Bultje. I 12 De heer De Jong meent, dat het gehele tarieven- complex op de helling moet. Dat is in de praktijk niet gemakkelijk, omdat de gemeente de prijsvoor- schriiten in acht moet nemen. Ook is zij ten opzichte van de tariel stel ling gebonden aan het contract met de provincie. Zij kan zich dus bij een eventuele nieuwe opbouw der tarieven niet alles veroorloven. Spr. wil hiermee van dit punt afstappen. Hij vreest, dat hij en de heer De Jong het toch niet eens zullen worden. De heer Pols brengt de vervangingswaardeleer ter sprake. Hierover kan heel wat worden getheoretiseerd en spr. is het met hem eens, dat men daarbij nuchter en met beide benen op de grond moet blijven. Er kan geconstateerd worden, dat het beleid van de gemeente raad ten opzichte van de lichtbedrijven niet zo slecht is geweest. Men kan het noemen hoe men wil: af schrijving op basis van vervangingswaarde of ge woon extra afschrijving, de bedrijfspolitiek is goed geweest. Wat de opmerking van de heer Pols betreft over een uiteenzetting over dit onderwerp van een tech nisch deskundige, kan spr. namens liet college wel toezeggen, dat dit nader zal worden bekeken. Hij is er niet verwonderd over, dat er een vraag over het zakentarief is gekomen. Binnen afzienbare tijd komt het college met voorstellen hierover. Spr. geelt toe, dat dit een zeer relatief begrip is, maar het is onmogelijk precies te zeggen wanneer. Hij wil graag toezeggen, dat het college alle mogelijke spoed zal betrachten. Hij kan wel meedelen, dat B. en W. streven naar invoering van een zakentarief. Met de moeilijkheden die daarbij te overwinnen zullen zijn, wil spr. de raad thans nog niet vermoeien. Dat zou weinig zin hebben. Het college durft de risico's, die aan invoering van zo'n tarief zijn verbonden, nog niet aan. Het waagt niet graag een sprong in het duister en wil aan zijn voorstellen hieromtrent een degelijke voorbereiding doen voorafgaan. De raad kan er van verzekerd zijn, dat, nadat de nodige ge gevens zijn verzameld, het college ernstig aandacht aan deze kwestie zal schenken. Spr. is de heer Lefiertstra dankbaar voor de in stemming, die hij met deze voorstellen heeft betuigd, vooral waar hij zei, dat er een gezonde verhouding tussen de tarieven moet zijn. Hij vraagt inlichtingen over de 1250 verbruikers, die het enkeltarief vaarwel hebben gezegd. (Het aantal verbruikers in deze cate gorie daalde van 14.000 tot 12.750.). Spr. beschikt niet over voldoende gegevens om hierop een aidoend ant woord te geven. Indien de heer Lefiertstra hem in de loop van de dag deze vraag had gesteld, had spr. hem de verlangde inlichting kunnen geven. Hij is bereid er voor te zorgen, dat de heer Lefiertstra dit antwoord alsnog krijgt en zo deze wenst, dat de ge hele raad hierover wordt ingelicht, zal een nota bij de stukken worden gevoegd. Het door de heer Tiekstra gesprokene geeft spr. geen aanleiding tot opmerkingen. Hij wil alleen zijn dank uitspreken voor de steun, die deze spreker aan het college heeft gegeven. Spr. hoopt van harte, dat de raad genegen is dit voorstel aan te nemen. Het college doet alle mogelijke moeite de lasten, die op de burgerij drukken, zo weinig mogelijk te verzwaren. De heer Beuving merkt op, dat volgens de wet houder een verhoging van 2/10 niet te zwaar zou zijn voor gezinnen met een weekin komen van onge veer 1 50,Dan blijft het nog een verhoging van 10 cent per week. Wanneer men de zaken zo stelt, is men bezijden de waarheid. De werkelijkheid is, dat duizenden in de stad aan een inkomen van f 50, per week lang niet toekomen. Spr. noemt de werk Provincie FRIESLAND. lozen en de D.U.W.-arbeiders. De wethouder weet ook, dat moeder de vrouw niet over f 50,beschikt, m ar over f40,of minder. In zulke gezinnen speelt cn dergelijke verhoging wel een rol. Spr. is er dan ok tegen, dat deze verhoging wordt ingevoerd en /el in de eerste plaats tegen de verhoging van het enk I tarief. De heer W. M. de Jong kan niet veel nieuws aau het door hem in eerste instantie gesprokene toe voegen. Hij blijft van mening, dat het toch als en uitzonderlijk geval beschouwd moet worden, dat n zelfde tarief steeds in verhouding meer wordt r- lioogd, dan de andere tarieven. Hij is niet overtuigd geworden door de tegen zijn redenering aangevoerde argumenten. Het is meer een kwestie van „feeling". Het argument, dat de verhoudingen niet deugen, m- dat er zoveel klanten van dit tarief gebruik wi en maken, lijkt spr. erg zwak. De afnemers, die liet ruimte-dubbeltarief hebben gekozen, moeten zich de moeite getroosten zo weinig mogelijk af te neme in de hoogtariet-tijd. Een vierde is ongeveer dure en drie/vierde goedkope tijd. Hierin ligt juist de kr lit van dit tarief. Het past volkomen in het systeem van goede eleetriciteitstarieven, omdat de capac eit van het bedrijf afgestemd moet zijn op het hoo ste verbruik op een bepaald moment. De pieken mo teil dus zo klein mogelijk worden gehouden. In do ar gumentatie van B. en W. komt deze zijde van liet vraagstuk niet tot uiting. Het verband, dat de heer Tiekstra bedoelt, is een ander dan dat spr. heeft gezien, n.l. het oorspronke: lijk verband tussen de tarieven. Dit wordt abso'uut uit elkaar getrokken. Indertijd werd aan bepaalde afnemers, die meer dan normaal verbruikten, stork aangeraden het ruimte-dubbeltarief te nemen. I)e consequentie van al de verhogingen is, dat voor ver bruikers, die tussen de 200 en 1100 kWh per jaar af nemen, dit tarief nadelig is geworden en de ver hoging, die nu plaats zal vinden, is wel buitengewoon onelegant. Iemand, die wel in dit tarief thuishoort en b.v. 300 a 400 kWh per jaar verbruikt, moet liet hogere vastrecht betalen om de anderen, die iets lager liggen met hun verbruik, naar een ander tarief te dringen. Dat is spr. zeer antipathiek. Hij kan zich er niet mee verenigen, dat een tarief, dat aanvanke lijk zeer is gepropageerd en waarvoor de mensen warm zijn gemaakt, tot drie maal toe zo wordt aan gepakt. De heer Wiersma (weth.) is het eens met do op merking van de heer Beuving, dat de verhoging bjj een weekloon van f 50,10 cent bedraagt; hij betreurt het met deze spreker, dat er nog lagere lonen in de stad zijn. Dit zal hier thans echter niet de doorslag kunnen geven. Spr. wil er op wijzen, dat er een be langrijke sociale bepaling hij deze tariefsherziening is voorgesteld door de regering, die het college gaarne heelt overgenomen, n.l. de eerste 240 kWh niet te verhogen met 25 Daar profiteren ongetwijfeld de door de heer Beuving bedoelde mensen ook van, even eens van de vaststelling van het enkeltarief beneden het toegestane maximum. Spr. is het niet eens met de heer De Jong; hij hoeft er niet verder over te discussiëren. Alleen heelt spr. wel eens de gedachte, dat, wanneer men doorredeneert als de heer De Jong nu doet en zich zuiver specialiseert op het ruimte- dubbeltarief spr. heeft zopas gezegd hoe de ver houdingen lagen en nu komen te liggen het dan schijnt, alsof men pleit voor een bepaalde groep ver bruikers, die hij daar komt het toch op neer een zekere tegemoetkoming wil geven, die andere ver bruikers niet hebben. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W., onder aantekening, dat de heer Beuving wil geacht worden te hebben tegengestemd. Punt 19a (bijl. no. 203). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 20 (bijl. no. 196). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het prae- advies van B. en W. Punt 21 (bijl. no. 193). De heer Pols wil aansluiten bij wat zijn fractie voorzitter heeft gezegd over de korte tijd van voor bereiding; spr. vindt, dat deze dingen zo niet goed kunnen worden bekeken, maar aan de andere kant weet hij, dat October heel dicht bij is en dat de zaak geen uitstel kan lijden. In de eerste plaats is spr. van mening, dat B. en in deze zaak de werkgevers en de werknemers voldoen de hebben gehoord. Spr. mist echter een element en dit geeft het college zeil' toe, wanneer het zegt, dat uit het publiek geen reacties zijn ontvangen. Spr. had graag gew ild, dat het publiek zijn zienswijze had ge geven. Hij denkt in dit verband aan het algemeen vrouwencomité „Tot Opbouw", dat zo'n goed initiatief heeft genomen bij de bouw en met hun tentoonstel ling voor het inrichten van woningen. Men zou dit comité kunnen laten nagaan, hoe de klanten er over denken. Spr. is van mening, dat de klant ook een rol speelt; hij is wel geen keizer, maar men mag hem toch wel als koning erkennen. Als spr. verder nog een opmerking maakt over de halvedagssluiting, dan wil hij ook hier, net als bij punt 19, graag nuchter biijven; hij heeft dit hier speciaal nodig. Bij de halve dagssluiting gaan B. en W. volkomen accoord met het standpunt van de organisaties, maar in één branche, n 1. in die van de sterk- en zwak-alcoholische dran ken, gaan zij niet mee met de wens om geen sluitings- tniddag vast te stellen. Spr. vindt het eigenaardig, dat het college aan deze wens niet tegemoet komt en aan die van een andere branche wel; spr. bedoelt de banketbakkers, enz. Als argument wordt aangevoerd, dat de zaken in alcoholhoudende dranken gedeeltelijk dezelfde waren verkopen als kruideniers, die op Woensdagmiddag moeten sluiten. Maar dit argument geldt ook voor chocolateriewinkels en banketbakkers. Een groot ge deelte van de in deze winkels verkrijgbare artikelen wordt bok in kruidenierswinkels verkocht. De com missie is hier niet helemaal reëel. Spr. zou willen voorstellen aan dit verzoek te voldoen en art. 4 onder e onder te brengen in art. 1 ouder d. Verder verzoekt de Ned. Vereniging van Banket bakkers, of de winkels in haar branche open mogen zijn op enkele Zondagen, b.v. als deze op 31 December vallen. Dit ontmoet wel enig be zwaar. Zij vraagt ook, de banketbakkers op enkele bijzondere Zaterdagen in de gelegenheid te stellen op een later uur goederen uit te zenden. Een dergelijke afwijking van de wet is alleen mogelijk, indien plaat selijke omstandigheden daartoe aanleiding geven. Dat is hier niet het geval, zegt de commissie. Spr. heelt niet kunnen ontdekken om welke voorwaarden het hier gaat, welk soort omstandigheden aanwezig moet zijn om aan het in de wet gestelde criterium te voldoen. Misschien kan een nadere toelichting worden gegeven. Het gaat hier om de zuiver zakelijke over weging, dat men de goederen, die later op de avond gekocht zijn, nog wil rondbrengen, een bedrijfstech- 13 nisehe aangelegenheid dus, die naar spr.'s mening moeilijk als argument voer bijzondere plaatselijke omstandigheden te gebruiken is. De heer Kamstra zegt, dat het bij de vaststelling van de nieuwe Winkelsluitingswet moeilijk is ge bleken sommige bepalingen geldende te doen zijn voor het gehele land. De plaatselijke omstandigheden zijn soms sterk verschillend. Daarom zijn aan de gemeen teraden enkele bevoegdheden toegekend met de be doeling regelen vast te stellen, welke kunnen gelden voor de betreffende gemeente. Spr.'s fractie meent, dat rekening moet worden gehouden met de belangen van drie groepen en wel de detailhandel, het personeel en liet publiek. De laatste groep heeft zich, blijkens mededeling in het voorstel, geheel passief gehouden; dit is wel te verklaren: voor zover spr. weet. is er onder deze groep geen enquête gehouden; men is dus ook niet geani meerd om zich uit te spreken. De raad weet dus de mening van het publiek niet. Wanneer spr. nu de bevoegdheden in volgorde na gaat, dan blijkt, dat de grote meerderheid van de winkeliers gekant is tegen een verkoopavond, terwijl ook de personeelsunie niets voelt voor het instellen van een dergelijke avond. Spr.'s fractie is van me ning, dat een verhoging van de omzetten door het invoeren van een verkoopavond niet is te verwach ten. Het zou dus alleen maar leiden tot een niet- noodzakelijke uitbreiding van de werktijd van onder nemers en personeel. Bovendien zou een aanmerke lijke verzwaring van bedrijfsonkosten voor de onder nemers het gevolg zijn. O'ok het publiek zal niet sterk de behoefte gevoelen aan een ruimere openstelling van de winkels. De halvedagsluiting liep inderdaad gevaar, doordat een aantal ondernemers zich niet meer hield aan de gewoonte de zaken op Maandagmorgen gesloten te houden. Ook spr.'s fractie acht het gewenst hier een verplichting te stellen, waarbij zij zich accoord ver- kiaart met de genoemde uitzonderingen. Men kan erkennen, dat de bedrijven belang hebben bij een sluiting op Maandagmorgen; toch is ook de drang van het personeel tot verschuiving van de vrije Maandagmorgen naar de vrije Woensdagmiddag begrijpelijk. Toen jaren geleden de verplichting werd ingevoerd de winkels om acht uur te sluiten, meende het publiek, dat dit een ramp zou worden. Men had bijna geen gelegenheid meer tot kopen. Nu is men gewend aan een winkelsluiting om zes of zeven uur; men loopt niet meer warm voor een latere sluiting. Misschien zal het binnen niet al te lange tijd mogelijk biijken, dat het winkelpersoneel een vrije Woensdag middag krijgt in plaats van een vrije Maandag morgen. De vaeantiesiuiting is onderling wel te regelen, zo als ook nu al gebeurt, wanneer zakenmensen uit de zelfde branche gezamenlijk een regeling treffen. Spr. zou de aanwijzing van de 21 dagen en de af wijking in verband met plaatselijke omstandigheden gecombineerd willen bespreken. Het gaat hier in hoofdzaak om de Zondagssluiting. Krachtens art. 11 2e lid, zullen de gemeenten op grond van „plaatselijke omstandigheden", dat wil zeggen op grond van bij zondere, van het algemeen landelijke gemiddelde af wijkende, omstandigheden voor door hen aan te wijzen branches kunnen afwijken van de Zondagssluiting. De veiligheidsklep is, dat de verordeningen de goed keuring van de Kroon behoeven. Nu is de Katholieke opvatting van de Zondag niet zo, dat geen enkel maat schappelijk verkeer toelaatbaar zou mogen worden geacht. Om redenen van maatschappelijk verkeer en

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1952 | | pagina 7