3
M J
.v, ^v-
Punten 4, 5 en 6 (bijl. nos. 213, 218 en 214).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 7 (bijl. no. 215).
De heer Bootsma zegt, dat het voorstel tot wijziging
van het uitbreidingsplan ten behoeve van de bebou
wing van het Harlingerplein in het algemeen gesproken
zijn instemming kan verwerven. Er is echter een klein
onderdeel, waarover hij toch nog graag een vraag zou
willen stellen. Bij de bestudering van de tekening is
het hem opgevallen, dat de zijgevelrooilijnen niet zijn
vastgelegd. Nu veronderstelt spr., dat dit al is gebeurd
bij het oude plan en dat men die rooilijnen dus onge
wijzigd zal willen laten. Vooral echter bij de Bildtse-
straat valt het sterk op, dat de zijgevels beduidend uit
de rooilijn van de aansluitende straten naar voren
springen. Dat moet toch minder wenselijk geacht wor
den. Misschien wèl wenselijk uit een oogpunt van een
goede bebouwing van het Harlingerplein; anders zou
daar in verhouding tot de breedte van de bouwblokken
een te brede straat ontstaan. Spr. kan zich indenken,
dat dit minder aantrekkelijk gevonden wordt, maal
ais men het oog vestigt op de aansluitende straten -
spr. noemt de Bildtsestraat, maar het geldt ook voor
de tegenoverliggende straat en de Harlingerstraat-
weg dan zal de situatie z.i. niet alleen minder fraai,
maar ook minder gunstig worden, voor het geval nood
zaak tot verbreding van de straten zal ontstaan. Dan
zit men daar met een vrij hinderlijke bebouwing.
Het oude plan is van 17 december 1952. Dat is door
de raad vastgesteld, maar niet door de raad in de
samenstelling van dit ogenblik. En daarin meent spr.
de vrijheid te mogen vinden voor zijn opmerking.
Als de heer Van der Schaaf (weth.) het goed heeft
begrepen, heeft de vraag van de heer Bootsma vooral
betrekking op de hoek Harlingerplein-Bildtsestraat en
spreekt wat hij daar op tegen heeft het sterkst aan de
westzijde. Er zijn 7 andere punten, maar bij de Pot
gieterstraat springt de zijgevel slechts weinig vooruit,
als men de rooilijn recht doortrekt. Ook aan de noord
zijde ziet men hetzelfde verschijnsel, zij het in gerin
gere mate. En ook doet het zich voor op de hoek van
de Leeuwrikstraat.
De opzet van het plan is echter om het Harlinger
plein zijn vorm te geven. En dat vraagt uiteraard, dat
een zekere symmetrie wordt toegepast. De vormgeving
van het plein staat dus meer op de voorgrond dan de
aansluiting van de blokken op de reeds bestaande
straten. En spr. meent, dat deze opzet juist is.
Wanneer dus een denkbeeldige toeschouwer op het
midden van het plein staat, dan ziet deze een goed
geheel en ook degene, die zich als deelnemer aan het
verkeer om het plein heen begeeft, zal een goed geheel
te zien krijgen. En dat is uiteraard belangrijker dan
het feit, dat een zijgevelrooilijn t.o.v. de bestaande rooi
lijnen van de desbetreffende straten in zekere mate
vooruitspringt. Als men de rooilijnen der zijgevels had
geplaatst in of in sterke mate had aangepast aan het
verlengde van de bestaande bebouwing, dan was er
stellig een onbevredigend geheel uit de bus gekomen.
Nu meent de heer Bootsma, dat de thans voorgestelde
oplossing minder fraai is, maar wanneer men deze
bekijkt vanuit de binnenkant van het plein, dan
gelooft spr., dat ze de voorkeur verdient boven
die, welke hij heeft bestreden, al wil hij niet
zeggen, dat die volledig het standpunt van de
heer Bootsma vertegenwoordigt. Wanneer er een
verbreding van de straten zou moeten worden toege
past, dan zou men daar last kunnen krijgen met de
bebouwing, zegt de heer Bootsma. Nu is het uiteraard
zo, dat men, als men een uitbreidingsplan maakt, in
derdaad ook zover vooruitziet als men kan. Er is dus
van uitgegaan, dat de straten, zoals ze hier ontworpen
zijn, voor afzienbare tijd zeker geen verbreding be
hoeven. Maar ook al zou deze nog eens moeten plaats
hebben, dan zou nog niet alle muziek er uit zijn. Boven
dien, een eventuele verbreding zou echter niet alleen
betrekking hebben op de nu te stichten gebouwen, maar
ook anders zou ze geen zin hebben op de be
staande bebouwing in de straten, die op het plein uit
monden. Spr. meent dan ook, dat het voorgestelde plan
juist is.
Nu heeft de heer Bootsma nog het volgende ge
vraagd: Waarom zijn deze zijgevelrooilijnen niet vast
gesteld? (De heer Bootsma: Waarom zijn ze niet op
dit wijzigingsplan vastgesteld?) Spr. begrijpt de vraag
eigenlijk niet. Zoals het in de stukken staat, wordt
het gelezen als „vaststelling zijgevelrooilijnen".
De heer Bootsma: Er staan geen maten; er staat:
„tegels", „harde weg" of „brede weg".
De heer Van der Schaaf (weth.) zegt, dat de maten
toch uit de tekening zijn af te leiden. De voorgevel
rooilijnen kunnen worden afgelezen en door deze af
metingen verhoudingsgewijze aan te houden, komt men
tot een zekere afpaling. Spr. gelooft toch wel, dat de
lijnen, die op deze tekening staan, dienen te worden
gelezen als rooilijnen, waarbinnen gebouwd moet wor
den en die niet mogen worden overschreden. En dan
geven ook nog de burgemeester fluistert spr. dit
in de profielen, die op deze kaart staan, een aan
wijzing. (De heer Bootsma: Niet voor de zijgevels.)
Spr. meent bij nader inzien ook, dat de heer Bootsma
er wel eens gelijk aan kon hebben, dat uit de profielen
van de zijgevels geen afmetingen zijn af te lezen. Maar
toch meent hij, dat uit de tekening wel is af te leiden,
dat de aangegeven lijnen niet mogen worden over
schreden, gezien de maten, die er in staan, en de ver
houdingen, die in acht genomen worden. Nu doet zich
het verschijnsel wel eens voor, dat men bij dergelijke
rooilijnen een zekere marge zo'n 10 a 15 cm
openhoudt, die op het terrein verdwijnt. Dat zou hier
ook wel kunnen voorkomen.
Spr. is echter van mening, dat deze tekening wel
voldoende vastlegt, hoe de bebouwing moet zijn, in elk
geval toch aangeeft de lijnen, die niet mogen worden
overschreden. Daarmee is ook het gevaar, dat men wat
men nu zou gaan bouwen straks zou moeten afbreken,
wel heel klem en eigenlijk denkbeeldig geworden.
De heer Bootsma is door het betoog van de wet
houder helemaal niet overtuigd, vooral niet t.a.v. het
aflezen van de tekening zonder maten. Spr. meent, dat
het een wankel standpunt is, want op een schaal van
1 op 1000 is het een koud kunstje een meter meer of
minder te meten. Dat is een kwestie van schatten.
Wanneer er een twistpunt zou ontstaan, zou deze teke
ning geen rechtsgeldigheid bezitten. Hij wil echter aan
nemen, dat de zijgevelrooilijnen wel in het oude plan
zullen zijn vastgesteld (dat dus eigenlijk ongewijzigd
is), want de desbetreffende afstanden blijken noch uit
de maatvoering noch uit het dwarsprofiel.
Wat de rest van het betoog van de wethouder be
treft, wil spr. opmerken, dat het recht doortrekken van
de lijn in de Potgieterstraat zeker niet juist is. Deze
straat zelf buigt n.l. af. Wanneer het profiel dus gelijk
zou blijven, zou ook de zijgevelrooilijn mee moeten
buigen.
Spr. kan zich indenken, dat, zuiver gezien vanaf het
plein, de pleinwanden inderdaad mooier zullen zijn dan
wanneer de gaten groter zouden worden, maar dit is
niet bedoeld als een plein waarop een beschouwer in
het midden gaat staan. Het is in de eerste plaats be
doeld als verkeersplein. Daarom meent spr. ook, dat
het bedenking kan ontmoeten om de uitmondingen van
de straten nauwer te maken dan de aangrenzende
straatgedeelten, die reeds aangelegd zijn of aangelegd
zullen worden. Nu is voor de hoofdverkeersbaan de
breedte vrijwel aangehouden. Spr. meent echter, dat de
Bildtsestraat ook een vrij behoorlijke functie heeft en
vermoedelijk ook wel zal houden. Nu kan men wel
zeggen: die straat is op het ogenblik behoorlijk ruim
van profiel en daarmee kan spr. het ook wel eens zijn.
Ook bij de overige bebouwingen echter zal een ver
ruiming nodig kunnen zijn. Dat schatten voor de toe
komst heel moeilijk is, weet men ook, als men naar
Huizum ziet.
Uit een oogpunt van pleinaankleding kan spr. met
het voorgestelde wel akkoord gaan, maar wat de ver
keerssituatie betreft, meent hij, dat de vooruitspringende
zijgevelrooilijn minder prettig is. Spr. wil niet zeggen,
dat dit op den duur onoverkomelijk is, maar het ont
l,*'Wv J X. nA f x. Tlr
moet toch wel enig bezwaar. Kan de wethouder toe
zeggen een overbouwing en verder gewone bouw voor
die straten te projecteren? Dit is zeker mogelijk en
het zou er misschien prettiger op worden. Spr. voelt
wel, waar de schoen wringt. Als men de geprojecteer
de bouwblokken niet laat uitspringen, zouden ze wat
smal worden in verhouding tot de hoogte.
Dan heeft de wethouder gezegd, dat de straatingan
gen voor afzienbare tijd geen verbreding zullen be
hoeven. Nu meent spr., dat dit zeer moeilijk te schat
ten valt.
Verder heeft de wethouder er op gezinspeeld, dat de
marge ruim genoeg is. En dat is inderdaad zo, maar
op één punt kan het knellen en daar het hier gaat om
bouwblokken met 7 woonlagen, zou dat knellen wel
erg bezwaarlijk kunnen zijn. Als de wethouder dus
zegt, dat de maten nog niet geheel vast staan, althans
voor schommeling vatbaar zijn, dan zou spr. hem toch
gaarne in overweging willen geven de schommeling,
die in het plan zit, liefst zo ruim mogelijk en bepaald
niet krap aan te houden.
De hear Santema konstatearret, dat dit ütstel fan
B. en W. ek de oanklaeijing fan it Hamzerplein bitreft
en sa't it nou ütsteld wurdt mei de heechbou, sil it
sünder mis op 'en dür in pracht entrée wurde foar
Ljouwert. Mar nou wol spr. in fraech stelle oer it plein
seis. De rie hat der wol ris faker oer praet en spr.
mient, dat de wethalder doe sein hat, dat B. en W.
graech ynitiativen fan de boargerij forwachtsje, net
hwat de oanklaeijing fan it plein oanbilanget yn 'e sin
fan 'e gevelfoarming rounom, mar yn 'e sin fan foarm-
jowing oan datjinge hwat komme sil op it griene plak,
hwer't it forkear om hinne sirkelet. Nou't der aensens
in plein komt, dat fan hege gevels omliste wurde sil,
sil dat wer oare easken stelle oan de oanklaeijing fan
it midden fan it plein. Spr. soe wol graech witte wolle,
oft der wol ris ynitiativen fan de boargerij by B. en W.
ynkomd binne of dat soks noch net bard is. Kin it
miskien ek oanmoedige wurde troch mear bikendheit
oan de bidoelingen mei dit plein to jaen? By it bi-
studearjen fan 'e riedsstikken moete spr. in kollega-
riedslid, dat him sa utere: Hwat hie ik graech wollen,
dat by dit bilangrike ütstel in maquette wie, sadat men
it gehiel better oersjen koe. Mei in maquette dan
ütstald op in plak, hwer't folie minsken lans komme
soe men neffens spr. ek de boargerij mear animearje
kinne.
De heer Van der Schaaf (weth.) wil graag toezeg
gen, dat B. en W. zullen nagaan, of inderdaad de
maten, wat de zijgevelrooilijnen betreft, op een wijze,
zoals de heer Bootsma dat graag wil, in het oude plan
vastliggen. Wanneer zou blijken, dat dit niet het ge
val is, dan zou misschien de beste oplossing zijn om
aan de vraag tegemoet te komen, dat de raad alsnog
goed zal vinden, dat de maten, zo mogelijk, dan nog
ergens worden vastgelegd. In ieder geval zou dan de
beste oplossing gezocht kunnen worden.
Nu stelt de heer Bootsma nog een ander punt aan
de orde, n.l. of het ook mogelijk of gewenst is om op
bepaalde punten een overbouwing toe te passen. Spr.
begrijpt, dat het diens bedoeling is, de grond ten
dienste van het verkeer onbebouwd te laten blijven en
toch het aanzien van het plein door behoud van sym
metrische blokken niet te schaden. Het komt spr. voor,
dat dit voor de bouwer minder aantrekkelijk zal zijn.
Wat de heer Bootsma er echter mee beoogd heeft, n.l.
dat men later gemakkelijker tot verbreding kan komen,
wordt ook maar gedeeltelijk verwerkelijkt. De bedoe
ling zal dan waarschijnlijk zijn, dat de trottoirs buiten
de rooilijn verschoven zullen worden onder de over
bouwing, terwijl dan nog enige ruimte voor het auto
verkeer zal kunnen overblijven. Het is te overwegen,
maar spr. meent, dat het wel zeker is, dat in de plan
nen, die in voorbereiding zijn en waarvoor reeds mede
werking is toegezegd, niets meer zal kunnen worden
opgenomen, zodat het dus de vraag is, of vanwege de
symmetrie niet moet worden vastgehouden aan een
geheel, zoals B. en W. zich dat nu hebben gedacht. Bij
de Potgieterstraat is dat zeker al niet meer mogelijk,
omdat, daar, met toepassing van art. 20 der Weder-
opbouwwet en het besluit, dat door Ged. Staten in het
laatst van augustus is goedgekeurd, al medewerking
is verleend aan de bouw op de wijze, die overeenkomt
met het uitbreidingsplan. Dat is dus een legale wijze
van doen, die door genoemd wetsartikel wordt geopend.
Doordat het echter bij de Potgieterstraat niet meer
mogelijk is, worden de mogelijkheid en wenselijkheid
het op andere punten te doen iets verkleind. Intussen
moet men ook in belangrijke mate rekening houden
met de economische mogelijkheden van een dergelijke
bouw. Wanneer die zou afstuiten op een wens van het
gemeentebestuur om overbouwing toe te passen, dan
gelooft spr., dat het gemeentebestuur te ver zou gaan.
Hoewel de gedachte dus op zichzelf zeker niet ver
werpelijk is, gelooft spr., dat er in dit geval niet veel
van terecht zal komen en dat het ook niet op de weg
van het gemeentebestuur ligt om de blokken, die na
de reeds vèrgevorderde voorbereiding in aanbouw zullen
komen, nog in de aangegeven zin te wijzigen.
Oan it adres fan de hear Santema it folgjende. Der
is yndertiid -- spr. mient yn ien of oar stik oanbilang-
jende de bigreating fan B. en W. it idé lansearre,
dat de gemeente wol graech ynitiativen üt 'e boargerij
oangeande dit plein yn bitinken nimme sil. Men kin dat
twaliddich opfetsje; men kin fan tinken hawwe, dat der
idéen nei foaren brocht wurde oangeande it plein, mar
ek dat der ynitiativen komme mei finansiéle eftergroun,
dus dat der jild ynsammele wurdt om op dit plein in
bipaeld monumint op to rjochtsjen. Sawol foar it iene
as foar it oare stiet it gemeentebistjür iepen. Der hat
al ris earder in suggesty west om op dit plein hwat
op to rjochtsjen, n.l. in motel, mar dat is in idé, hwer't
sa folie oan fêstsit en dat sokke yngripende for-
oaringen, ek hwat it niveau fan it plein oangiet, mei-
bringt, dat dat eigentlik in bytsje irreëel is. Fierders
is der ris in suggesty ynkomd oangeande de biplan-
ting, mar ynitiativen, dy't de gemeente ek finansieel
tomjitte komme sille, hawwe der oan't nou ta net west.
Der is noch foar in oantal jierren de mooglikheit iepen,
dat üt de boargerij in ynitiatyf nommen wurde kin en
leafst ek mei finansiéle eftergroun. Dat sil wis de bi-
langstelling fan it gemeentebistjür krije, dy't it for-
tsjinnet. Op't heden is der lykwols net mear ütkomd as
dat spr. meidield hat en men sil dus noch efkes wachtsje
moatte. Spr. sjocht nammentlik ek yn de earste jierren
noch net de tiid kommen, dat it gemeentebistjür de
middels hat om hjir in monumintael byld op to rjoch
tsjen. Dat lit de gemeentebigreating op 't heden net ta.
It muoit spr., dat hy der net mear fan sizze kin.
De hear Santema hat ek noch frege: is it mooglik in
maquette fan it plan to meitsjen? Nou kin men fan
alles wol in maquette meitsje, mar dat is fakentiids
mear fantasije as in wjergea fan 'e wurklikheit. Yn dit
gefal hawwe B. en W. it net nedich achte, omdat men
jin fan in plein mei sa'n hege bou oan alle kanten,
nei't it spr. taliket, maklik in foarstelling meitsje
kin. Spr. leaut ek net, dat it nou noch folie sin hat in
maquette to meitsjen, omdat, sa't it him nou oansjen
lit, de bou aensens losgean sil.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 8, 9 en 10 (bijl. nos. 212, 217 en 222).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 11 (bijl. no. 221).
Wij kunnen ons, aldus de heer Rutkens, niet ver
enigen met het voorstel van B. en W. tot verhoging
van de gastarieven, omdat de groep verbruikers, die
onder de verhoging valt, bestaat uit loontrekkenden en
kleine middenstanders. De industriëlen zullen er nage
noeg niet bij betrokken worden. Alleen al op grond
van het feit, dat op de kleinste verbruikers zelfs de
hoogste verhoging wordt toegepast en dezen geen com
pensatie krijgen in de vorm van verhoging van loon of
andere inkomsten, zouden wij tegen deze verhoging zijn.
Nu wordt echter ook nog in het voorstel te kennen
gegeven, dat deze verhoging niet alleen zal plaats heb
ben om een eventueel tekort van het gemeentelijk gas
bedrijf over 1956 te kunnen dekken, maar tevens zou
moeten dienen om dit bedrijf in de gelegenheid te stel-