Puilt 8. Z.li.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van liet college van curatoren van het stedelijk gymnasium. Punten 9, 10, 11, 12, 13, 14,15 en 10 (bijl. nos. 191, 200, 201, 194, 192,195, 202 en 204). Z h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 17 (bijl. no. 205). De hear Santema fynt dit in yngripend ütstel, omdat, hwannear't dit plan trochgiet, Ljouwert wer in pear plakken mear krijt, hwer't auto's stean kinne. It probleem ian de parkearromte yn dizze stêd freget om in oplossing. Mar dit probleem en de oplossing, dy't yn dit ütstel jown wurdt, liat ek noch in oare kant en wol, dat der beammen opromme wurde mout te en net allinne de l'iif beammen, dy't needsaeklik roaid wurde moatte foar de oanliz fan it parkear- terrein; it kolicezje stelt üt, de oare beammen op ien nei, mient spr. dan ek mar to roaijen. Dêr moat spr. wol biswier tsjin meitsje. De rie bat hjir it wurd al ris earder oer i'ierd, ü.o. ek by de bigrea- ting, en der is al mear as ien kear op wiisd, dat Ljouwert tige noed stean moat foar syn beammen. It is bygelyks sa, dat foarhinne de tagongswegen lit it casten en suden fan de stêd oan wjerskanten prachtige rigen beammen hienen. De Skrans, dy't earst in sieraed wie foar de stêd en op frjemden in gunstige yndruk makke, is nou in keale wei wurden: oant Goutum ta binne de beammen fordwoun. Spr. wol der dêrom mei nammersto mear klam op oan- stean, foarsichtich to wezen mei de beammen, dy't de stêd noch bat op dit stuit. De vie moat de opkreazing fan Ljouwert biloarderje. Der binne gelokkich noch inkelde moaije punten; dy wol men net graecli misse en dêr rekkenet spr. de Mercurius-fontein ek by; dit is ien fan 'e moaiste plakjes yn it sintrum fan de stêd. Faek wurdt it brükt foar fjürwurk en it foarmet dan in prachtige eftergroun foar dizze en oare mani- festaesjes. Men moat wol in earnstige reden hawwe om dizze beammen dan allegearre doclis mar to roaijen. Is it probleem fan de iperen beam men op dit stuit wol sa aküt, dat hja falie moatte under de bile ian Gemeentewurken? Is it it offer fan i1 moaije plakje wurdich om 30 auto's plak to jaen? Dit giet spr. lier genöch. Hy soe B. en W. wol oanriede wolle, ioardat ütfiering jown wurdt oan dit bislüt, der earst noch ris goed oer to tinken. Spr. fynt foar syn miening ek steun hy de direkteur fan Gemeentewurken, dy'1 it ek net hielendal iens is mei B. en W. en it net nedich achtet, dat alle beammen roaid wurde. Hjirby wol spr. it yn earste ynstansje litte. De heer W. C. Dijkstra heeft behoefte iets naar voren te brengen naar aanleiding van het in be handeling zijnde voorstel. Wie zich rekenschap geeft van de toestand in de stad en speciaal rond het Wil- helminaplein op Vrijdag, is stellig met B. en W. van mening, dat er onvoldoende parkeerruimte bestaat. Spr. vraagt zich evenwel al', of B. en W. bij het in dienen van dit voorstel niet al te zeer geneigd zijn geweest zich te laten leiden door het ontbreken van parkeerruimte in de onmiddellijke nabijheid van de beurs, markt, etc. Spr. zou willen wijzen op eventuele gelegenheden in een iets wijdere omgeving. Hij denkt daarbij aan een gewoonte, die in Amsterdam wordt toegepast om op vrij brede verkeerswegen recht hoekig op de trottoirband gedeelten af te bakenen ten behoeve van het parkereu. In Leeuwarden zouden straten als de Eewal en misschien de Nieuwestad hiervoor in aanmerking kunnen komen. Hierdoor m parkeerruimte worden verkregen, zonder dal iet plantsoen bij de Mercuriusfontein hiervoor gein 'ld zou moeten worden. Is dit plantsoen echter beslist nodig, dan heeft ir. toch wel enkele bezwaren tegen het ingediende voor stel. Voordat hij deze avond naar de raadsvergade ring ging, heelt hij zich op de hoogte gesteld vai de toestand ter plaatse. Als men voor de fontein staat, kan men constateren, dat de bomen in het plantsoen een mooie achtergrond vormen, terwijl het beeld ter weerszijden wordt geflankeerd door laag geboomte, waarachter twee grotere bomen staan. Een van ueze bomen wordt thans voor rooien voorgedragen. Spr. zou willen vragen aan dit voornemen slechts in n er- ste noodzaak gevolg te geven. De bomen aan de oost zijde van het plantsoen zijn zodanig geplaatst, du de mensen er viak langs lopen. Bij het meer westelijke gedeelte is dit niet het geval. Het argument, dal de bomen daar moeten worden gerooid, omdat ze ge- aar opleveren, gaat hier niet op. Spr. zou willen, dat het voorstel deze strekking krijgt, dat B. en W. de raad vragen hen te machtigen de nodige veranderingen aan te brengen, waarbij zij beloven, dat zij het a v ies van Staatsbosbeheer zullen afwachten en daarmee zoveel mogelijk rekening zullen houden, zodat ook andere omstandigheden en overwegingen in de be oordeling worden betrokken. l)it voorstel moet niet ais een onvriendelijkheid jegens B. en W. worden be schouwd. Spr. wil hun in deze juist veel vrijheid iaten. Hij zou het college in dit geval willen vr; een, ol er dan toch nog een mogelijkheid te vinden zou zijn, om de raad bekend te maken met het advies vim Staatsbosbeheer, casu quo de raad nog in de gelegen heid te stenen zijn mening kenbaar te maken, aivorens deiinitieve stappen te doen. De heer D. Witteveen gevoelt behoefte nog iels te zeggen. Spr. is er van overtuigd, dat B. en deze zaak nauwkeurig hebben bekeken. Het rooien van de bomen gaat ook hem en de gehele raad aan het hart. Deze stollering vormt een camoutlage van de uitgesproken lelijke straatwanden van liet plein, die heel node kan worden gemist. Het lijkt spi toe, dat er een andere oplossing is te vinden, tenzij deze bomen wegens ziekte zouden moeten worden gerooid. Ze zijn wel geen natuurwonder, maar ze geven toch een markante bekoring aan dit stadsgedeelte. Spr. meent, dat het grasparkje niet veel waarde heelt; het gras onder de bomen is van inferieure kwaliteit en dat kan ook niet anders. Zou het geen ovenvegiiif waard zijn de bomen te laten staan, liet grasveld te nemen en het terrein met een puin- en kiezel laaf te verharden, zó, dat het water kan afvloeien naar de zijkanten. Alleen het waardeloze gras zou dan ver wijderd moeten worden. Men kan spr. tegenwerpen, dat de bomen dan in de parkeerruimte staan, maar dit is naar zijn mening geen bezwaar. De drie nu geprojecteerde parkeerstrookjes zullen op de gedach te manier nooit worden gebruikt: op normale werk dagen komt er geen wagen te staan, alleen op rij dagen en feestdagen zaJ het er tjokvol zijn en da» is het toch nog schipperen en scharrelen om er tussen uit te komen. De keurig geprojecteerde strookjes hebben geen zin, meent spr. Het parkeer vraagstuk vraagt dringend om een oplossing en liet is dan ook van liet grootste belang, dat er ruimte bij de parkeer terreinen wordt gevoegd. Dit nieuwe plan kost vni veel geld en geeft geen merkbare verlichting. In de toekomst zal daarom naar een meer radicale oplos sing moeten worden gezocht. Spr. vraagt zich in dn Provincie FRIESLAND. verband al', hoe het advies van Staatsbosbeheer zal luiden. Wanneer het plan wordt uitgevoerd overeen komstig het ontwerp, is het zeker, dat Staatsbosbeheer niet zal vocrstellen enkele bomen in het terreintje te piaatseu, maar hoogstens in het trottoir; dat betekent een grote verarming. Spr. wil nog enkele opmerkin gen maken in zake parkeerterreinen in de toekomst, in het centrum van de stad zullen terreinen vrij komen; spr. doelt op het terrein van de tegenwoordige veiling, vlakbij het centrum. Daar zou een groot aantai wagens geplaatst kunnen worden, die uit het zuiden komen. Spr. zou daarom wel in overweging willen geven voorzichtig te werk te gaan met het oog op de beplanting en, voor zover de bomen gaai en houdbaar zijn, deze zoveel mogelijk te laten staan. De hear A. Witteveen soe dit sizze wolle: hwan- near t men mei de rêch nei it Paleis ian Justysje stiet en it plein oersjuelit, dan is it oansicht net ioi- siem, mar hwannear 't de beammen weikapt wurde, wurdt it noch minder, dan binne de proporsjes iinael bidoarn. Spr. slut him oan by hwat de oaren sein hawwe. De heer Lefïertstra kan zich in zeker opzicht wel verenigen met wat de voorgaande sprekers hebben gezegd, maar het verkeersvraagstuk speelt ook een roi. Mocht liet zijn, dat de raad zich met het voorstel van B. en \Yverenigt, dan biijtt nog het volgende probieem. Voorlopig zullen er enige bomen wegge nomen moeten worden, misschien naderhand wel aue bomen, maar de raad leelt toch in de veronderstelling, dat enkeie zullen blijven staan, 11.1. die achter de ion- tem. N11 lijkt het spr. verstandig, om, wanneer enkeie bomen verwijderd moeten worden, ook de andere maar te rooien. Bomen moet men in een groep zien en wanneer er een eenling overbiijtt, is het mooie er ar. ne lieer Dijkstra heeit vanavond de toestand ter plaatse opgenomen. Dat heeit spr. vanmiddag al ge daan. Hij heeit er respect voor, dat de heer Dijkstra dit aisnog voor de vergadering heeit gepresteerd en is het volkomen met hem eens, dat liet 1111 een mooi piekje is. Blijven er slechts enkeie bomen staan, dan Kan niet meer een mooi geheel worden verkregen. Wanneer daarentegen alle bomen worden gerooid, dan kan opnieuw een prachtig plantsoen worden aan gelegd, vocra 1 ais een bekwame tuinarchitect de zaak gaat opknappen. Op het ogenblik staat achter de ïontein en voor de door de heer Dijkstra bedoelde bomen een groep heesters. Deze bereiken een bepaalde hoogte en zijn deskundig en met opzet daar zo ge plant. Ze kunnen op een plek staan, waar geen zou komt. Neemt men de bomen weg, dan worden deze heesters een monotoon gezelschap met hun donkere kleur, die 1111 juist zo mooi uitkomt. Bij rooiing der bomen moet er dus een geheel nieuwe opbouw komen, waarbij de tuinarchitect door te werken met kleur schakeringen weer een iraai plantsoen tot stand kan brengen. Blijven er enkele bomen staan, dan kan dit niet en gaat de dode monotone donkergroene klem- der heesters overheersen. Spr. kan zich in zoverre bij de meerderheid van de raad neerleggen, dat ook hij voelt voor het niet rooien van de bomen. Moet het er toch van komen, dan moeten ze allemaal verdwijnen. De Voorzitter zou willen beginnen met te zeggen, dat tussen de heer Santema en B. en W. ten aanzien' van het rooien niet het minste verschil van mening bestaat. Ook het college is zeer gesteld op het behoud van het boomgewas. De heer D. Witteveen zal dit als oud-wethouder volmondig moeten beamen; hij weet hoe juist dit college zich heelt beijverd in deze. Het 7 is 1111 eenmaal met een boom zo, dat hij op een bepaald ogenblik zijn volle wasdom heelt bereikt; daarna zal hij net ais eik ander levend wezen moeten afsterven. Daar komt nog hij, dat er een oorlog is geweest. Reeds het sterven van bomen en verder het gebruik van bomen voor brandstol' tijdens de oorlog en het ver beteren van wegen hebben tal van bomen doe.11 verdv ijnen. Daar staat tegenover, dat er veel meer bomen zijn aangeplant dan er zijn verdwenen; er zijn de laatste jaren duizenden nieuwe bomen aangeplant. Het bezwaar is echter, dat bomen klein moeten be ginnen; het valt wel op, wanneer grote bomen ver dwijnen, maar niet, dat er 10 of 100 kleine bomen worden aangeplant. Deze moeten hun tijd hebben. De grote bomen zijn ook eens klein begonnen. Men heeit waarschijnlijk toen ook de bezwaren gevoeld, die de raad nu heeft. Spr. boeit hierover verder niet uitvoerig te zijn. Men zal enige jaren moeten wachten en dan zal men zien, dat de 1111 zo kaal aandoende wegen vrij snel een ander aanzien krijgen. Na enkele jaren ziet men dit ai duidelijk bij de Groningerstraatweg. Wat speciaal deze bomen betreft, er zijn enkele, die be paald aan ouderdomsgebreken lijden en in ieder ge val verwijderd moeten worden. Van een der bomen is enige tijd geleden een zware tak naar beneden gekomen. Deze tak heelt schade aangericht, die ge lukkig alleen tot materiële schade beperkt is geble ven, maar liet had ook ergere gevolgen kunnen heb ben. Het is dus wel noodzakelijk ten aanzien van een aantal bomen voorzieningen te tref ien en deze te ver wijderen. Verder is het heel moeilijk in een dergelijke groep bomen te kappen en deze aan te vullen met nieuwe; de nieuwe bomen kunnen dan heel slecht tot wasdom komen. Men krijgt dan ook niet een gaaf geheeiOp den duur is het daarom beter op een be paald ogenblik het gehele geval te kappen en een nieuw geheel te maken. B. en W. zijn met de raads leden van mening, dat het hier een punt van de stad betreit, waar voorzichtig mee moet worden omge gaan. Juist op dit punt echter, in de buurt van het beursgebouw en Amicitia en van de Zuivelbank, die er over kiaag't, dat de ingang" zo dikwijls gebarrica deerd wordt, is de behoefte aan parkeerruimte bij zonder groot. Deze behoefte kan niet voldoende wor den bevredigd door op grote afstand parkeerruimte te creëren. De raad ziet moeilijkheden in het kappen, biijivuaar ook, omdat er verschillende onzekerheden zijn, nu het advies van Staatsbosbeheer nog niet is ontvangen. Daarom meent spr. te moeten voorstellen dit agendapunt aan te houden en het advies af te wachten. De raad kan dan in een volgende vergade ring zijn beslissing nemen. Er is niet zo'n haast bij dit geval, dat er nu direct een beslissing zou moeten worden genomen. De heer W. C. Dijkstra geeft uiting" aan de alge mene erkentelijkheid voor dit voorstel. Besloten wordt dit punt aan te houden. Punt 18 (bijl. no. 206). De hear Van der Meer seit, dat it joun al earder dudlik wurden is, mar ek by dit ütstel, as il giet oer artikel 9, le lid, fan de aide oerienkomst, blykt, dat it kolleèzje him net de büter fan it brea ite lit. Dêr is syn fraksje tige oer to sprekken. Dizze haldiug km yn de takomst ek noeh wol ris nedich wêze yn iorban mei de konsintraesje fan de energy-foarsjen- ning. Spr. hoecht allinne mar to tinken oan liwat der yn 1938 yn N0ardl10IIa.11 bard is. De heer Beuving merkt op, dat in tegenstelling tot iedere gezonde opvatting over een goede bedrijfs-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1952 | | pagina 4