2 RAADSVERGADERING van Dinsdag 24 November 1953 Punt 4 (bijl. no. 216). De aanbeveling van B. en W. luidt als volgt: 1. Ir. T. Krijgsman, ingenieur bij de Gemeentewerken der gemeente Haarlemmermeer, te Hoofddorp; 2. Ir. F. Klein, ingenieur-A bij de Gemeentewerken, alhier. De hear Santema freget it wurd. De Voorzitter doet, daar hij het vermoeden heeft, dat er over persoonlijke dingen gesproken zal worden, de deuren sluiten. Na heropening der vergadering wordt benoemd de heer Ir. Krijgsman, met 27 stemmen (de heer Ir. Klein 6 stemmen). Mevr. Boersma-Hemminga en de heer Drentje vorm den het stembureau. Punten 5 t/m 12 (bijl. nos. 220, 221, 222, 217, 219, 215, 218 en 225). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 13 (bijl. no. 223). De hear G. de Jong docht it deugd, dat dit punt op de agenda foarkomt. Yn de doarpen wurdt miskien mei, miskien sünder reden tocht, dat der to min oan- dacht oan harren skonken wurdt. Nou blykt, dat B. en W. ek oan de doarpen har folie meiwurking jowe. En dat blykt ek üt it feit, dat de Tsjaerderdyk nou op knapt wurdt. De hear J. K. Dijkstra (weth.) seit, dat it kolleezje der wiis mei is, dat nou yn de doarpen it ynsjoch bi- gjint to libjen, dat it gemeentebistjür fan Ljouwert gjin ünderskied makket tusken stêd en doarp en tusken doarp en stêd. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van E. en W. Punten 14 en 15. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 16. De heer Wiersma rapporteert, dat de commissie, be last met het nazien van de gemeenterekening over het jaar 1951, gevormd door de heren L. van der Meer, J. H. de Vries en J. Wiersma, zich op 2 October 1953 van deze taak heeft gekweten en de rekening, alsmede de daarbij overgelegde bescheiden, heeft onderzocht. Dit onderzoek heeft de leden der commissie geen aanleiding gegeven tot het maken van op- en aanmerkingen, wes halve zij de raad voorstellen te besluiten: de vorenvermelde rekening vast te stellen en wel: de inkomsten van de gewone dienst op f 16.103.987,63 de uitgaven van de gewone dienst op - 15.751.670,27 batig slot f 352.317,36 de inkomsten van de kapitaaldienst op f 9.054.848,63 de uitgaven van de kapitaaldienst op - 10.971.149, nadelig slot f 1.916.300,37 Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W„ met inachtneming van het feit, dat de wethouders aan dit besluit niet hebben medegewerkt. Punt 17 (bijl. no. 226). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Hierna sluit de Voorzitter de vergadering. Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 November 1953 Aanwezig: 31 leden, 's middags en 's avonds 32 leden. Afwezig: mevr. Heijmeijer-Croon en de heren F. T. Dijkstra en Schootstra. De heer Stobbe alleen 's mor gens afwezig. Voorzitter: de heer Mr. A. A. M. van der Meulen, burgemeester. Te behandelen punten: 1. Voorstel tot goedkeuring van de begroting van inkomsten en uitgaven voor 1954 van: a. de gemeentelijke instelling voor maatschappelijk hulpbetoon; b. het stadsziekenhuis; c. het nieuwe stadsweeshuis. 2. Voorstel tot vaststelling van de begrotingen der gemeentelijke takken van dienst en van de begroting der gemeente voor 1954 (bijlage no. 203). 3. Voorstel tot wijziging van de gemeentebegroting (nos. 1 en 2), van de begrotingen der gemeentelijke takken van dienst en tot goedkeuring van de begrotings wijzigingen van de gemeentelijke instelling voor maat schappelijk hulpbetoon en van het stadsziekenhuis voor 1954 (bijlage no. 214). 4. Voorstel tot vaststelling van een verordening op de heffing van opcenten op de hoofdsom der personele belasting, over het belastingjaar 1954/55 (bijlage no. 203). Punt 1. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 2 (bijl. no. 203). De Voorzitter stelt voor over te gaan tot het houden van algemene beschouwingen. De heer Mani wil beginnen met zijn vreugde er over uit te spreken, dat het is gelukt de behandeling van de begroting 1954 zo snel te doen plaats hebben en hij meent, dat een woord van dank aan hen, die dit moge lijk hebben gemaakt, op zijn plaats is. Wanneer een organisatie of een vereniging een be groting opmaakt, is het vanzelfsprekend, dat zij eerst nagaat, welke haar inkomsten zijn. Aan de hand van die inkomsten kan zij dan bepalen, hoe zij het geld, dat beschikbaar is, zo goed mogelijk kan verdelen. Zo zou het eigenlijk bij de gemeente ook moeten zijn, maar hier doet zich het onprettige verschijnsel voor, dat deze mogelijkheid niet aanwezig is en er blijft dus niets an ders over dan dat het gemeentebestuur begint met zijn uitgavenposten zo ruim of zo sober mogelijk te beramen. Nu heeft spr. de indruk, dat de begroting voor 1954 door B. en W. wel zo sober is opgesteld, dat men in geen geval zal kunnen zeggen: deze posten zijn niet verantwoord, daar moet wat af. Integendeel, het komt spr. voor, dat het zeker verantwoord zou zijn, sommige posten hoger te ramen. Wanneer B. en W. in de mem. v. a. in verband met vragen, in de secties gesteld, mededelen, dat om budgetaire redenen niet een hoger bedrag of in het geheel geen bedrag kon worden geraamd, dan betekent dat, dat zij niet aan de hoge kant hebben geraamd. Als de raad dus nu de uitgaven wil vaststellen, dan moet hij toch wel weten, hoe het met de inkomsten staat; dit is echter het deel van de begroting, waarover de raad helemaal niet is ingelicht. Nu kan de gemeente in verband met het feit, dat het bedrag, dat in eerste instantie beschikbaar is, voor verschillende gemeenten absoluut onvoldoende is, getuige de bijna overal be staande grote tekorten (voor Leeuwarden ongeveer f900.000,een beroep doen op een hogere uitkering uit het gemeentefonds. Hoe hoog echter die uitkering uiteindelijk zal zijn, weet de raad niet en dat geeft wel een zeer onbevredigd gevoel. Het meest onbevredi gende is misschien wel, dat men deze toestand houdt ook voor de jaren 1954 en 1955. Spr. weet, dat het gemeentebestuur hier heel weinig aan kan doen, het kan alleen maar vaststellen, dat het feit er ligt. Toch meent hij, dat het goed zou zijn, dat ook te dezen de raad zou worden gehoord. Het verheugt hem c.s. ten zeerste, dat het werkloos heidscijfer over het algemeen en ook in Leeuwarden een zeer sterk dalende lijn vertoont, maar dat mag niet meebrengen, dat men nu maar denkt, dat het wel los zal lopen. H.i. zal dan ook alles in het werk gesteld moeten worden om de werkgelegenheid in Leeuwarden zo groot mogelijk te doen zijn. En dat brengt voor de gemeentelijke overheid de taak met zich mee, dat zij, hoewel B. en W. in de mem. v. a. opmerken, dat het opstellen van plannen tot bestrijding van de structurele werkloosheid tot de taak van de regering behoort, ten minste voor een zo gunstig mogelijk klimaat zorgt. B. en W. zijn het daar trouwens geheel mee eens, ge zien de mededeling, die zij ook gedaan hebben, dat zij zeer zeker zullen komen met plannen tot het stichten van industriegebouwen. Dit gaat in de gewenste rich ting. Daarbij komt, dat zij in het verleden, ook in het naaste verleden, zeker hebben begrepen, dat t.a.v. de werkverruiming zeer veel moet worden gedaan. Spr. c.s. zijn er dan ook met B. en W. verheugd over, dat nu reeds gelden beschikbaar zijn gesteld voor de ver snelde voorbereiding van verschillende grote werk verruimingsobjecten. T.z.t. zullen zij gaarne gedetail leerd door B. en W. worden ingelicht. Naast het opvoeren van de werkgelegenheid zijn er nog twee zaken, die zeer zeker de belangstelling van de raad vragen, n.l. de verzorging en de huisvesting van bejaarden, alsmede het huisvestingsprobleem in zijn geheel. Spr. zou graag over beide iets willen zeggen en voor wat het eerste betreft, zou hij speciaal willen behandelen de verzorging der bejaarden. Hun aantal zal in de toekomst door het stijgen van de leeftijds grens steeds groter worden en de gemeente daardoor voor steeds grotere problemen plaatsen. Reeds op dit ogenblik moeten zeer velen in verband met een tekort aan plaatsruimte in het Stadsverzorgingshuis elders in de provincie worden ondergebracht. Naast de zeer hoge kosten, hieraan verbonden, speelt ook de menselijke kant van dit probleem een zeer belangrijke rol. Het gezegde: „Men moet geen oude bomen verplanten" is hier maar al te waar en het blijkt dan ook herhaaldelijk, dat het plaatsen in een inrichting buiten de eigen ge meente voor deze oude mensen funeste gevolgen heeft. Dat men reeds jaren bezig is om een oplossing te vin den, is verklaarbaar, want er zijn vele moeilijkheden te overwinnen, maar nu zou spr. wel een dringend be roep op B. en W. willen doen om spoedig te komen met plannen, die een redelijke oplossing zullen brengen. Het zou aanlokkelijk zijn, dit probleem op waarlijk grootse wijze aan te vatten, maar in verband met de kosten, welke een dergelijke oplossing vraagt, zou het betere wel eens de vijand van het goede kunnen zijn. Werkende aan het betere in de toekomst, zal men nu het goede moeten doen. Het huisvestingsprobleem vervult een ieder met grote zorg. Het per September j.l. ingeschreven aantal wo ningzoekenden was hoger dan dat aan het einde van 1952. Het bedroeg 3732. Voegt men daarbij het aantal van 500 krotwoningen, dat voor directe afkeuring in aanmerking komt en denkt men daarbij tevens aan het aantal van 1000, dat in de nabije toekomst moet worden opgeruimd, dan is dat een getal om van te schrikken. Hoeveel verloren illusie, hoeveel leed verschuilt zich achter deze cijfers. Men weet, dat het college al het mogelijke doet om vergroting van het bouwvolume voor deze gemeente te krijgen. Spr.'s fractie staat volledig achter B. en W. bij hun pogingen om een betere situatie te scheppen. Niet alleen het tekort is een probleem, maar ook de hoge bouwkosten en daardoor de hoge huren betekenen grote moeilijkheden voor de oplossing en het zouden grote moeilijkheden blijven, indien ter opvanging hiervan geen bijzondere voorzieningen zou den worden getroffen. Aan de hand van de aan de raad

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1953 | | pagina 1