet eens is, die liet opniemv
naar voren geschoven fascisme Avil bestrijden, die de
vrede voorstaat en die van deze regering eist, dat er
Averken Avorden uitgevoerd en woningen worden ge-
boiiAvd, kortom op een ieder, die de sociale gerech
tigheid Avil. De raad diene te bedenken, dat mede
werking aan dit artikel betekent ondersteuning van
hen, die de fascistische dictatuur willen en de demo
cratie om zeep Avillen brengen en voorts een slag in
liet gezicht van allen, die de democratie willen ver
dedigen, onverschillig van welke godsdienstige of
politieke richting zij ziin.
Het Nederlandse volk zal een dergelijke maatregel
niet dulden en zal deze onschadelijk weten te maken.
Art. 108 zal moeten worden geschrapt uit dit regle
ment.
De heer Wiersma (weth.) zal bij afwezigheid van
de lieer Beeksma antwoorden. De heer Beuving en
spr. hebben wel eens vaker de degens gekruist over
dit onderwerp en ook gebeurde dit Avel eens tussen
andere raadsleden, links en rechts van hem, en de
heer Beuving. Spr. meent dan ook in de geest van
de Voorzitter te handelen, als hij niet diep op de
gemaakte opmerkingen ingaat. Er
verschil in levens- en wereldbcschomving tussen de
is een zodanig
lieer Beuving en de andere raadsleden, dat een debat
niets zou baten. En hij gelooft ook niet, dat bet ge
meentebelang daar in enig opzicht mee gediend zou
zijn.
Tocli wil spr. een enkele opmerking maken. De be
palingen, vervat in art. 108, bevatten helemaal geen
nieuAvs. Het is dezelfde strekking van liet oude regle
ment. Als dc lieer Beuving zegt, dat de E.V.C. werd
geAveerd uit liet G.O., dan wijst spr. liem er op, dat
de bepaling ter zake destijds met algemene stemmen
in het Ambtenarenreglement is opgenomen. Daar
tegen heeft dus de communistische fractie zich toen
ook niet verzet. Dat vindt spr. op zijn minst ietAvat
vreemd, gezien de houding van thans.
Hetgeen de lieer Beuving verder heeft gezegd, had
met het betrekkelijke puilt niets te maken.
Tot slot Avil hij nog liet volgende opmerken. Over
heidspersoneel, dat lid is van een beweging, die de
constitutionele, de democratische vrijheden niet er
kent en haar orders ontvangt uit liet buitenland, en
dat bewegingen steunt, die in strijd zijn met de be
palingen der Grondwet en met andere wettelijke be
palingen, kan niet Avorden geduld. Op die grond is
het verbod van aansluiting bij organisaties van over
heidspersoneel met een sterk communistische inslag
z.i. juist, al Avil hij erkennen, dat de practisehe bete
kenis daarvan misschien minder groot is.
Spr. meent hiermede te kunnen volstaan.
De heer Beuving kan de Avethouder niet goed vol
gen, als hij beweert, dat dit helemaal geen nieuws
is en dat dezelfde bepalingen voorkomen in liet oude
ambtenarenreglement. Spr. gelooft toch, dat het on
juist is. Dit is een aanvullende bepaling, een van
bovenaf opgelegde clausule, die letterlijk wordt op
genomen, zoals deze enige maanden geleden in de
TAveede en Eerste Kamer is behandeld, het z.g. amb
tenarenverbod.
Spr. gelooft dan ook niet, dat de heer Wiersma de
zaak heeft gesteld, zoals deze in werkelijkheid ligt.
Het ging spr. echter om de vraag, of de E.V.C. moet