De heer Tiekstra (weth.) zegt, dat de heer Santema sprak over de vraag, of het niet wenselijk zou zijn geweest om over een langere reeks van jaren cijfers te verstrekken, opdat ook door de raad de exploitatie mogelijkheden van deze inrichting beter zouden kun nen worden beoordeeld. Zo heeft spr. althans die vraag verstaan. Spr. meent echter, dat de raad niet op deze wijze met voorstellen moet worden geconfronteerd, maar op geheel andere wijze. Of deze inrichting t.b.v. de recreatie zal blijven bestaan, is een primaire vraag. Secundair is de vraag, of de exploitatie lonend zal zijn. Het f*it. dat deze vereniging is komen te verkeren in ae situa' ie, zoals de laatste cijfers die aangeven, is mis schien door enkele incidentele oorzaken bepaald, maar toch ook weer niet volstrekt. Hier ligt een ontwikke ling aan ten grondslag. Was 1954 zeer gunstig in plaats van zeer ongunstig geweest, dan was de positie van de vereniging misschien thans iets gunstiger. Maar desniettemin was het nodig geworden de exploitatie op een andere leest te schoeien. Spr. gelooft, dat het goed is, dat het gemeentebestuur het op dit moment moge lijk maakt, dat de exploitatie wordt voortgezet. De heer Van Balen Walter is in zijn betoog iets uit voeriger dan de heer Santema op de samenstelling van het bestuur ingegaan. De heer Van Balen Walter is begonnen met het stellen van de vraag, of het wel wenselijk was, dat een vertegenwoordiger van Tiet- jerksteradeel zitting in het bestuur heeft. Spr. zou het zo willen zeggen: alleen al de hoffelijkheid tegenover de gastvrouw brengt mee, dat deze gemeente een ver tegenwoordiger in het bestuur van de stichting heeft, maar ook het feit zelf, dat deze inrichting op het grond gebied van Tietjerksteradeel ligt, geeft hiertoe aan leiding. Wat de vraag i.z. de voorzittersfunctie betreft, spr. meent, dat ieder lid van het college, hetzij de Voorzitter, hetzij een wethouder, verantwoording schuldig is aan de raad. Hij gelooft, dat het geen enkel verschil maakt, of de Voorzitter van deze raad of een ander lid van het college de desbetreffende functie vervult, want de raad zal in beide gevallen in de volstrekte gelegenheid zijn om eventueel critiek op het bestuur van de stich ting uit te oefenen. Het lijkt spr. goed, dat er een per sonele unie bestaat tussen het dagelijks bestuur van de gemeente en dat van de stichting in de vorm, zoals nu voorgesteld. Spr. ziet stellig niet in, dat er enig bezwaar tegen zou bestaan, dat de Voorzitter van de raad tevens voorzitter van het stichtingsbestuur is. Hij gelooft integendeel, dat het in zekere zin voordeel kan betekenen, ook wanneer hij rekening houdt met de functies, die de Voorzitter van de raad in diverse verenigings- en stichtingsbesturen inneemt. Wat nu betreft de redactie van art. 5, de heer San tema heeft gezegd, dat de Voorzitter door het college uit de bestuursleden wordt aangewezen. (Dat zijn de door de raad benoemde bestuursleden.) Daarna wordt door B. en W., na overleg met het bestuur van de stich ting, de voorzitter aangewezen. Spr. gelooft, dat deze figuur volkomen verantwoord is en hij kan niet inzien, welke bezwaren daartegen ingebracht zouden kunnen worden. Het betoog van de wethouder heeft de heer Van Balen Walter er in het geheel niet van overtuigd, dat zijn bezwaren ongegrond zijn. En spr. zou de heer Tiekstra er attent op willen maken, dat zijn betoog daar, waar hij een lid van het college van B. en W. stelt tegenover de Voorzitter, geheel naast de zaak is, tenzij hij er van uitgaat, dat het per se nodig is, dat er een lid van het college in het bestuur zou moe ten zitten. Maar dan nog zou het voor de raad minder pijnlijk zijn om eventuele critiek te moeten uitoefenen op het beleid van het stichtingsbestuur dan wanneer zijn Voorzitter de gemeente in dat bestuur zou ver tegenwoordigen. Spr. herhaalt, dat het betoog van de heer Tiekstra hem in het geheel niet heeft overtuigd van de onjuist heid van zijn bezwaren. De hear Santema seit, dat de wethalder him al like- min oertsjüge hat. Hwat binne dan eigentlik de kri- teria, dy't B. en W. tapasse foar it bineamen fan in foarsitter? Hwat is der tsjin, dat de bistjürsleden mei- inoar ütmeitsje hwa foarsitter wêze sil? Miskien kin de wethalder spr. dêr noch hwat oer fortelle. De heer Tiekstra (weth.) zal ook in tweede instantie nog een poging doen om de twee sprekers te overtuigen, alhoewel zij reeds hebben gezegd, dat spr.'s poging in eerste instantie niet geslaagd is. De heer Van Balen Walter heeft gezegd, dat het niet zijn bedoeling was de leden van het college van B. en W. tegenover de Voorzitter te stellen; zijn bedoeling zou zijn uitsluiting van alle leden van B. en W. Van tal van besturen van organisaties, waarin het gemeente bestuur vertegenwoordigd is echter en ook van instel lingen en organen, die op initiatief van het gemeente bestuur zijn tot stand gekomen, is een lid van het col lege van B. en W. voorzitter. Dat geldt voor de Leeu warder Gemeenschap, waarvan voorzitter is de Voor zitter van de raad, voor de Leeuwarder Werkgemeen schap, waarvan de wethouder van Sociale Zaken voor zitter is, en voor zeer vele organen, commissies en in stellingen. Dit is in de practijk een bekende figuur. En dan moet spr. zich eigenlijk verbazen over de woorden van de heer Van Balen Walter, dat het minder pijnlijk zou zijn om critiek uit te oefenen op het beleid van het bestuur van deze stichting, als hierin geen lid van het college van B. en W. zitting zou hebben. De vrijheid om critiek te leveren vindt men in dezen over al; men heeft zelfs de plicht, indien nodig, critiek uit te oefenen. Zegt men, dat de Voorzitter van de raad niet tevens voorzitter van het desbetreffende bestuur kan zijn, dan is deze uitspraak een wapen, dat zich veeleer keert tegen degene, die het gebruikt, dan tegen degene, tegen wie het gericht zou zijn. De heer Santema is teruggekomen op het punt: aan wijzing van een voorzitter door B. en W., in overleg met het bestuur. Hij vraagt: welke criteria stellen B. en W. voor het benoemen van een voorzitter, of: welke eisen stellen zij in verband met artikel 5, eerste lid? Regelmatig overleg tussen de besturen van stich tingen enz. en het college van B. en W. omtrent de aan wijzing van een bepaald lid van het dagelijks bestuur: een penningmeester of een secretaris, hangt af van de belangrijkheid van de functie. Het college is echter var mening, dat de voorzittersfunctie in dit stichtings bestuur toch wel zo belangrijk is, dat het college van B. en W. zeer stellig ook iets in de melk te brokken moet hebben. Spr. gelooft, dat, als men rekening houdt met het feit, dat de gemeente de stichting een crediet van f 39.000,verschaft en deze inrichting veilig stelt, het aanwijzen van een voorzitter door B. en W., in overleg met het bestuur, helemaal niet vreemd aandoet, maar eerder normaal is. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 21 (bijlage no. 67). Wij spreken er, aldus de heer Rutkens, onze vol doening over uit, dat B. en W. thans met een voorstel komen tot het verstrekken van een crediet van f 35.000,waarin dan begrepen is een som van f 10.000,als garantie voor een eventueel tekort bij het organiseren van de feestelijkheden op 5 Mei a.s Wij zijn verheugd, dat bij het hier genomen initia tief gebleken is, dat de wil tot het vieren van de 5e Mei bij de grote massa van de Leeuwarder bevolking zeer zeker aanwezig is. Spr. kan volstaan met er op te wijzen, dat de opkomst op de succesvolle vergade ringen, die tot nog toe ter zake zijn gehouden, zeer zeker bevredigend genoemd moet worden. Wij zijn van mening, dat dit voorstel tot het ver strekken van een crediet mede tot gevolg zal hebben, dat de feestelijkheden in elk geval op een goede basis zullen kunnen worden georganiseerd. In verband met de omvang der feestelijkheden, die op die dag gehouden zullen worden, en ook met de her denkingen en dankstonden zou hij echter nog de vraag" willen stellen in hoeverre het college reeds nu zijn ge dachten heeft laten gaan over het feit, dat ook de 5 gemeente-arbeiders in de gelegenheid moeten worden gesteld die dag volledig deel te kunnen nemen aan de feestelijkheden. De hear Santema c.s. binne uteraerd ek flak foar it ütstel fan B. en W. en hja hawwe ek mei foldwaning kennis nommen fan it üntwurpen programma, dat by de stikken lei. It is yndied net in great en geweldich feest, dat dy dei halden wurde sil; spr. leaut ek wol, dat it yn oerienstimming mei de dei seis de bifrij- ing is noch mar 10 jier lyn en der binne hiel hwat v/ounen, dy't noch bliede oer de forliezen, dy't doe lit binne in sober programma wêze moat; dat kin mear wijing oan dizze dei jaen. Yn dit forban soe spr. in fraech stelle wolle. Foar de 5e Maeije hat Ljouwert de bilangrike datum de 15e April to bitinken, de bifrijing fan Ljouwert en tagelyk fan in great diel fan Fryslan. En soe it nou by dit 10-jierrich bitinken fan de bifrijing, ek fan de bifrijing fan üs eigen stêd en omkriten, der, lyk as alle jierren, by bliuwe, dat allinnich mar de flagge fan de gemeente gebouwen ütstutsen wurdt Dêroan soe, nei de ge dachten fan spr. en syn fraksjegenoaten, in bytsje üt- wreiding jown wurde kinne. De jouns kinne byg. de musykkorpsen troch de strjitten gean en der kin troch de parse opwekke wurde om sa folie mooglik to flag- jen. Dizze dei moat yn eigen gemeente net forjitten wurde. De heer Tiekstra (weth.) zal eerst de vraag beant woorden, die de heer Rutkens heeft menen te moeten produceren en wel deze, of het personeel van de ge meente op 5 Mei 1955 vrijaf zal hebben. Spr. meent, dat die vraag volkomen overbodig is, als de heer Rut kens zich de behandeling van dit punt in een vroegere raadsvergadering heiinnert. Spr. gelooft zelfs, dat het van wantrouwen zou kunnen getuigen deze vraag te stellen, maar hij zal zich toch de moeite geven om te antwoorden: ,,Ja, m'jnheer Rutkens". De heer Santema heeft gesproken over het programma van de feestdag. Spr. gelooft, dat de waarde van dit programma niet gezocht moet worden in een groot aantal punten en ook niet in een grote hoeveelheid lawaai. Het gaat op de 5e Mei en daarin is spr. het eens met de heer Santema om de vraag: hoe zal deze dag zo verantwoord en zo stijlvol mogelijk her dacht moeten worden, omdat aan de 5e Mei voorafgaat de herdenking van de doden op de 4e Mei. Spr. gelooft hiermee wel duidelijk te zijn geweest. Dan heeft de heer Santema een lans gebroken voor het herdenken van de 15e April, de dag, waarop Leeu warden 10 jaren geleden is bevrijd. Dat wordt heel moei lijk, want als deze gedachte gemeengoed zou worden, zou spr. zich op de 13e April verplicht gevoelen naar Drachten te gaan, dat op die dag bevrijd werd; dan zou er dus een keten van dergelijke feesten moeten plaats hebben. Er is één algemene bevrijdingsdag: de 5e Mei, en spr. gelooft, dat het juist is, dat het Nederlandse volk in zijn geheel de dag van de herdenking van de bevrij ding en ook van de 10-jarige herdenking viert op de 5e Mei. Het is een nationaal feest, dat op na tionale basis gevierd moet worden. Iets anders is, of aan de 15e April een apart cachet kan worden gegeven. Wat betreft het uitsteken van de vlag, dit is grotendeels een initiatief van de bevol king. De gemeente is bereid de vlaggen te doen uit steken van de gemeentegebouwen, maar verder zal zij niet kunnen gaan, tenzij er mensen bereid zijn zich of fers te getroosten en de muziekcorpsen in te schakelen. De hear Santema wol net, dat der in misforstan tus- ken de wethalder en him üntstiet. Spr. wol abslüt neat öfdwaen oan de bilangrikens fan de 5e Maeije. Dêr prakkesea rret hy net oer. Hwat eltsenien persoanlik dwaen wol, moat hy witte. As de hear Tiekstra byg. op 'e 13e April nei Drachten gean wol om dêr de bi- tinking to fieren, dan sil dêr neat op tsjin wêze. Spr. hat allinnich mar sizze wollen, dat der oan itjinge hwat oare jierren bart it ütstekken fan 'e flagge wol hwat ütwreiding jown wurde kin. Spr. soe lykwols it iene net boppe it oare stelle wolle. Hy c.s. miene, dat der op 'e 5e Maeije in greate bi- tinking komme moat troch it hiele Nederlanske folk, mar dêrby moat net forjitten wurde, dat de bifrijing ek yn ünderdielen, elk op eigen manear, noch wol lib- bet. Dêr wurdt faek noch meielkoar oer praet. It boek ,,Zo werd Leeuwarden bevrijd" wurdt dizze dagen gau ris efkes ynsjoen en sa sille de gedachten oan de bi frijing by üs folk waerm bliuwe. De gelegenheit like spr. goed, om dat op dit plak efkes to aksentuearjen. De heer Tiekstra (weth.) wil opmerken, dat het uiteraard ook zijn bedoeling niet is een misverstand te scheppen tussen de heer Santema en hem. En als deze een appèl wil doen op de bevolking van onze stad om de 15e April enigszins te accentueren, zoals hij dat noemt, zou spr. dit wel zeer graag willen onderstrepen. Hij hoopt, dat op die wijze op de 15e April toch ook iets gedaan zal kunnen worden. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 22. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Na medegedeeld te hebben, dat hij in besloten zitting nog enkele punten aan de raad heeft voor te leggen, sluit de Voorzitter de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1955 | | pagina 3