6 7 Is dit voorstel dan in strijd met de prijspolitiek der regering? Spr. gelooft het niet. Men zou eerder con cluderen, dat de gemeente, wanneer de prijspolitiek van de regering op een of ander ogenblik een ver hoging toestaat, prompt zou moeten volgen. Men mag zich hier echter gelukkig prijzen, dat in Leeuwarden, althans de laatste 5 jaar, gewerkt is met een constant tariefniveau. Spr.'s conclusie is, dat men de ontwikke ling van de tarieven van de overheidsbedrijven niet zonder meer met de ontwikkeling van het algemeen prijsniveau kan vergelijken. Hij is het volkomen met de heer De Vries eens, dat elke tariefsverhoging een pijn lijk besluit is. Inderdaad, maar die verantwoordelijkheid heeft men te aanvaarden. Ook het aanvaarden van te korten in de bedrijven is een pijnlijke zaak. Aan die verantwoordelijkheid zal de raad zich nooit en te nim mer kunnen onttrekken. De heer Van der Meer was nieuwsgierig naar de winstuitkering van andere gemeenten. Spr. is zo ge lukkig, dat hij die even heeft kunnen laten opzoeken. Schiedam bijna een ton (f 95.500, Maastricht f 157.275,(een volledig met Leeuwarden vergelijkbare gemeente) Dordrecht f 103.000, Leiden f259.410,—; Apeldoorn f95.000, Arnhem f 266.453, Hilversum f 160.000, Als men deze bedragen stelt tegenover de tarieven van de desbetreffende gemeenten, dan gelooft hij, dat nie mand nog enig zinnig woord kan inbrengen tegen de f 100.000,winstuitkering aan de gemeente en de ta rieven van Leeuwarden. Slechts twee grote steden, Amsterdam en Rotter dam, liggen onder het tarief van Leeuwarden. Alle andere steden, aldus spr., liggen daarboven, meneer Rutkens De heer Kamstra heeft Amsterdam al genoemd. Maar Rotterdam heeft een tariefswijziging met zeer vérstrekkende consequenties in voorbereiding. Spr. gelooft, dat, zo gezien, het voorstel van B. en W. aan alle kanten te verdedigen is. Hij heeft in het geheel geen behoefte om met de gehele communistische raadsfractie te discussiëren over de verantwoordelijkheid van een raadslid. Hij wil alleen opmerken, dat een raadslid niet alleen verant woordelijkheid draagt t.a.v. de mensen, die hem ge kozen hebben, maar ook t.a.v. de gemeentebelangen. Spr. gelooft hiermee de gemaakte opmerkingen gro tendeels beantwoord te hebben. De heer W. M. de Jong zegt, dat men over de ver antwoordelijkheid van de raadsleden naar twee kanten waarvan ook spr. is uitgegaan nog wel van me ning kan verschillen. Spr. c.s. hebben aan hetgeen zij in eerste instantie hebben gezegd dit was een poging om duidelijk te maken, dat er toch wel iets principieels in deze dingen zit niet veel meer toe te voegen. Het spijt hem, dat de wethouder dat principiële alleen maar ziet, wanneer de prijsverhoging op een bepaald niveau is gekomen, maar dat is slechts een klein verschil van mening. Spr. c.s. hebben naar hun mening de zaak niet on redelijk gesteld. Zij willen hieraan ook graag mede werken, maar zij moesten toch laten blijken, dat zij hun, om de zojuist door spr. summier ontvouwde redenen, toch niet helemaal ligt. Wanneer straks bijv. in de Troonrede zou staan, dat de posttarieven met slechts 10 waren verhoogd en het porto voor een brief van 10 op 11 ct. was gebracht om het algemeen voorzieningspeil van het Rijk te hand haven, dan zou dat bijna hetzelfde zijn, al valt op die redenering wel wat af te dingen. Men moet bij deze dingen toch even voorzichtig zijn. Die voorzichtigheid wensen spr. c.s. het college dan ook toe en zij ver trouwen, dat B. en W. die ook wel betrachten. Uit eindelijk moet men niet vergeten het zou wat on dankbaar zijn, als spreker c.s. niet zeiden, dat ook zij dit zeer waarderen dat men in Leeuwarden ondanks de over het algemeen verhoogde prijzen nog niet een dikke gasprijs heeft. Maar aangezien dat feit bekend is en eigenlijk met de zaak, zoals spr. die hier gesteld heeft, niet heeft te maken, hebben zij dat buiten be schouwing gelaten. Zij gaan dus wel met het voorstel van B. en W. mee, maar slechts nadat zij even het waarschuwingssein hebben gehesen. De wethouder heeft, aldus de heer Rutkens, betoogd, dat er geen enkel woord in de raadsbrief is te vinden over wat spr. t.a.v. de voorziening in eigen inkomsten heeft opgemerkt. Het schijnt, dat de wethouder de raadsbrief, die toch ook met zijn medewerking is samen gesteld, wel heel slecht in zijn gedachten heeft. Spr. leest er het volgende in: „Uit de met betrekking tot de verhoging van de algemene uitkering gevoerde be sprekingen is ons gebleken, dat het niet slechts nood zakelijk is, de eigen gemeentelijke inkomsten op het peil van de laatste jaren te handhaven, doch dat, zo mogelijk, getracht moet worden deze inkomsten op te voeren", enz. Duidelijker kan het toch niet. En spr. gelooft dan ook, dat de wethouder in zijn haast om spr.'s standpunt te weerleggen, deze passage over het hoofd heeft gezien. En juist deze passage heeft ons, aldus spr., op ons denkbeeld gebracht, moést ons daar wel op brengen, omdat zij aan duidelijkheid niets te wensen overliet. De regering denkt er niet aan om de gemeentelijke tekorten met de algemene uitkering op een voldoende wijze te dekken. Wij zijn juist tegen deze verhoging der gastarieven, omdat men dan t.a.v. de ingezetenen dezer gemeente het mes aan twee kanten laat snijden. Ten eerste betaalt men loonbelasting of inkomstenbe lasting aan de staat. De staat zal met deze belasting het algemeen verzorgingspeil van de gemeente moeten doen handhaven en wel door de algemene uitkering. Dit wordt niet in voldoende mate gedaan, maar er wordt met de belastingcenten wel iets anders gedaan, wat economisch voor ons land niet verantwoord is. Maar anderzijds gaat men de gasverbruikers nog maals aansprakelijk stellen voor de tekorten, die de regering dus niet volledig wenst te dekken. En het is met deze politiek, dat wij het niet eens zijn. Het gaat ons dus niet om de vraag, of al dan niet winst gemaakt wordt door het bedrijf, maar wel om het feit, dat men deze winst wil gebruiken voor dekking van het alge mene begrotingstekort. Dat is echter niet de taak van dit bedrijf, want die zou moeten zijn de verbruikers van het gas een zo voordelig mogelijk gasverbruik te ga randeren. Daar dit in het verleden in Leeuwarden ook is geschied en men dus nu van deze lijn dreigt af te wijken, zijn wij van mening, dat het college er juist goed aan zou hebben gedaan, wanneer het met het verhogen der tarieven slechts rekening had gehouden met wat wenselijk was voor het bedrijf. Wij zouden dus verder over deze zaak kunnen zwijgen, ware het niet, dat wij ook nog zouden kunnen wijzen op de begrote winstuitkering van het elektriciteitbedrijf. Wil men de centen ergens weg halen, dan zijn ze ook nog hieruit te halen. Bovendien is er nog een algemene reserve, maar wij zijn van mening, dat de winst van het elektriciteit- bedrijf het alleen al mogelijk zou maken om het even tuele tekort van 1956 te dekken. Wij staan op het standpunt, waarop aanvankelijk ook het college heeft gestaan, n.l., dat een herziening van de gastarieven slechts dan zou kunnen en moeten plaats hebben, wanneer besloten zou zijn omtrent de vorm, waarin het aardgas zal worden geleverd. De heer Tiekstra (weth.) zou de heer De Jong willen antwoorden, dat het hem verheugt, dat deze van dit college nog durft veronderstellen, dat het deze zaak met de nodige voorzichtigheid heeft behandeld. Spr. is benieuwd en dan komt hij toch weer in de trant van z:jn betoog in eerste instantie of men elkaar over deze kwestie nog eens nader zal spreken, en zo ja, of de heer De Jong dan tot de conclusie komt, dat het college onvoorzichtig is geworden. Spr. zegt de heer Rutkens, die uit de door hem ge citeerde alinea uit de raadsbrief de gevolgtrekking heeft gemaakt, dat het college onder drang van het Rijk tot tariefsverhoging is overgegaan, dat die con clusie onjuist is. Dat betekent, dat de heer Rutkens uit deze zin alleen maar heeft willen lezen wat hij kon gebruiken voor zijn betoog. Het staat er echter niet en het is er ook niet uit te halen. Maar spr. heeft er in het geheel geen behoefte aan om er met de heer Rutkens over te discussiëren. Dan heeft de heer Rutkens nog een kleine opmer king gemaakt over het elektriciteitbedrijf. Hij zei: Haalt U het geld daar maar vandaan! Daarbij vraagt spr. zich af, of het nu enig verschil maakt, of het geld uit de kas van het gas of van de elektriciteit komt. Het is eigenlijk te onzinnig om er over te praten. Spr. herhaalt, dat het college op eigen verantwoor delijkheid met dit voorstel is gekomen. En de raad zal, naar hij vertrouwt, ook op eigen verantwoordelijkheid dit voorstel aannemen. Het standpunt van de heer Rutkens heeft op dat van de raad toch slechts een te verwaarlozen invloed. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. De heer Rutkens verzoekt aantekening, dat hij ge acht wil worden tegen het voorstel te zijn. Punt 12 (bijl. no. 219). De heer W. M. de Jong zegt, dat uit het eerste deel van deze begrotingswijziging blijkt, dat ten behoeve van de speeltuinvereniging „Rengerspark" van ge meentewege aan het terrein f 6.500,zal worden be steed. Spr. begrijpt wel zo ongeveer, waarom het college t.a.v. andere speeltuinverenigingen een zo geheel an dere gedragslijn volgt. Hij ziet het zoveel mogelijk han delen naar het spreekwoord „gelijke monniken, gelijke kappen" evenwel als een groot goed, ook in dezen, en hij vindt de exceptie nogal groot. Hij heeft vernomen, dat de onderhavige vereniging een heel kleine is, n.l. dat zij 17 leden telt. En dat vindt hij ongelooflijk. Er zijn ook verenigingen, waaraan de gemeente niet zo'n bedrag besteedt en die juist heel veel presteren. Mis schien kunnen deze ook iets meer doen, maar toch is het verschil in behandeling wel heel groot. Er is maandenlang overleg geweest tussen het col lege en een andere speeltuinvereniging omtrent het garanderen van een lening, waaraan praktisch voor de gemeente in het geheel geen risico verbonden was. Gelukkig is die zaak nu in orde. Hij spreekt de wens uit wat hij enige tijd geleden ook gedaan heeft dat het college zoveel mogelijk de richtlijnen zal vol gen. Daardoor zullen alle verenigingen een bevredigd gevoel krijgen. De heer Vellenga (weth.) kan zich voorstellen, dat, wanneer de heer De Jong deze zaak louter uit het speeltuinverenigingsoogpunt bekijkt, hij kritiek op deze post zou kunnen hebben. Wanneer hij dan zou zeggen „gelijke monniken, gelijke kappen", dan zou spr. het als woordvoerder van het college met hem eens zijn. Maar de zaak, waarom het hier gaat, is van een nog even andere allure dan louter speeltuinwerk. Het ge bouw, dat hier in het geding is, wordt niet altijd ge bruikt voor het eigenlijke speeltuinwerk, maar sinds enige tijd heeft het ook een belangrijke functie in het jeugdzorgwerk in deze maatschappelijk moeilijke buurt. Door een bepaalde vorm van samenwerking, waarop spr. hier nu niet nader behoeft in te gaan, vindt in deze wijk maatschappelijk werk plaats, hand in hand met bepaalde jeugdzorgaktiviteit, wat tot nu toe tot zeer bevredigende resultaten heeft geleid. Spr. zou daarbij enkele cijfers, die de heer De Jong genoemd heeft, wil len rectificeren. Mede dank zij de door spr. genoemde aktiviteit en zorg is het ledental van deze vereniging van 17 tot 226 opgelopen. En dat is maar één kant van deze zaak, maar die zal de heer De Jong misschien nog iets duidelijker doen zien, waarop spr. doelt. Datgene wat de heer De Jong gezegd heeft over een goed contact tussen het college en de centrale van speeltuinverenigingen, kan spr. volkomen onderschrij ven. Er zijn de laatste tijd ook enige malen besprekin gen gevoerd met deze centrale. B. en W. zijn ook wel bezig geweest om bepaalde richtlijnen te vinden, die, naar spr. meent, ter kennis van de centrale zijn ge bracht. Spr. hoopt, dat hij op dit punt de heer De Jong gerust stellen kan en dat deze de zaak, waarover hij het in eerste instantie had, n.l. de historie van dit clubgebouw, in andere proporties ziet dan hij ze aan vankelijk zag. De heer W. M. de Jong is nu nader geïnformeerd door de wethouder en hij heeft waardering voor het werk, dat hier wordt verricht, maar de wethouder zal het met spr. eens zijn, dat dit werk ook in meerdere of mindere mate door andere speeltuinverenigingen wordt gedaan. Spr. meent uit de woorden van de wethouder te moeten afleiden, dat het werk bij de speeltuinvereniging „Rengerspark" een bijzonder cachet heeft gekregen; spr. wil haast zeggen: een principieel cachet. Het gaat hier echter formeel om de speeltuinvereniging. Bij an dere speeltuinverenigingen wordt het gebouw ook wel ter beschikking gesteld aan andere verenigingen, voor andere aktiviteiten. Als spr. de zaak tot die proporties terugbrengt het klinkt hier misschien een beetje cru is hij helemaal niet overtuigd door de wet houder. Al met al is het hier dat wil spr. aannemen - een bijzonder geval. Het bijzondere geval is echter zo bijzonder, dat spr. het toch nog wel wat erg bijzonder vindt. De wethouder begrijpt wel, wat spr. bedoelt, maar spr. heeft hem ook begrepen: Er zijn meer speel tuinverenigingen en het college streeft zoveel mogelijk naar het volgen van bepaalde richtlijnen voor alle ge vallen. Dat is bijzonder bevredigend voor die speel tuinverenigingen en het is ook niets bijzonders. De heer Vellenga (weth.) ziet van het woord af. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. De Voorzitter sluit de openbare vergadering, maar heeft, nu het laatste agendapunt is afgehandeld, toch nog een punt, dat hij graag in een vergadering met gesloten deuren ter sprake zou willen brengen en hij verzoekt de raadsleden nog enige tijd bijeen te willen blijven.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1956 | | pagina 4