I m 2 3 2. de raadsbesluiten van 28 December 1955 tot wij ziging van de begroting der energiebedrijven voor het dienstjaar 1955; B. dat zijn ingekomen: 1. een rapport omtrent kasopneming en controle van de administratie van de gemeentereiniging; 2. een schrijven van het Hoofdbestuur van de Bond van Nederlands Overheidspersoneel te Amsterdam in zake toekenning van een gratificatie, groot f 25, aan het gemeentepersoneel, werkzaam in. de buiten dienst. Onder mededeling, dat op voorstel van de directeuren van de verschillende gemeentebedrijven op grond van artikel 87 van het Algemeen Ambtenaren-Reglement reeds besloten werd tot het verstrekken van een gelijke gratificatie aan het daarvoor in aanmerking komende gemeentepersoneel, stellen B. en W. voor het schrijven voor kennisgeving aan te nemen. De heer Rutkens zou, daar hij het op de plaats waar hij zit zeer slecht heeft kunnen volgen, het door de Voorzitter medegedeelde nog wel een keer willen horen. Als spr. het goed heeft verstaan, hebben de directeuren der bedrijven overeenkomstig een bepaling in het A.A.R. reeds besloten om het gemeentepersoneel een gratifi catie te verstrekken. Wij zouden, aldus spr., nog graag de hoogte van dit bedrag willen vernemen. De Voorzitter heeft voorgelezen, dat op voorstel van de directeuren der verschillende gemeentebedrijven op grond van art. 87 van het A.A.R. besloten werd tot de verstrekking van een gratificatie, gelijk aan die, welke in het adres werd verzocht, n.l. f25,voor het daar voor in aanmerking komende gemeentepersoneel over te gaan. De heer Wiersma: Dat was toch al besloten, voordat dit adres is ingekomen? De Voorzitter: Inderdaad. 3. een besluit van burgemeester en wethouders tot het geven van straatnamen in verschillende stadswijken; 4. berichten van verhindering van mevr. Dr. Blank- sma-Kok en de heren Hartstra en Ras. De mededelingen sub A en B worden voor kennis geving aangenomen. Punt 3 (bijlage no. 53). Voor de heer Bootsma c.s. is dit voorstel aanleiding geweest om dit geval ter plaatse eens te gaan bekijken. Men kan zeggen: Het is in het algemeen de plicht van de raadsleden, maar dit geval had toch wel spr.'s bij zondere belangstelling, daar de koopsom vrij aanzien lijk afwijkt van de normale prijs voor krotwoningen. Nu zou men spr. onmiddellijk kunnen tegenwerpen, dat deze woningen niet afgekeurd en nog voor bewoning geschikt zijn. In de raadsbrief staat zelfs: „De bedoelde panden evenwel zijn van een aanmerkelijk betere kwa liteit dan de door de gemeente in die omgeving reeds aangekochte percelen." Waar hier sprake is van een verhouding van f 350,tot f 1650,— en f 1700,zal het verschil in woningen z.i. inderdaad behoorlijk groot moeten zijn. Maar toen spr. zich ter plaatse op de hoogte ging stellen, is hij al tot de conclusie gekomen, dat deze bedragen, louter als waardebepaling gezien, toch zeker aanmerkelijk hoog zijn, want dit zijn toch ook krotwoningen. Dat is echter niet alleen spr.'s op vatting; ook bij de motivering ter verkrijging van bouw volume worden dergelijke woningen, die hier in Fries land vrij veel voorkomen, gekenschetst als krotwoningen. Alleen het staan op de lijst van onbewoonbaar verklaar de woningen is nog niet een voldoende criterium voor deze benaming. Er komt nog een andere kwestie bij, die deze zaak voor spr. minder prettig maakt, n.l. dat althans één der eigenaren ongeveer een jaar geleden het pand heeft gekocht. Wanneer men nu te maken heeft met reeds „oude" eigenaren, eigenaren, die zo'n woninkje om de een of andere toevallige reden reeds van ouds her in bezit hebben gehad en door onbewoonbaarverklaring sterk zouden worden gedupeerd, zou het z.i. nog weer anders liggen. Maar hier is een jaar geleden een derge lijk woninkje aangeschaft, dat z.i., gelet op de be stemming, die uiteindelijk aan deze wijk gegeven zal moeten worden, n.l. sanering, zeker niet meer als ren dabel was te beschouwen. Dat zo'n woninkje nog be woonbaar wordt gehouden, is mede een reden waarom spr. tegen dit voorstel bedenkingen heeft. Bij zijn bezoek ter plaatse is het hem opgevallen, dat aan het pand in de Blekerstraat momenteel gewerkt wordt. Wie dat doet, weet spr. niet. Hij zou hierover graag worden ingelicht. Dit wijst er toch op, dat ook aan de onderhoudstoestand van dat pand op het mo ment nog wel het een en ander mankeert. Men zegt misschien, dat het doel de middelen heiligt en het uiteindelijke doel is sanering. Wanneer het col lege in uitzicht zou kunnen stellen, dat hier binnen een redelijke termijn tot sanering zou kunnen worden over gegaan, zou spr. er gemakkelijker vrede mee kunneii hebben. Maar daar hij er voorshands nog niet van overtuigd is, dat dit op korte termijn het geval is en deze beide pandjes ook nog niet het sluitstuk zijn ter verkrijging van de grond hier zo mag hij het wel noemen gelooft hij hier toch wel even bij stil te mogen staan. Hij weet wel, dat elke waardebepaling vrij betrekkelijk is. De burgemeester heeft dat vanmor gen bij de opening van het Kinderdagverblijf ook nog weer geïllustreerd met een vergelijking van het geld, dat vroeger voor bepaalde dingen uitgegeven werd en dat, hetwelk daar op het ogenblik aan gespendeerd moet worden. Spr. is, mede gelet op de huur van op het ogenblik behoorlijk ingerichte woningen en de huurprijzen, die bedongen zullen moeten worden, om deze woninkje? rendabel te maken, huiverig om voor dit voorstel te stemmen. Hij wacht gaarne nadere toelichting van de zijde van het college af. De heer Van der Schaaf (weth.) is het eens met wat de heer Bootsma aan het slot van zijn betoog heeft gezegd: Een waardebepaling, een bepaalde schatting, houdt altijd een onzeker element in. Het kan du? gebeuren, dat twee schatters voor hetzelfde object gaan staan en beiden, naar beste weten schattende, tot ver schillende uitkomsten geraken. Men ziet dat vrij ge- regeld. Nu gaat de heer Bootsma in zijn betoog verge- lijken met de normale aankoopprijs, die de gemeente pleegt te geven, n.l. f 6,25 per m-, en hij zegt, dat deze percelen eigenlijk niet veel beter zijn dan de andere, dat ze feitelijk ook krotten zijn. Nu is daartegen op te merken, dat tussen het onbewoonbaar verklaard en het niet onbewoonbaar verklaard zijn nog wel degelijk een reëel verschil bestaat. Men kan zeggen: door een of andere omstandigheid is een woning niet onbewoonbaar verklaard en dat is misschien toevallig, maar voor de eigenaar, die dat pandje nog heeft, is het bepaald een reëel verschil te zijnen gunste, dat het nog niet onbe woonbaar verklaard is, al kan het natuurlijk binnen be trekkelijk korte tijd reeds voor onbewoonbaarverkla ring in aanmerking komen. Dat is een gegeven, waar z.i. ook een schatter rekening mede heeft te houden, En de gemeente kan niet zonder meer een woning, die ze zelf heeft afgekeurd en onbewoonbaar laten verkla ren, in prijs gelijk stellen met iets, dat officieel nog be- woonbaar is, al is het ook vrij slecht. Het staat dus vast, dat het reële verschil, dat spr. hee.t Lang we- I zen, ook inderdaad in de prijs tot uitdrukking m"g komen. Nu verschilt de heer Bootsma met de ambtenaren, die I aan B. en W. die prijzen hebben opgegeven, van me ning over de waarde van deze panden. Spr. m et zeg- j gen, zelf in schatting van onbewoonbaar ve k aarde of te verklaren huizen niet veel ervaring te hebb :n, maar, als men afgaat op de algemene lijn en ook op enkele aankopen van niet afgekeurde, dcch niet al te beste woningen, zijn deze prijzen niet onredelijk te noemen. En het college heeft zich daarbij ook kunnen aansluiten. Het feit, dat een der eigenaren nog niet zo lang in het bezit van de woning is, is op zichzelf wel wetenswaardig en spr. kan zich ook voorstallen, dat men geneigd is bij de bepaling van de prijs daar rekening mee te houden. Maar men koopt natuurlijk het huis, zoals het daar staat. Dat het langer of kor ter in iemands bezit is, kan niet een zeer grote of nauwelijks enige invloed uitoefenen. Secundair is dus eigenlijk de vraag, van wie men het koopt, al wil spr. niet zeggen, dat dit in de overweging niet een of an dere rol speelt of misschien ook enig effect te weeg brengt. De heer Bootsma zegt, dat hij enige moeite heeft om dit voorstel te accepteren, omdat de sanering in de desbetreffende wijk nog niet onmiddellijk aanstaande is. Spr. moet helaas toegeven, dat de sanering niet op korte termijn is te verwachten, maar wel is het een juist beleid om toch te trachten deze door een actieve aankoop zoveel mogelijk te bevorderen. Wanneer de gemeente traag aankoopt, wordt de sanering waar schijnlijk vertraagd en wanneer zij vlot aankoopt, zal de sanering misschien bespoedigd worden, zodat het college op het standpunt staat, dat, wanneer objecten in de te saneren gebieden te koop worden aangeboden, deze öf voor de prijs van f 6,25 per m- voor onbewoon baar verklaarde woningen öf tegen de waarde, die de gemeentelijke deskundigen redelijk achten, kunnen worden aangekocht. Daarmee zal de gemeente toch moe ten voortgaan, omdat daarin in het verschiet dit voor deel is gelegen, dat niet behoeft te worden onteigend. Het is de heer Bootsma en ook de andere raadsleden bekend, dat bij onteigening enkele andere factoren ten laste van de partij, ten aanzien waarvan onteigening moet worden toegepast, meespelen, die bij aankoop niet optreden. Wanneer de gemeente normaal aankoopt, is er geen sprake van uitkoop en schadeloosstelling, maar bij onteigening misschien wel. Om al deze redenen is spr. van mening, dat het toch aanbeveling verdient dit voorstel aan te nemen, omdat daar de toekomstige sanering mee wordt gediend en waarschijnlijk uiteindelijk hierin ook voor de gemeente geen nadeel is gelegen, terwijl hem de door de ge meente te betalen prijs, die op ambtelijke schattingen berust, niet onredelijk voorkomt. De heer Bootsma zou gaarne op een paar punten van het betoog van de wethouder willen ingaan. Deze heeft, om te beginnen, gesproken over het verschil tussen on bewoonbaar en bewoonbaar. Dat verschil wil ook spr. zeker wel zien. Maar het gaat hier om een prijsverhou ding van 1:5. Deze woningen beslaan een oppervlakte van ongeveer 50 m-; de een is 46 m2 en de andere een paar m-' meer. Als de prijs van f 6,25 althans reëel is, dan zou de prijs van deze woningen dus tussen de f 300,en f 350,moeten liggen, terwijl hier sprake is van koopsommen van f1650,en f1700,Dat verschil nu was voor spr. juist aanleiding, om te gaan zien, of de toestand van deze beide woningen inderdaad belangrijk beter was. In dit opzicht is hij helaas teleur gesteld. De wethouder heeft gezegd, dat deze panden ambtelijk getaxeerd zijn en in zijn woorden schemert ook een klein beetje door, dat de prijs overeenstemt met het bedrag, dat een eigenaar daarvoor een jaar geleden heeft betaald. Spr. kan het niet bewijzen, maar voor zijn gevoel heeft dit wel een rol bij de onderhan delingen gespeeld. De wethouder zeide. dat een perceel toevallig een jaar geleden aangekocht kan zijn en dat men t.a.v. daarvan niet het volle pond in de schaal kan leggen. Spr. kan dit enigszins onderschrijven, maar hij zou willen waken voor het gevaar, dat er mensen zijn, die zulke panden maar gaan kopen en denken, dat de gemeente de prijs, die zij er voor betalen, er ook wel voor geeft, zolang ze nog niet afgekeurd zijn. De kwestie van afkeuring of niet-afkeuring is vrij moei lijk te begrenzen. Naar spr. meent, ligt er een bepaald systeem aan ten grondslag; hij heeft gehoord van een kartotheek van onbewoonbare en niet onbewoonbare huizen. Overigens liggen deze begrippen soms niet zo ver van elkaar. Juist gelet op de onderhavige aankoop, zou de figuur kunnen ontstaan, dat men zijn huis gaat verkopen, zonder het plan te hebben er uit te gaan; men ziet dan het gevaar dreigen, dat zijn huis metter tijd onbewoonbaar verklaard zal worden en laat het kopen door een of andere stroman, waardoor men dus later toch nog weer een hoger bedrag als koopsom van de gemeente krijgt dan wanneer men het vlotweg aan de gemeente te koop aanbiedt. De wethouder zegt: de gemeente koopt het pand, zo als het daar staat. En dan komt spr. meteen tot de vraag, die hij zo juist stelde en waarop hij geen ant woord heeft gekregen, n.l. de vraag betreffende de repa raties, die daar momenteel aan een der huizen gebeuren. Er werd in elk geval Maandags aan gewerkt, terwijl Zaterdags de zaak dicht gespijkerd was. Spr. zou daar over graag worden ingelicht; hij heeft gevraagd voor wie de kosten zijn. Hij vergt niet van de wethouder, dat deze zal zeggen hoe hoog die kosten zijn, maar hij zou willen weten, of ze voor rekening van de gemeente komen. Dan zou dat al weer verhoging van de koop som betekenen. De actieve aankoop van percelen in deze te saneren gebieden kan spr. niet anders dan toe juichen. Wat hem betreft, zou hij liever willen, dat dit zaakje morgen dan over een jaar of misschien op een nog langere termijn werd gesaneerd. Het is daar een gribus; spr. kan het niet anders zien. Het is nodig, dat daar verandering in komt, maar het kan niet ten koste van alles gaan. Toen hier normale land-aankoop aan de orde was, bleek het gemeentebestuur ook huiverig te zijn voor het vaststellen van bepaalde prijzen, waarop verdere aankopen gebaseerd zouden worden. En dat gevaar ziet spr. hier ook in schuilen. De heer Van der Schaaf (weth.) zal eerst antwoor den op de concrete vraag, van wie de reparaties uit gaan. Dat weet spr. niet. Niet van de gemeente, waar schijnlijk van de eigenaar. Dat ligt het meest voor de hand. De kosten hiervan zijn dus niet in de koopprijs berekend. Nu komt spr. tot het punt, ten aanzien waarvan hij enige ongerustheid heeft opgemerkt bij de heer Boot sma. Hij stelt het wel op prijs, hier even iets van te zeggen. Men moet niet de indruk hebben, dat het col lege aan de raad voorstelt maar alles wat daar te koop wordt aangeboden, te kopen. Wanneer de prijzen B. en W. te hoog voorkomen en dat gebeurt nogal eens, ook de laatste maanden nog komen zij niet met een voorstel tot aankoop bij de raad. Zij trachten hier in derdaad wel een zekere lijn te volgen, waarbij de prijs van f 6,25 per mL' voor onbewoonbaar verklaarde wo ningen wordt aangehouden. Voor de niet onbewoonbaar verklaarde wordt een prijs bepaald, die overeenkomt met de schatting. Iemand kan dus niet maar kopen in dit gebied, op hoop van speculatieve winst. Spr. heeft dit even willen zeggen, opdat ook algemeen bekend kan worden, dat de gemeente ter plaatse heus maar niet alles koopt wat daar te koop wordt aangeboden. Wan neer een terrein te duur gaat worden, zal het college stellig niet aarzelen om de raad voor te stellen zo nodig tot onteigening over te gaan. Dan heeft de heer Bootsma nog even het verschil geaccentueerd tussen de prijs der onbewoonbaar ver klaarde huizen en die der bewoonbare; de prijs der laatste zal soms een vijfvoud kunnen zijn van die der eerste. De gemeente kan nu eenmaal niet veel meer doen met onbewoonbaar verklaarde woningen, terwijl zij van de niet onbewoonbaar verklaarde, hoe dan ook, nog enig rendement kan trekken. Dat zou bij onteige ning een zeer reële factor zijn voor het bepalen van de schadeloosstelling. Spr. weet niet, of het in moreel op zicht helemaal te rechtvaardigen is, maar in de prac- tijk komt nu eenmaal een eigendom, dat nog rende ment oplevert, in geval van onteigening op een veel hogere prijs dan een onbewoonbaar verklaarde woning. Het is dus een feit, waar men rekening mee moet houden. Spr. gelooft niet, dat de gemeente onjuist zou han delen door deze aankoop toch te doen doorgaan en de lijn in het aankoopbeleid voort te zetten, zoals die tot nog toe is gevolgd. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. De heer Bootsma wil geacht worden te hebben tegen gestemd. Punten 4, 5 en 6 (bijlagen nos. 48, 52 en 54). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 7 (bijlage no. 51). Het trof de heer Beeksma bij het doornemen der rap- i I

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1956 | | pagina 2