4
5
len een gegarandeerde winstuitkering aan de gemeente
te verstrekken. (Dit om het algemeen verzorgingspeil
in Leeuwarden mede te kunnen waarborgen, dus om
het tekort van de gemeentebegroting te kunnen op
vullen.) Wij zijn van mening, dat het treffen van deze
maatregel tot verhoging van de gastarieven met als
voornaamste opzet het garanderen van een winstuit
kering op basis van het tekort van de begroting een
onjuiste politiek is. Bovendien blijkt uit de raadsbrief,
dat deze politiek wordt opgedrongen door de Neder
landse regering. Men kan dit er althans duidelijk uit
proeven. Als begrotingstekorten veroorzaken, dat het
verzorgingspeil van Leeuwarden niet op voldoende
hoogte gehouden kan worden, dan mag men daarvoor
niet de verbruikers van het door de gasfabriek ge
leverde gas verantwoordelijk stellen, i.e. dus ingezetenen
van de gemeente. Want voor het dekken van een be
grotingstekort is in de eerste plaats de Nederlandse
regering verantwoordelijk. Deze heeft echter tot nog
toe de kunst verstaan om een economie te voeren, die
hierop neerkomt, dat men de laatste cent van de be
lastingbetalers, dus ook van de Leeuwarder bevolking,
voor een groot deel gebruikt voor aanschaffing van
neerbuitelende straaljagers en ander oorlogsmaterieel.
Deze politiek is nadelig en economisch niet verant
woord voor de goede gang van zaken in ons land en
uit dit voorstel blijkt, dat dit ook voor de gemeente
Leeuwarden het geval is.
Wij zijn daarom van mening, dat het college er beter
aan had gedaan niet aan het verlangen van de regering
om het eigen inkomstengebied eerst nog eens dieper
af te tasten, te voldoen. De belastingpenningen stromen
immers toch al in groten getale naar de rijkskas. Wan
neer men een andere politiek had gevolgd, een politiek
in overeenstemming met de huidige internationale si
tuatie, dan had hier geen sprake behoeven te zijn van
een zo grote verhoging ineens van de gastarieven, als
thans het geval is. Men had dan kunnen volstaan met
een verhoging, die tegemoetgekomen was aan de even
tuele tekorten van het gasbedrijf zelf. Wij zijn daarom
tegen dit voorstel.
De hear Van der Meer seit, dat der dingen binne,
dy't men jier yn jier üt akseptearje kin, mar op in bi-
paeld momint fait jin hwat op. Sa is it spr. dizze kear
yn 'e kommisje ek gien mei de winstütkearing, dy't ien
fan 'e faktoaren is, dy't priisforheging nedich meitsje.
Hy is fan bitinken, dat in bidriuw wol hwat romte
hawwe moat. Dat dus yn dizze kalkulaesje rekkene
wurdt mei in oerskot fan in ton, fynt hy forantwurde,
hwant der kinne wol sokke üngunstige faktoaren op-
komme, dat der fan dy ton hast neat mear oerbliuwt.
Spr. wie ien fan dy leden, dy't him it rjocht foar-
bihalden hat, oer dy ütkearing fan winst byneeds noch
ris to praten. Men kin freegje: is it binlik, dat de gas-
forbrükers ek noch meidwaen moatte om de algemiene
tsjinst oan ynkomsten to helpen? Tinkt men dêrop
troch en seit men: „Né, dat is net binlik", dan moat
men de saek ek ris omdraeije en sizze: „Nou goed, mar
dan is it ek net binlik, dat de gemeente byg. f 25.000,
subsydzje jowt foar de stêdsautobustsjinst". Dan soene
de minsken, dy't dêr mei ride, dy kosten ek hielendal
seis bitelje moatte en sa kin men dan wol trochgean.
Spr. is by it tinken oer dit Onderwerp ta dizze kon-
klüzje kommen: Salang de priis, dy't men hjir yn
Ljouwert foar it gas bitellet, binlik is yn forhalding
ta oare forgelykbere gemeenten, dan kin it der wol op
troch.
Yn elts gefal is spr. der dus yn it minst net op tsjin,
dat de „speling" fan in ton yn 'e kalkulaesje sit. Hy is
lykwols wol bilangstellend nei de motivearring troch
de wethalder fan dizze winstütkearing oan de gemeente.
De heer W. M. de Jong zegt, dat hij c.s. zich kunnen
voorstellen, dat het college met enige zorg de gang-
van zaken bij de gasfabriek heeft gevolgd en dat het
met dit voorstel is gekomen, kunnen zij zich wel heel
goed voorstellen. Er moet inderdaad wat gebeuren.
Voor zover betreft de factor van het incalculeren van
de kosten in de tarieven, is op het voorstel heel weinig
aan te merken. Het is door het college ook bijzonder
goed toegelicht en dat menen spr. c.s. toch wel even
te moeten aanstippen. Niettemin treft het wel ongeluk
kig, dat in een tijd, waarin ieder, voor zover hij er mee
te maken heeft, er naar streeft zoveel mogelijk de prij-
zenstabiliteit te betrachten, het gemeentebestuur moet
komen met een relatief vrij ingrijpende verhoging van
tarieven. In de particuliere bedrijven mag de 6 loons
verhoging niet in de prijzen worden doorberekend. En
het is toch wel enigszins opmerkelijk, dat de gemeente
dit nu zonder blikken of blozen wel doet. Het kan ook
bijna niet anders, want men zou vreemde consequenties
op de afdeling Elektriciteit krijgen, hoewel het t.a.v.
de elektriciteit misschien weer anders zou moeten dan
bij het gas.
Al met al zijn dit wel dingen, waar men even bij stil
moet staan. Hier wordt nu niet bepaald gewerkt in de
richting, die feitelijk de juiste is. Gezien echter het weg
vallen van de winst, is er geen uitweg en daarom moet
het dan wel zo.
De zaak ligt enigszins anders voor het besef van
spr. c.s. wat betreft de hier ook al eerder besproken
factor van de winstuitkering aan de gemeentekas. Spr.
c.s. zijn er niet op tegen, dat een gemeentelijk bedrijf
enige winst maakt. Dat mag echter h.i. niet voorop
staan. En zij vinden het eerlijk bedenkelijk, dat dit toch
in de raadsbrief min of meer zo naar voren gebracht
wordt. Zij geven toe, dat men hier tot nog toe zeer
matige uitkeringen van de Gasfabriek aan de algemene
dienst heeft gehad, maar dit mogen zij toch wel zien als
het ideaal. Wanneer men spreekt over het voorzienings-
peil, dan komt ook spr., evenals de heer Van der Meer,
tot eigenaardige vergelijkingen. Als men dit peil zou
willen handhaven, dan zou men ook tot het volgende
kunnen komen. Men zou bijv. een speeltuinvereniging
met 500 leden, die men een subsidie van f 500,geeft
en zoiets zou spaak dreigen te lopen wegens gebrek
aan gemeentelijke middelen toch met dit bedrag
kunnen blijven subsidiëren, maar daarvoor de gasver-
bruikers iets meer voor het gas laten betalen. Zo komt
men toch tot de gedachte, dat er ergens iets niet goed
zit. Om concreet te zeggen wat eigenlijk abstract is:
Het gaat hier als het ware om een bijdrage aan de
algemene dienst, die los staat van de draagkracht en
die toch besteed moet worden voor het algemeen voor-
zieningspeil, kortom voor de gehele huishouding van de
gemeente. Het zou toch eigenlijk anders moeten en de
raadsleden zouden het ook wel allemaal anders willen.
De praktijkvorming bij de afdeling Elektriciteit be
wijst, dat een winstuitkering van f 275.000,in de ge
meentekas wordt gestort. Bij de Gasfabriek is het altijd
kalmer aan gedaan. Nu is het bepaald niet zo, als mis
schien oppervlakkige lezing van de raadsbrief zou kun
nen doen denken, dat men zo langzamerhand reeds op
een, naar het oordeel van B. en W„ behoorlijk peil was
aangeland. Spr. vindt het niet het sterkste punt van
de toelichting, dat slechts gewezen wordt op het
jaar 1954, toen de winstuitkering van de gasfabriek
f 141.000,was. Hier had eigenlijk bij moeten staan,
dat dit een bijzonder jaar, een topjaar, is geweest, ge
heel en al onvoorzien en uit de toon vallend. Spr. meent,
dat het grote overschot is ontstaan doordat aan meter-
huur wat veel is verdiend. De nieuwe huren zijn reeds
toegepast, toen de vervanging van de oude meters nog
niet had plaats gehad. De nieuw aangeschafte meters
zijn n.l. een tijdlang blijven liggen. Daarom vindt spr.
het niet passend, dat de raadsbrief alleen wijst op 1954.
In 1950 was de winstuitkering begroot op f 13.000,
ze werd f 27.000,De begroting voor 1953 was
f 25.000,ze werd f 89.000,Voor 1954 is begroot
f 41.000,en dit werd f 141.000,maar dit was per
exceptie. Men ging daarna weer rustig door met het
begroten van f 45.000,en f 40.000,
Er is een kleine troost, dat de f 100.000,die spr.
c.s. in de huidige omstandigheden wat zwaar op de
maag ligt en hen ook principieel niet erg goed aan
spreekt, een beetje gereduceerd wordt door het eind
resultaat van dit voorstel. Het bedrag loopt uiteinde
lijk terug tot f 72.000,Dan ziet spr. een begin van
een mogelijkheid tot overbrugging, want dan is het
verschil met de f 40.000,die hij zo'n beetje als richt
lijn ziet, niet zo heel erg groot meer.
Spr. c.s. hebben niet willen nalaten er op te wijzen,
dat deze zaak principieel als hij dat woord mag
gebruiken niet goed zit. Zij zouden beslist niet graag
verder deze kant opgaan, al zou het alleen maar uit
principiële overweging zijn. De situatie echter is nu
eenmaal zo en ook omdat de verhoging ten slotte eigen
lijk maar een fractie van een cent uitmaakt, willen
zij, evenals de heer Van der Meer, wel met dit voorstel
meegaan. Zij hebben begrip voor de moeilijkheden, maar
hebben toch ook enkele bedenkingen willen opperen.
De heer De Vries zegt, dat het altijd een pijnlijke
zaak is, als de prijs van een dagelijks verbruiksgoed,
zoals ook gas is, verhoogd moet worden. En hij ge
looft niet, dat er ook maar één lid van de raad is, die
dit voorstel zonder meer toejuichen zal. Ook spr.'s
fractie heeft begrip voor de noodzaak en met name
voor het argument van de gestegen kosten.
Wat betreft de geplande winstuitkering per jaar van
f 100.000,stelt zijn fractie zich op het standpunt, dat
liet voor een overheidsbedrijf normaal en misschien ook
wel gewenst is om een redelijke winst te maken. En
spr. vindt, gezien de omvang van het bedrijf, een winst
van f 100.000,-zeer redelijk; 0,6 cent winst per m3
gas acht hij bepaald niet aan de hoge kant. Hier komt
bij, dat de gemeente Leeuwarden met de geprojecteerde
winstuitkering aan de algemene dienst, in verhouding
tot de met haar vergelijkbare gemeenten, behoort tot de
gemeenten met de laagste uitkeringen. En wat betreft
de prijzen, die op basis van de nieuwe kostenprognose
in rekening zullen worden gebracht, behoort Leeuwar
den nog tot de allerlaagste in Nederland, wat een reden
te meer mag zijn om, zij het met een bezwaard hart,
met deze prijsverhoging akkoord te gaan.
De woordvoerder van de a.r. partij heeft een prin
cipieel punt naar voren gebracht, maar het is spr. niet
geheel en al duidelijk geworden, of hij principiële be
zwaren heeft tegen het feit, dat er winst gemaakt
wordt, dan wel tegen het feit, dat deze winst niet aan
het bedrijf, maar aan de gemeentekas ten goede komt.
Het standpunt van spr. c.s. is, dat het zuiver een kwes
tie van praktische politiek is. Investering in het bedrijf
behoort uit de winstreserves te worden gefinancierd,
maar het kan ook wenselijk zijn, winst aan de alge
mene dienst ten goede te doen komen.
Spr. wil niet ingaan op de woorden, door de heer
Rutkens aan dit voorstel gewijd. Hij zou hem alleen in
overweging willen geven het zeer interessante experi
ment van een staat met louter overheidsbedrijven, alle
zonder winst, te doordenken.
De heer Van der Veen noemt het probleem, waar
voor men hier geplaatst is, niet nieuw. Ieder jaar komt
weer de vraag naar voren: moet de winst van de open
bare nutsbedrijven in de overheidskas vloeien? Spr. c.s.
zien gaarne, dat die bedrijven winst maken. Zij zijn van
mening, dat een goed geleid overheidsbedrijf winst be
hoort te maken en dat die winst in de algemene kas
mag vloeien. Spr. gelooft, dat van het onderhavige be
drijf verondersteld mag worden, dat het een goed ge
leid bedrijf is. Wat B. en W. pogen te bereiken is, ge
zien de verhoudingen, redelijk en op zichzelf goed te
noemen. Men ontkomt niet aan prijsverhoging, al is
het altijd vervelend. Wel wil spr. er op wijzen, dat deze
prijsverhoging heel slecht past in de politiek van mi
nister Zijlstra i.z. de prijsstabilisatie.
Spr. meent echter, dat niet blijkt, dat de prijspolitiek
van de gemeente op dit ogenblik fout is. De prijzen,
die tot nog toe aangehouden zijn, zijn gunstig geweest
en daar moet men blij mee zijn. Dit voorstel zal aan
genomen moeten worden, al spijt het spr., dat deze
prijsverhoging nodig is.
De heer Kamstra is het eens met de verschillende
sprekers, die het wat een vreemde figuur vonden, dat
een van de redenen voor deze prijsverhoging is de ge
meentelijke inkomsten op peil te houden. Hij c.s. staan
ook op het standpunt, dat een monopoliebedrijf eigen
lijk geen winst behoort te maken, d.w.z. geen onrede
lijke winst. Maar nu is de vraag juist: wat is redelijke
en wat is onredelijke winst Spr. meent, dat het bedrag,
waarvan hier sprake is, moeilijk een onredelijke winst
genoemd kan worden. En men moet er ook rekening
mee houden, dat de bijdrage uit het gemeentefonds, die
ook van het genoegzaam opvoeren van de gemeentelijke
inkomsten afhankelijk wordt gesteld, niet voor de ge
meente verloren moet gaan.
Spr. meent, dat het staatje, dat weergeeft, hoe het
staat met de gasprijzen in met Leeuwarden vergelijk
bare gemeenten, een zeer gunstig beeld voor Leeuwar
den geeft. Slechts in twee grote gemeenten is de gas-
prijs lager dan hier. Men heeft echter vandaag in de
krant kunnen lezen, dat de tarieven van de nutsbedrij
ven en dus ook de energiebedrijven - van Amster
dam zullen worden verhoogd en niet in onbelangrijke
mate. Wanneer men zo een en ander in aanmerking
neemt, is er, zo gelooft spr., toch wel alle reden voor
de raad om met dit voorstel mee te gaan.
De heer Tiekstra (weth.vraagt de raad hem te
willen toestaan, dat hij bij de motivering van dit voor
stel in de praktische sfeer blijft en zich dus niet gaat
vermeien op het terrein van de prijsbepaling, zoals door
de heren De Jong en Van der Meer is gedaan.
Spr. neemt er met voldoening kennis van, dat beide
fracties bereid zijn met het voorstel mee te gaan op
grond van het feit, dat er slechts sprake is van een
geringe verhoging. Hij ziet met belangstelling uit naar
het moment van verhoging, waarop het principe wèl
begint te werken; dan kunnen de discussies stellig op
nieuw worden aangegaan. Waar gaat het hier in feite
om? Louter hierom, dat uit de verstrekte cijfers dui
delijk is gebleken, dat er bij handhaving van de thans
geldende tarieven een verlies zou ontstaan en dat het
kostenverloop en ook de te verwachten kostenont
wikkeling zodanig is, dat de tarieven moeten worden
gewijzigd.
De heer Rutkens zegt, dat het college geen krimp
moet geven tegenover het Rijk, maar uit de aanbiedings
brief is geen woord te halen, waaruit zou kunnen wor
den geconcludeerd, dat het Rijk enige malen aandrang
op het college heeft uitgeoefend met betrekking tot
deze tarieven. Spr. gelooft gevoeglijk te mogen zeggen,
dat de raad dit op zijn eigen financiële verantwoorde
lijkheid moet doen. Het college doet dit ook op grond
van zijn eigen financiële verantwoordelijkheid.
Dan draait de zaak ten slotte om de vraag, of de
winstuitkering van f 100.000,redelijk is of niet. Spr.
is het volkomen met de heer Kamstra eens, dat ze
redelijk is. Het motiveren van de redelijkheid van een
bedrag op een bepaald niveau is heel moeilijk, maar
als men het uitdrukt per eenheid van 4000 cal. is het
bedrag der verhoging zo klein, dat men het kan ver
waarlozen.
De heer Van der Meer zegt, dat hij tegen winst
maken door een overheidsbedrijf principiële bezwaren
heeft, maar hij zou wel willen praten over uitkering
van winst aan het bedrijf zelf. Moet nu de winst worden
gereserveerd dan wel uitgekeerd aan de gemeentekas?
Wanneer een bedrijf over een behoorlijke reserve be
schikt, zoals hier het geval is, n.l. enkele tonnen, en
wanneer het bovendien voor het overgaan op aardgas
ruim f 35.000,gaat reserveren, dan ziet spr. niet
in wat er nu aan verdere financiering van dit bedrijf
door de gemeente zou moeten worden gedaan. Integen
deel, zou er dan nog van reservering sprake zijn, dan
zou dit in de gemeentebegroting moeten geschieden.
Dan krijgt men de typische algemene reserves, die bij
de bedrijven thuishoren. Daar zijn wij, aldus spr., ech
ter nog niet aan toe. Doodeenvoudig, omdat de gemeente
zich op dit ogenblik niet kan veroorloven tekorten in
het bedrijf aan te zuiveren. Nu zegt de heer De Jong
wel en hij raadpleegt de cijfers van vorige jaren
dat men de gemiddelde winstuitkering op f40.000,
dient te stellen. Hoe komt hij aan dit bedrag? Als men
nagaat op welk niveau de winsten zich gemiddeld be
wegen, dan zou men het volgens spr. op f 60.000,
moeten stellen, maar hij gelooft, dat men dit bedrag
van f 100.000,rustig zal mogen laten staan.
En hoe verhoudt zich nu het tariefbeleid van de ge
meente Leeuwarden tot het prijsbeleid van de regering?
Zeer gunstig. Immers, dit thans nog geldend tarief
dateert van september 1951. Maar spr. gelooft, dat het
bepaald onjuist is om de ontwikkeling van de tarieven
van overheidsbedrijven zonder meer te gaan vergelijken
met de ontwikkeling van het algemeen prijsniveau. Deze
tariefsverhoging zou hier vanavond niet zijn behan
deld, wanneer de gastarieven in Leeuwarden hetzelfde
prijsverloop te zien hadden gegeven als alle andere
prijzen sinds 1951.