4 5 len een gegarandeerde winstuitkering aan de gemeente te verstrekken. (Dit om het algemeen verzorgingspeil in Leeuwarden mede te kunnen waarborgen, dus om het tekort van de gemeentebegroting te kunnen op vullen.) Wij zijn van mening, dat het treffen van deze maatregel tot verhoging van de gastarieven met als voornaamste opzet het garanderen van een winstuit kering op basis van het tekort van de begroting een onjuiste politiek is. Bovendien blijkt uit de raadsbrief, dat deze politiek wordt opgedrongen door de Neder landse regering. Men kan dit er althans duidelijk uit proeven. Als begrotingstekorten veroorzaken, dat het verzorgingspeil van Leeuwarden niet op voldoende hoogte gehouden kan worden, dan mag men daarvoor niet de verbruikers van het door de gasfabriek ge leverde gas verantwoordelijk stellen, i.e. dus ingezetenen van de gemeente. Want voor het dekken van een be grotingstekort is in de eerste plaats de Nederlandse regering verantwoordelijk. Deze heeft echter tot nog toe de kunst verstaan om een economie te voeren, die hierop neerkomt, dat men de laatste cent van de be lastingbetalers, dus ook van de Leeuwarder bevolking, voor een groot deel gebruikt voor aanschaffing van neerbuitelende straaljagers en ander oorlogsmaterieel. Deze politiek is nadelig en economisch niet verant woord voor de goede gang van zaken in ons land en uit dit voorstel blijkt, dat dit ook voor de gemeente Leeuwarden het geval is. Wij zijn daarom van mening, dat het college er beter aan had gedaan niet aan het verlangen van de regering om het eigen inkomstengebied eerst nog eens dieper af te tasten, te voldoen. De belastingpenningen stromen immers toch al in groten getale naar de rijkskas. Wan neer men een andere politiek had gevolgd, een politiek in overeenstemming met de huidige internationale si tuatie, dan had hier geen sprake behoeven te zijn van een zo grote verhoging ineens van de gastarieven, als thans het geval is. Men had dan kunnen volstaan met een verhoging, die tegemoetgekomen was aan de even tuele tekorten van het gasbedrijf zelf. Wij zijn daarom tegen dit voorstel. De hear Van der Meer seit, dat der dingen binne, dy't men jier yn jier üt akseptearje kin, mar op in bi- paeld momint fait jin hwat op. Sa is it spr. dizze kear yn 'e kommisje ek gien mei de winstütkearing, dy't ien fan 'e faktoaren is, dy't priisforheging nedich meitsje. Hy is fan bitinken, dat in bidriuw wol hwat romte hawwe moat. Dat dus yn dizze kalkulaesje rekkene wurdt mei in oerskot fan in ton, fynt hy forantwurde, hwant der kinne wol sokke üngunstige faktoaren op- komme, dat der fan dy ton hast neat mear oerbliuwt. Spr. wie ien fan dy leden, dy't him it rjocht foar- bihalden hat, oer dy ütkearing fan winst byneeds noch ris to praten. Men kin freegje: is it binlik, dat de gas- forbrükers ek noch meidwaen moatte om de algemiene tsjinst oan ynkomsten to helpen? Tinkt men dêrop troch en seit men: „Né, dat is net binlik", dan moat men de saek ek ris omdraeije en sizze: „Nou goed, mar dan is it ek net binlik, dat de gemeente byg. f 25.000, subsydzje jowt foar de stêdsautobustsjinst". Dan soene de minsken, dy't dêr mei ride, dy kosten ek hielendal seis bitelje moatte en sa kin men dan wol trochgean. Spr. is by it tinken oer dit Onderwerp ta dizze kon- klüzje kommen: Salang de priis, dy't men hjir yn Ljouwert foar it gas bitellet, binlik is yn forhalding ta oare forgelykbere gemeenten, dan kin it der wol op troch. Yn elts gefal is spr. der dus yn it minst net op tsjin, dat de „speling" fan in ton yn 'e kalkulaesje sit. Hy is lykwols wol bilangstellend nei de motivearring troch de wethalder fan dizze winstütkearing oan de gemeente. De heer W. M. de Jong zegt, dat hij c.s. zich kunnen voorstellen, dat het college met enige zorg de gang- van zaken bij de gasfabriek heeft gevolgd en dat het met dit voorstel is gekomen, kunnen zij zich wel heel goed voorstellen. Er moet inderdaad wat gebeuren. Voor zover betreft de factor van het incalculeren van de kosten in de tarieven, is op het voorstel heel weinig aan te merken. Het is door het college ook bijzonder goed toegelicht en dat menen spr. c.s. toch wel even te moeten aanstippen. Niettemin treft het wel ongeluk kig, dat in een tijd, waarin ieder, voor zover hij er mee te maken heeft, er naar streeft zoveel mogelijk de prij- zenstabiliteit te betrachten, het gemeentebestuur moet komen met een relatief vrij ingrijpende verhoging van tarieven. In de particuliere bedrijven mag de 6 loons verhoging niet in de prijzen worden doorberekend. En het is toch wel enigszins opmerkelijk, dat de gemeente dit nu zonder blikken of blozen wel doet. Het kan ook bijna niet anders, want men zou vreemde consequenties op de afdeling Elektriciteit krijgen, hoewel het t.a.v. de elektriciteit misschien weer anders zou moeten dan bij het gas. Al met al zijn dit wel dingen, waar men even bij stil moet staan. Hier wordt nu niet bepaald gewerkt in de richting, die feitelijk de juiste is. Gezien echter het weg vallen van de winst, is er geen uitweg en daarom moet het dan wel zo. De zaak ligt enigszins anders voor het besef van spr. c.s. wat betreft de hier ook al eerder besproken factor van de winstuitkering aan de gemeentekas. Spr. c.s. zijn er niet op tegen, dat een gemeentelijk bedrijf enige winst maakt. Dat mag echter h.i. niet voorop staan. En zij vinden het eerlijk bedenkelijk, dat dit toch in de raadsbrief min of meer zo naar voren gebracht wordt. Zij geven toe, dat men hier tot nog toe zeer matige uitkeringen van de Gasfabriek aan de algemene dienst heeft gehad, maar dit mogen zij toch wel zien als het ideaal. Wanneer men spreekt over het voorzienings- peil, dan komt ook spr., evenals de heer Van der Meer, tot eigenaardige vergelijkingen. Als men dit peil zou willen handhaven, dan zou men ook tot het volgende kunnen komen. Men zou bijv. een speeltuinvereniging met 500 leden, die men een subsidie van f 500,geeft en zoiets zou spaak dreigen te lopen wegens gebrek aan gemeentelijke middelen toch met dit bedrag kunnen blijven subsidiëren, maar daarvoor de gasver- bruikers iets meer voor het gas laten betalen. Zo komt men toch tot de gedachte, dat er ergens iets niet goed zit. Om concreet te zeggen wat eigenlijk abstract is: Het gaat hier als het ware om een bijdrage aan de algemene dienst, die los staat van de draagkracht en die toch besteed moet worden voor het algemeen voor- zieningspeil, kortom voor de gehele huishouding van de gemeente. Het zou toch eigenlijk anders moeten en de raadsleden zouden het ook wel allemaal anders willen. De praktijkvorming bij de afdeling Elektriciteit be wijst, dat een winstuitkering van f 275.000,in de ge meentekas wordt gestort. Bij de Gasfabriek is het altijd kalmer aan gedaan. Nu is het bepaald niet zo, als mis schien oppervlakkige lezing van de raadsbrief zou kun nen doen denken, dat men zo langzamerhand reeds op een, naar het oordeel van B. en W„ behoorlijk peil was aangeland. Spr. vindt het niet het sterkste punt van de toelichting, dat slechts gewezen wordt op het jaar 1954, toen de winstuitkering van de gasfabriek f 141.000,was. Hier had eigenlijk bij moeten staan, dat dit een bijzonder jaar, een topjaar, is geweest, ge heel en al onvoorzien en uit de toon vallend. Spr. meent, dat het grote overschot is ontstaan doordat aan meter- huur wat veel is verdiend. De nieuwe huren zijn reeds toegepast, toen de vervanging van de oude meters nog niet had plaats gehad. De nieuw aangeschafte meters zijn n.l. een tijdlang blijven liggen. Daarom vindt spr. het niet passend, dat de raadsbrief alleen wijst op 1954. In 1950 was de winstuitkering begroot op f 13.000, ze werd f 27.000,De begroting voor 1953 was f 25.000,ze werd f 89.000,Voor 1954 is begroot f 41.000,en dit werd f 141.000,maar dit was per exceptie. Men ging daarna weer rustig door met het begroten van f 45.000,en f 40.000, Er is een kleine troost, dat de f 100.000,die spr. c.s. in de huidige omstandigheden wat zwaar op de maag ligt en hen ook principieel niet erg goed aan spreekt, een beetje gereduceerd wordt door het eind resultaat van dit voorstel. Het bedrag loopt uiteinde lijk terug tot f 72.000,Dan ziet spr. een begin van een mogelijkheid tot overbrugging, want dan is het verschil met de f 40.000,die hij zo'n beetje als richt lijn ziet, niet zo heel erg groot meer. Spr. c.s. hebben niet willen nalaten er op te wijzen, dat deze zaak principieel als hij dat woord mag gebruiken niet goed zit. Zij zouden beslist niet graag verder deze kant opgaan, al zou het alleen maar uit principiële overweging zijn. De situatie echter is nu eenmaal zo en ook omdat de verhoging ten slotte eigen lijk maar een fractie van een cent uitmaakt, willen zij, evenals de heer Van der Meer, wel met dit voorstel meegaan. Zij hebben begrip voor de moeilijkheden, maar hebben toch ook enkele bedenkingen willen opperen. De heer De Vries zegt, dat het altijd een pijnlijke zaak is, als de prijs van een dagelijks verbruiksgoed, zoals ook gas is, verhoogd moet worden. En hij ge looft niet, dat er ook maar één lid van de raad is, die dit voorstel zonder meer toejuichen zal. Ook spr.'s fractie heeft begrip voor de noodzaak en met name voor het argument van de gestegen kosten. Wat betreft de geplande winstuitkering per jaar van f 100.000,stelt zijn fractie zich op het standpunt, dat liet voor een overheidsbedrijf normaal en misschien ook wel gewenst is om een redelijke winst te maken. En spr. vindt, gezien de omvang van het bedrijf, een winst van f 100.000,-zeer redelijk; 0,6 cent winst per m3 gas acht hij bepaald niet aan de hoge kant. Hier komt bij, dat de gemeente Leeuwarden met de geprojecteerde winstuitkering aan de algemene dienst, in verhouding tot de met haar vergelijkbare gemeenten, behoort tot de gemeenten met de laagste uitkeringen. En wat betreft de prijzen, die op basis van de nieuwe kostenprognose in rekening zullen worden gebracht, behoort Leeuwar den nog tot de allerlaagste in Nederland, wat een reden te meer mag zijn om, zij het met een bezwaard hart, met deze prijsverhoging akkoord te gaan. De woordvoerder van de a.r. partij heeft een prin cipieel punt naar voren gebracht, maar het is spr. niet geheel en al duidelijk geworden, of hij principiële be zwaren heeft tegen het feit, dat er winst gemaakt wordt, dan wel tegen het feit, dat deze winst niet aan het bedrijf, maar aan de gemeentekas ten goede komt. Het standpunt van spr. c.s. is, dat het zuiver een kwes tie van praktische politiek is. Investering in het bedrijf behoort uit de winstreserves te worden gefinancierd, maar het kan ook wenselijk zijn, winst aan de alge mene dienst ten goede te doen komen. Spr. wil niet ingaan op de woorden, door de heer Rutkens aan dit voorstel gewijd. Hij zou hem alleen in overweging willen geven het zeer interessante experi ment van een staat met louter overheidsbedrijven, alle zonder winst, te doordenken. De heer Van der Veen noemt het probleem, waar voor men hier geplaatst is, niet nieuw. Ieder jaar komt weer de vraag naar voren: moet de winst van de open bare nutsbedrijven in de overheidskas vloeien? Spr. c.s. zien gaarne, dat die bedrijven winst maken. Zij zijn van mening, dat een goed geleid overheidsbedrijf winst be hoort te maken en dat die winst in de algemene kas mag vloeien. Spr. gelooft, dat van het onderhavige be drijf verondersteld mag worden, dat het een goed ge leid bedrijf is. Wat B. en W. pogen te bereiken is, ge zien de verhoudingen, redelijk en op zichzelf goed te noemen. Men ontkomt niet aan prijsverhoging, al is het altijd vervelend. Wel wil spr. er op wijzen, dat deze prijsverhoging heel slecht past in de politiek van mi nister Zijlstra i.z. de prijsstabilisatie. Spr. meent echter, dat niet blijkt, dat de prijspolitiek van de gemeente op dit ogenblik fout is. De prijzen, die tot nog toe aangehouden zijn, zijn gunstig geweest en daar moet men blij mee zijn. Dit voorstel zal aan genomen moeten worden, al spijt het spr., dat deze prijsverhoging nodig is. De heer Kamstra is het eens met de verschillende sprekers, die het wat een vreemde figuur vonden, dat een van de redenen voor deze prijsverhoging is de ge meentelijke inkomsten op peil te houden. Hij c.s. staan ook op het standpunt, dat een monopoliebedrijf eigen lijk geen winst behoort te maken, d.w.z. geen onrede lijke winst. Maar nu is de vraag juist: wat is redelijke en wat is onredelijke winst Spr. meent, dat het bedrag, waarvan hier sprake is, moeilijk een onredelijke winst genoemd kan worden. En men moet er ook rekening mee houden, dat de bijdrage uit het gemeentefonds, die ook van het genoegzaam opvoeren van de gemeentelijke inkomsten afhankelijk wordt gesteld, niet voor de ge meente verloren moet gaan. Spr. meent, dat het staatje, dat weergeeft, hoe het staat met de gasprijzen in met Leeuwarden vergelijk bare gemeenten, een zeer gunstig beeld voor Leeuwar den geeft. Slechts in twee grote gemeenten is de gas- prijs lager dan hier. Men heeft echter vandaag in de krant kunnen lezen, dat de tarieven van de nutsbedrij ven en dus ook de energiebedrijven - van Amster dam zullen worden verhoogd en niet in onbelangrijke mate. Wanneer men zo een en ander in aanmerking neemt, is er, zo gelooft spr., toch wel alle reden voor de raad om met dit voorstel mee te gaan. De heer Tiekstra (weth.vraagt de raad hem te willen toestaan, dat hij bij de motivering van dit voor stel in de praktische sfeer blijft en zich dus niet gaat vermeien op het terrein van de prijsbepaling, zoals door de heren De Jong en Van der Meer is gedaan. Spr. neemt er met voldoening kennis van, dat beide fracties bereid zijn met het voorstel mee te gaan op grond van het feit, dat er slechts sprake is van een geringe verhoging. Hij ziet met belangstelling uit naar het moment van verhoging, waarop het principe wèl begint te werken; dan kunnen de discussies stellig op nieuw worden aangegaan. Waar gaat het hier in feite om? Louter hierom, dat uit de verstrekte cijfers dui delijk is gebleken, dat er bij handhaving van de thans geldende tarieven een verlies zou ontstaan en dat het kostenverloop en ook de te verwachten kostenont wikkeling zodanig is, dat de tarieven moeten worden gewijzigd. De heer Rutkens zegt, dat het college geen krimp moet geven tegenover het Rijk, maar uit de aanbiedings brief is geen woord te halen, waaruit zou kunnen wor den geconcludeerd, dat het Rijk enige malen aandrang op het college heeft uitgeoefend met betrekking tot deze tarieven. Spr. gelooft gevoeglijk te mogen zeggen, dat de raad dit op zijn eigen financiële verantwoorde lijkheid moet doen. Het college doet dit ook op grond van zijn eigen financiële verantwoordelijkheid. Dan draait de zaak ten slotte om de vraag, of de winstuitkering van f 100.000,redelijk is of niet. Spr. is het volkomen met de heer Kamstra eens, dat ze redelijk is. Het motiveren van de redelijkheid van een bedrag op een bepaald niveau is heel moeilijk, maar als men het uitdrukt per eenheid van 4000 cal. is het bedrag der verhoging zo klein, dat men het kan ver waarlozen. De heer Van der Meer zegt, dat hij tegen winst maken door een overheidsbedrijf principiële bezwaren heeft, maar hij zou wel willen praten over uitkering van winst aan het bedrijf zelf. Moet nu de winst worden gereserveerd dan wel uitgekeerd aan de gemeentekas? Wanneer een bedrijf over een behoorlijke reserve be schikt, zoals hier het geval is, n.l. enkele tonnen, en wanneer het bovendien voor het overgaan op aardgas ruim f 35.000,gaat reserveren, dan ziet spr. niet in wat er nu aan verdere financiering van dit bedrijf door de gemeente zou moeten worden gedaan. Integen deel, zou er dan nog van reservering sprake zijn, dan zou dit in de gemeentebegroting moeten geschieden. Dan krijgt men de typische algemene reserves, die bij de bedrijven thuishoren. Daar zijn wij, aldus spr., ech ter nog niet aan toe. Doodeenvoudig, omdat de gemeente zich op dit ogenblik niet kan veroorloven tekorten in het bedrijf aan te zuiveren. Nu zegt de heer De Jong wel en hij raadpleegt de cijfers van vorige jaren dat men de gemiddelde winstuitkering op f40.000, dient te stellen. Hoe komt hij aan dit bedrag? Als men nagaat op welk niveau de winsten zich gemiddeld be wegen, dan zou men het volgens spr. op f 60.000, moeten stellen, maar hij gelooft, dat men dit bedrag van f 100.000,rustig zal mogen laten staan. En hoe verhoudt zich nu het tariefbeleid van de ge meente Leeuwarden tot het prijsbeleid van de regering? Zeer gunstig. Immers, dit thans nog geldend tarief dateert van september 1951. Maar spr. gelooft, dat het bepaald onjuist is om de ontwikkeling van de tarieven van overheidsbedrijven zonder meer te gaan vergelijken met de ontwikkeling van het algemeen prijsniveau. Deze tariefsverhoging zou hier vanavond niet zijn behan deld, wanneer de gastarieven in Leeuwarden hetzelfde prijsverloop te zien hadden gegeven als alle andere prijzen sinds 1951.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1956 | | pagina 3