2 3 Punt 3. De aanbeveling van het college van curatoren luidt als volgt: 1. ds. J. Hoogenkamp, alhier; 2. ds. A. Faber te Boxum. Benoemd wordt ds. Hoogenkamp, met 29 stemmen (ds. Faber 3 stemmen). De heren v. d. Brink en IJtsma vormden het stem bureau. Punten 4 en 5 (bijlagen nos. 103 en 104). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 6 (bijlage no. 102). De heer De Vries zegt, dat bij verschillende leden van zijn fractie toch wel ernstig bezwaar bestaat om deze grond in eigendom over te dragen. Zij hebben er geen bezwaar tegen, dat dit bedrijf hier gevestigd wordt. Maar enige leden van spr.'s fractie zouden toch wen sen, dat de mogelijkheid geschapen wordt om dit be drijf deze grond in erfpacht te geven. De motieven behoeft spr. waarschijnlijk niet te herhalen. Het stand punt van zijn fractie is vrij algemeen bekend. Hij wil er op wijzen, dat deze grond deel uitmaakt van het veemarktcomplex in de uitgebreide zin van het woord en gezien ook de mogelijke toekomstige ontwikkeling hiervan achten hij c.s. het afstaan van deze grond in eigendom wel zeer ongewenst. De heer Van der Schaaf (weth.) constateert, dat de heer De Vries aan zijn mededelingen verder geen con sequenties verbindt dan dat hij tegen het voorstel zal stemmen. En spr. neemt dus vooralsnog aan, dat het niet tot een stemming zal komen. Voor het geval toch stemming zal worden gevraagd, moet hij wel even het standpunt van het college mededelen. Dat is dit, dat de onderhandelingen over dit speciale terrein al voordat het meerderheidsstandpunt van de fractie van de P. v. d. A. bekend was, in een bepaald stadium waren. Al van het begin af aan is hier over verkoop gespro ken. Spr. weet niet, in hoeverre dit het standpunt van de heer De Vries c.s. nog kan beïnvloeden. Hij volstaat dus met daarvan mededeling te doen. Er is met deze vennootschap niet anders dan over koop gesproken, omdat voor erfpacht in de toenmalige omstandigheden geen reden was. Spr. zal niet trachten de woordvoerder van een aantal leden van de P. v. d. A. te bewegen het pas ingenomen standpunt te laten varen, zodat hij hiermede zou willen volstaan. Hij gelooft, dat de raad, gezien de door hem aangeduide omstandig heden, goed zal doen het voorstel van B. en W. te aan vaarden. De heer De Vries haast zich om ter geruststelling van de wethouder te verklaren, dat zijn woorden inder daad betekenden, dat hij c.s. tegen het voorstel van het college zijn, maar dat het wel in de bedoeling ligt hier stemming over te vragen. Zij hebben natuurlijk wel begrip voor het feit, dat, als de onderhandelingen steeds op basis van verkoop zijn gevoerd, het voor het college zeer moeilijk zal zijn, om hier n.a.v. de besprekingen, die zij aan het erfpachtsvraagstuk hebben gewijd, van mening te veranderen. Maar de raad is dat zal de wethouder met spr. eens zijn natuurlijk niet gebon den aan de onderhandelingen, die door het college zijn gevoerd. Spr. verzoekt stemming over het voorstel van B. en W. Het wordt aangenomen met 2210 stemmen, die van de heren Bootsma, Drentje, Hartstra, Spiekhout, Mani, mevr. Ringenaldus-van der Wal, mevrouw Boersma- Hemminga en de heren Van der Brink, IJtsma en De Vries. Punt 7 (bijlage no. 100). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 8 (bijlage no. 101). De hear Van der Meer soe in inkelde fraech stelle wolle. Der stiet yn it riedsbrief: „terwijl verwacht kan worden, dat het aantal leerlingen in de toekomst nog verder zal toenemen". Kin it kolleezje ek sizze, op groun hwerfan dat forwachte wurdt? Allinnich omdat it oantal ynwenners fan 'e stêd greater wurdt? Of is it, omdat oan dizze bern mear soarch bistege wurde sil? Of komt it spitigemöch troch de maetskip- like omstannichheden De hear J. K. Dijkstra (weth.) hat it tige maklik mei it antwurd op de fraech fan de hear Van der Meer. Op de twa Onderstellingen, dy't dizze oan syn fraech tafoege hat, seit spr. graech: „Ja". (Stemmen: Graag?) Spr. sil in neiere forklearring fan it wurdtsje „graech" jaen. It is foar in wethalder altyd tige noflik om in riedslid gelyk to jaen. En sa kin hy him ek foarstelle, dat in riedslid in wethalder graech ris ien of mear kearen gelyk jowt. De tanimming fan de bifolking is ien fan de fak- toaren, dy't meitsje, dat it oantal learlingen tanimt. In twadde is, dat mear soarch oan de bern bistege wurde sil, d.w.s., dat it ünderwiis mei hwat mear soarch en deskundichheit bart. De tredde Onderstelling lyk- wols, dy't de hear Van der Meer neamt, n.l. dat de maetskiplike omstannichheden wurkje soene yn de rjochting fan it tanimmen fan it oantal learlingen, bislacht in terrein, hwer't spr. him sünder mear stüdzje net op doart to bijaen. As de hear Van der Meer him biselskipje wol op dit paed, dan hopet spr., dat hja to- gearre dy gelegenheit ris fine. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 9 en 10 (bijlagen nos. 109 en 110). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 11 (bijlage no. 107). De hear Santema wol üt namme fan syn fraksje graech mei it ütstel fan B. en W. ynstimme, to mear ek, omdat der yn de léste tiid wol ris sprake fan west hat, foaral yn de bütendoarpen, dat de gemeente Ljou- wert de bilangen fan it plattelansdiel to min bihertiget. Nou is der yn ien fan de léste bigreatingsgearkomsten ek al praet oer dizze kwesje, mar doe is der noch net in died steld lyk as dizze. Ien fan de forneamste dingen, hwêr't it doarp troch funksionearje kin, is it doarps- hüs. En nou't de gelegenheit him foardocht om de stifting dêrfan to stypjen, wolle spr. c.s. har bisündere ynstimming mei dit ütstel bitsjügje. Hja hoopje ek, dat dit ütstel troch mear sokke folge wurde sil. De heer Fennema zegt, dat het zijn fractie zeer ver heugd heeft, dat B. en W. zich bereid hebben verklaard, het dorp Goutum in de gelegenheid te stellen een dorps huis te bouwen. Zij is dan ook van mening, dat een dergelijk dorpscentrum een zeer nuttige functie in een dorpsgemeenschap kan vervullen; zij heeft de overtui ging, dat het de eenheid van het dorpsleven zal be vorderen. Dit blijkt ook wel uit het bedrag van f 3125, dat door de inwoners van Goutum bijeen is gebracht. Het dorpshuis kan voor nuttig werk gebruikt worden, zowel voor de jeugd als voor de bejaarden. Dit voorstel van B. en W. is een bewijs, dat, wanneer de inwoners van de dorpen van de gemeente Leeuwarden gezamen lijk iets tot stand willen brengen, het gemeentebestuur gaarne zijn medewerking verleent. De hear Hartstra neamt dit gjin skokkend barren foar dizze gemeente, mar dochs wol hy him oanslute by de wurden fan blidens en tank, utere troch de foarige sprekkers. Hwant üt dit ütstel blykt ek, dat it noch wol hwat tafalt, as men seit, dat Ljouwert de doarpen de nekke omdraeit. As fiif soannen in oare heit krije, dan moat men hwat nei elkoar ta groeije en dan mei it net sa wêze, dat ien soan alles foar himsels freget, to mear net, as de earste heit de soannen in minder moaije erfenis neilitten hat en nou pleitet it net foar sa'n soan, as hy freget, dat alles yn ien eachopslach troch de twadde heit yn oarder brocht wurdt. Spr. c.s. hoopje, dat it gemeentebistjür ek yn 'e takomst each hawwe sil foar in soun doarpsmienskips- libben en dat it ek it kulturele libben op 'e doarpen stypje sil. De heer Tiekstra (weth.) dankt de raadsleden voor de waardering, die zij aan het adres van B. en W. voor hun medewerking hebben uitgesproken. Er kan ook gevoeglijk gesteld worden, dat deze is verleend, omdat hier duidelijk is gebleken, dat de dorpsgemeenschap zelf offers heeft willen brengen. Wanneer andere dor pen, „andere zonen van de tweede vader", ook bereid zijn zélf offers te brengen, dan, zo veronderstelt spr., zullen ook die een willig oor bij de vader vinden. De Voorzitter: Er zijn meer dan vijf. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 12 en 13 (bijlagen nos. 108 en 105). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 14 (bijlage no. 111). De heer IJtsma behoeft niet tc zeggen, dat het plan om tot de bouw van 47 houtrijke woningen over te gaan door zijn fractie van harte wordt toegejuicht. Ook be hoeft hij niet meer te zeggen, hoe het woningprobleem deze raad bezig houdt. Het houdt echter niet alleen de raad bezig, maar ook de bevolking van de stad en de ernstige vraag doet zich voor: Wat doet de gemeente raad om dit euvel te bestrijden; wat zal hier gebeuren? Het spreekt vanzelf, dat spr. c.s. niet tegen dit voor stel zijn. Hij zou alleen willen vragen: Moet men aan nemen, dat de bouw van deze 47 woningen eigenlijk een begin is om verder te gaan met de bouw van prefabricated woningen? Spr. weet niet, of het college bereid is daarover bepaalde mededelingen te doen. Hij c.s. zouden, als het mogelijk is, gaarne iets naders willen horen. Voor de twee woningen, die de heer Martens op het ogenblik bouwt, bestaat grote belang stelling. Spr. heeft gelezen, dat het gemeentebestuur van Bolsward ze heeft bezien en inmiddels heeft be sloten, om, naar hij meent, 50 van deze woningen te bouwen. Hij weet niet, hoe groot op het ogenblik over het algemeen de belangstelling voor deze woningen is. De vraag komt wel bij spr. op: Kan Leeuwarden, nu het een voorbeeld gegeven heeft met twee modelwo ningen en nu andere gemeenten al besloten hebben dit soort woningen te bouwen, ook moeilijkheden met deze bouw krijgen De fa. Martens had dus de gemeente Leeuwarden schijnbaar nodig voor deze proefwoningen en spr. zou het een sneu geval vinden, als Leeuwarden nu hierdoor niet het eerst aan bod zou kunnen komen. Schuilt dit gevaar er niet in? Verder zou spr. willen vragen: Is er met enige zeker heid iets te zeggen over het tijdstip, waarop deze wo ningen gereed zullen komen Heeft men ook een be paald boetesysteem toegepast bij het niet tijdig gereed komen of is het college eventueel bereid een premie te geven voor het eerder gereed komen van deze wonin gen? De heer Van der Schaaf (weth.) noemt de vragen van de heer IJtsma op zichzelf even begrijpelijk als logisch. Een bouwplan voor 47 woningen kan voor de ge meente Leeuwarden uiteraard maar een klein soelaas brengen in de zeer grote woningnood. Het is van het begin van de onderhandelingen van de gemeente met de heer Martens aldus gesteld, dat de bouw niet zou worden beperkt tot een 50-tal wonin gen, maar dat het enige malen zoveel zouden moeten worden. De prefabrication, die hier voor een deel wordt toegepast, brengt uiteraard mede, dat het gewenst is, dat men meer woningen gaat bouwen dan een 50-tal, en B. en W. hebben het voornemen om binnenkort nog maals met een dergelijk plan bij de raad te komen. Dat zal dan waarschijnlijk worden verwezenlijkt in de buurt van de Pieter Stuyvesantweg, ten oosten en ten westen daarvan, niet aan die weg zelf, in het pas ontsloten uitbreidingsgebied dus. Daarna zullen B. en W. nog trachten dit aantal wat op te voeren. Zij moeten zich natuurlijk ook hierbij weer een zekere grens stellen. Men moet niet een hele wijk van dit type woningen bouwen. Spr. kan dus in antwoord op de eerste vraag van de heer IJtsma zeggen, dat dit inderdaad een begin is op een weg, die B. en W. nog verder willen afleggen en dat er dus plannen bestaan om dit aansluitend op deze eerste 47 woningen te doen. B. en W. hopen, dat een deel van de wegaanleg in het uitbreidingsplan Greuns- weg in de nazomer zover gevorderd zal zijn, dat de bouw daar ter plaatse hierop kan aansluiten en dat daarna, eventueel na de winter, nog weer een vervolg daarop zal komen. De heer IJtsma vroeg verder: Kan het ook zo lopen, dat andere gemeenten met voordeel gaan strijken, dat eigenlijk de gemeente Leeuwarden toekomt? Hier zijn twee proefwoningen van dit type gebouwd en andere gemeenten hebben ijlings hun kans waargenomen; ze hebben ook met de heer Martens contact gezocht en gepubliceerd, dat ze van deze woningen gaan bouwen. Spr. kan wel zeggen, dat de omvang van de plannen, zoals B. en W. die met dit type woningen hebben, niet in gevaar wordt gebracht door de aktiviteit van andere gemeenten. De mensen, die dit werk moeten verrichten, zijn in de stad aanwezig en het is niet te verwachten, dat die bij bouwwerken in andere plaatsen zullen worden in gezet. Spr. herhaalt, dat hij geen vrees heeft dit kan hij vrij positief zeggen dat de aktiviteit van andere gemeenten t.a.v. dit woningtype de belangen van de gemeente Leeuwarden in het gedrang zal bren gen. Wanneer kunnen deze woningen gereed komen? zo vraagt de heer IJtsma ten slotte. De gedachte is, dat dit binnen 4 a 5 maanden het geval zal zijn, maar als de heer IJtsma vraagt: wordt er ook door middel van het opleggen van boete of het uitloven van een premie gewerkt in de richting van versnelling van de bouw, dan antwoordt spr. daarop: neen. Dat is in dit geval eigenlijk ook niet nodig. Het plan voor een kleine 50 van dit type woningen heeft n.l. de aandacht van de afdeling Houtrijke Woningen van het Ministerie van Wederopbouw. Om nu te slagen en zo gunstig mogelijk aan de markt te komen, is het nodig, dat de aannemer deze woningen in een kort tijdsbestek realiseert. Hij moet n.l. aantonen, dat deze woningbouw in belang rijke mate arbeidsbesparend is en wanneer hij een zekere graad in die arbeidsbesparing bereiken kan, kan dit systeem misschien als een erkend bouwsysteem in de Staatscourant worden gepubliceerd, waarmee hij dan dus een belangrijke stap voorwaarts heeft gedaan. Het belang van de aannemer is hier dus evenzeer als dat van de gemeente gericht op en gebaat met een snelle realisering. Daarom komt het B. en W. niet nodig voor met boete te dreigen. Ook vraagt spr. zich af, of de contractant dit zou willen accepteren. Een premie uit te loven lijkt spr., gezien het belang, dat de aannemer bij een snelle realisering heeft, ook over bodig. Wij achtten het, aldus de heer Rutkens, in eerste instantie niet noodzakelijk iets over dit voorstel te zeggen. Wij zijn er n.l. voor, maar n.a.v. de beantwoor ding van de wethouder menen wij toch nog enkele op merkingen te moeten maken. Wij zijn het eens met het standpunt van B. en W„ dat het er voor Leeuwar den op aan komt om zo snel mogelijk het beschikbare bouwvolume te realiseren. Uit het voorstel van B. en W. en ook uit de beantwoording door de wethouder blijkt, dat B. en W. van mening zijn, dat zo spoedig mogelijk nadat de thans voorgestelde woningen zijn uitgevoerd, met een nieuw contingent van ditzelfde type moet worden begonnen. De wethouder zegt, dat de arbeiders voor zulk een plan in de stad aanwezig zijn, maar wij weten, dat bij de behandeling van de begroting niet alleen de bouw van deze houtrijke woningen aan de orde was, maar dat daarnaast overwogen werd om ook andere systemen dan deze in Leeuwarden toe te passen. Wij zijn juist in verband met de enorme schaar ste aan woningen in Leeuwarden van mening, dat alle beschikbare krachten ingeschakeld moeten worden om het beschikbare bouwvolume zo snel mogelijk te reali-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1956 | | pagina 2