6
7
Is dit voorstel dan in strijd met de prijspolitiek der
regering? Spr. gelooft het niet. Men zou eerder con
cluderen, dat de gemeente, wanneer de prijspolitiek
van de regering op een of ander ogenblik een ver
hoging toestaat, prompt zou moeten volgen. Men mag
zich hier echter gelukkig prijzen, dat in Leeuwarden,
althans de laatste 5 jaar, gewerkt is met een constant
tariefniveau. Spr.'s conclusie is, dat men de ontwikke
ling van de tarieven van de overheidsbedrijven niet
zonder meer met de ontwikkeling van het algemeen
prijsniveau kan vergelijken. Hij is het volkomen met de
heer De Vries eens, dat elke tariefsverhoging een pijn
lijk besluit is. Inderdaad, maar die verantwoordelijkheid
heeft men te aanvaarden. Ook het aanvaarden van te
korten in de bedrijven is een pijnlijke zaak. Aan die
verantwoordelijkheid zal de raad zich nooit en te nim
mer kunnen onttrekken.
De heer Van der Meer was nieuwsgierig naar de
winstuitkering van andere gemeenten. Spr. is zo ge
lukkig, dat hij die even heeft kunnen laten opzoeken.
Schiedam bijna een ton (f 95.500,
Maastricht f 157.275,(een volledig met Leeuwarden
vergelijkbare gemeente)
Dordrecht f 103.000,
Leiden f259.410,—;
Apeldoorn f95.000,
Arnhem f 266.453,
Hilversum f 160.000,
Als men deze bedragen stelt tegenover de tarieven van
de desbetreffende gemeenten, dan gelooft hij, dat nie
mand nog enig zinnig woord kan inbrengen tegen de
f 100.000,winstuitkering aan de gemeente en de ta
rieven van Leeuwarden.
Slechts twee grote steden, Amsterdam en Rotter
dam, liggen onder het tarief van Leeuwarden. Alle
andere steden, aldus spr., liggen daarboven, meneer
Rutkens
De heer Kamstra heeft Amsterdam al genoemd.
Maar Rotterdam heeft een tariefswijziging met zeer
vérstrekkende consequenties in voorbereiding.
Spr. gelooft, dat, zo gezien, het voorstel van B. en W.
aan alle kanten te verdedigen is.
Hij heeft in het geheel geen behoefte om met de
gehele communistische raadsfractie te discussiëren
over de verantwoordelijkheid van een raadslid. Hij wil
alleen opmerken, dat een raadslid niet alleen verant
woordelijkheid draagt t.a.v. de mensen, die hem ge
kozen hebben, maar ook t.a.v. de gemeentebelangen.
Spr. gelooft hiermee de gemaakte opmerkingen gro
tendeels beantwoord te hebben.
De heer W. M. de Jong zegt, dat men over de ver
antwoordelijkheid van de raadsleden naar twee kanten
waarvan ook spr. is uitgegaan nog wel van me
ning kan verschillen.
Spr. c.s. hebben aan hetgeen zij in eerste instantie
hebben gezegd dit was een poging om duidelijk te
maken, dat er toch wel iets principieels in deze dingen
zit niet veel meer toe te voegen. Het spijt hem, dat
de wethouder dat principiële alleen maar ziet, wanneer
de prijsverhoging op een bepaald niveau is gekomen,
maar dat is slechts een klein verschil van mening.
Spr. c.s. hebben naar hun mening de zaak niet on
redelijk gesteld. Zij willen hieraan ook graag mede
werken, maar zij moesten toch laten blijken, dat zij hun,
om de zojuist door spr. summier ontvouwde redenen,
toch niet helemaal ligt.
Wanneer straks bijv. in de Troonrede zou staan, dat
de posttarieven met slechts 10 waren verhoogd en
het porto voor een brief van 10 op 11 ct. was gebracht
om het algemeen voorzieningspeil van het Rijk te hand
haven, dan zou dat bijna hetzelfde zijn, al valt op die
redenering wel wat af te dingen. Men moet bij deze
dingen toch even voorzichtig zijn. Die voorzichtigheid
wensen spr. c.s. het college dan ook toe en zij ver
trouwen, dat B. en W. die ook wel betrachten. Uit
eindelijk moet men niet vergeten het zou wat on
dankbaar zijn, als spreker c.s. niet zeiden, dat ook zij
dit zeer waarderen dat men in Leeuwarden ondanks
de over het algemeen verhoogde prijzen nog niet een
dikke gasprijs heeft. Maar aangezien dat feit bekend
is en eigenlijk met de zaak, zoals spr. die hier gesteld
heeft, niet heeft te maken, hebben zij dat buiten be
schouwing gelaten. Zij gaan dus wel met het voorstel
van B. en W. mee, maar slechts nadat zij even het
waarschuwingssein hebben gehesen.
De wethouder heeft, aldus de heer Rutkens, betoogd,
dat er geen enkel woord in de raadsbrief is te vinden
over wat spr. t.a.v. de voorziening in eigen inkomsten
heeft opgemerkt. Het schijnt, dat de wethouder de
raadsbrief, die toch ook met zijn medewerking is samen
gesteld, wel heel slecht in zijn gedachten heeft. Spr.
leest er het volgende in: „Uit de met betrekking tot
de verhoging van de algemene uitkering gevoerde be
sprekingen is ons gebleken, dat het niet slechts nood
zakelijk is, de eigen gemeentelijke inkomsten op het
peil van de laatste jaren te handhaven, doch dat, zo
mogelijk, getracht moet worden deze inkomsten op te
voeren", enz. Duidelijker kan het toch niet. En spr.
gelooft dan ook, dat de wethouder in zijn haast om
spr.'s standpunt te weerleggen, deze passage over het
hoofd heeft gezien. En juist deze passage heeft ons,
aldus spr., op ons denkbeeld gebracht, moést ons daar
wel op brengen, omdat zij aan duidelijkheid niets te
wensen overliet.
De regering denkt er niet aan om de gemeentelijke
tekorten met de algemene uitkering op een voldoende
wijze te dekken. Wij zijn juist tegen deze verhoging
der gastarieven, omdat men dan t.a.v. de ingezetenen
dezer gemeente het mes aan twee kanten laat snijden.
Ten eerste betaalt men loonbelasting of inkomstenbe
lasting aan de staat. De staat zal met deze belasting
het algemeen verzorgingspeil van de gemeente moeten
doen handhaven en wel door de algemene uitkering.
Dit wordt niet in voldoende mate gedaan, maar er
wordt met de belastingcenten wel iets anders gedaan,
wat economisch voor ons land niet verantwoord is.
Maar anderzijds gaat men de gasverbruikers nog
maals aansprakelijk stellen voor de tekorten, die de
regering dus niet volledig wenst te dekken. En het is
met deze politiek, dat wij het niet eens zijn. Het gaat
ons dus niet om de vraag, of al dan niet winst gemaakt
wordt door het bedrijf, maar wel om het feit, dat men
deze winst wil gebruiken voor dekking van het alge
mene begrotingstekort. Dat is echter niet de taak van
dit bedrijf, want die zou moeten zijn de verbruikers van
het gas een zo voordelig mogelijk gasverbruik te ga
randeren. Daar dit in het verleden in Leeuwarden ook
is geschied en men dus nu van deze lijn dreigt af te
wijken, zijn wij van mening, dat het college er juist
goed aan zou hebben gedaan, wanneer het met het
verhogen der tarieven slechts rekening had gehouden
met wat wenselijk was voor het bedrijf. Wij zouden dus
verder over deze zaak kunnen zwijgen, ware het niet,
dat wij ook nog zouden kunnen wijzen op de begrote
winstuitkering van het elektriciteitbedrijf. Wil men de
centen ergens weg halen, dan zijn ze ook nog hieruit te
halen. Bovendien is er nog een algemene reserve, maar
wij zijn van mening, dat de winst van het elektriciteit-
bedrijf het alleen al mogelijk zou maken om het even
tuele tekort van 1956 te dekken. Wij staan op het
standpunt, waarop aanvankelijk ook het college heeft
gestaan, n.l., dat een herziening van de gastarieven
slechts dan zou kunnen en moeten plaats hebben,
wanneer besloten zou zijn omtrent de vorm, waarin het
aardgas zal worden geleverd.
De heer Tiekstra (weth.) zou de heer De Jong willen
antwoorden, dat het hem verheugt, dat deze van dit
college nog durft veronderstellen, dat het deze zaak met
de nodige voorzichtigheid heeft behandeld.
Spr. is benieuwd en dan komt hij toch weer in de
trant van z:jn betoog in eerste instantie of men
elkaar over deze kwestie nog eens nader zal spreken,
en zo ja, of de heer De Jong dan tot de conclusie
komt, dat het college onvoorzichtig is geworden.
Spr. zegt de heer Rutkens, die uit de door hem ge
citeerde alinea uit de raadsbrief de gevolgtrekking
heeft gemaakt, dat het college onder drang van het
Rijk tot tariefsverhoging is overgegaan, dat die con
clusie onjuist is. Dat betekent, dat de heer Rutkens
uit deze zin alleen maar heeft willen lezen wat hij kon
gebruiken voor zijn betoog. Het staat er echter niet
en het is er ook niet uit te halen. Maar spr. heeft er
in het geheel geen behoefte aan om er met de heer
Rutkens over te discussiëren.
Dan heeft de heer Rutkens nog een kleine opmer
king gemaakt over het elektriciteitbedrijf. Hij zei:
Haalt U het geld daar maar vandaan! Daarbij vraagt
spr. zich af, of het nu enig verschil maakt, of het geld
uit de kas van het gas of van de elektriciteit komt.
Het is eigenlijk te onzinnig om er over te praten.
Spr. herhaalt, dat het college op eigen verantwoor
delijkheid met dit voorstel is gekomen. En de raad zal,
naar hij vertrouwt, ook op eigen verantwoordelijkheid
dit voorstel aannemen. Het standpunt van de heer
Rutkens heeft op dat van de raad toch slechts een te
verwaarlozen invloed.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
De heer Rutkens verzoekt aantekening, dat hij ge
acht wil worden tegen het voorstel te zijn.
Punt 12 (bijl. no. 219).
De heer W. M. de Jong zegt, dat uit het eerste deel
van deze begrotingswijziging blijkt, dat ten behoeve
van de speeltuinvereniging „Rengerspark" van ge
meentewege aan het terrein f 6.500,zal worden be
steed.
Spr. begrijpt wel zo ongeveer, waarom het college
t.a.v. andere speeltuinverenigingen een zo geheel an
dere gedragslijn volgt. Hij ziet het zoveel mogelijk han
delen naar het spreekwoord „gelijke monniken, gelijke
kappen" evenwel als een groot goed, ook in dezen, en
hij vindt de exceptie nogal groot. Hij heeft vernomen,
dat de onderhavige vereniging een heel kleine is, n.l.
dat zij 17 leden telt. En dat vindt hij ongelooflijk. Er
zijn ook verenigingen, waaraan de gemeente niet zo'n
bedrag besteedt en die juist heel veel presteren. Mis
schien kunnen deze ook iets meer doen, maar toch is
het verschil in behandeling wel heel groot.
Er is maandenlang overleg geweest tussen het col
lege en een andere speeltuinvereniging omtrent het
garanderen van een lening, waaraan praktisch voor de
gemeente in het geheel geen risico verbonden was.
Gelukkig is die zaak nu in orde. Hij spreekt de wens
uit wat hij enige tijd geleden ook gedaan heeft
dat het college zoveel mogelijk de richtlijnen zal vol
gen. Daardoor zullen alle verenigingen een bevredigd
gevoel krijgen.
De heer Vellenga (weth.) kan zich voorstellen, dat,
wanneer de heer De Jong deze zaak louter uit het
speeltuinverenigingsoogpunt bekijkt, hij kritiek op deze
post zou kunnen hebben. Wanneer hij dan zou zeggen
„gelijke monniken, gelijke kappen", dan zou spr. het
als woordvoerder van het college met hem eens zijn.
Maar de zaak, waarom het hier gaat, is van een nog
even andere allure dan louter speeltuinwerk. Het ge
bouw, dat hier in het geding is, wordt niet altijd ge
bruikt voor het eigenlijke speeltuinwerk, maar sinds
enige tijd heeft het ook een belangrijke functie in het
jeugdzorgwerk in deze maatschappelijk moeilijke buurt.
Door een bepaalde vorm van samenwerking, waarop
spr. hier nu niet nader behoeft in te gaan, vindt in deze
wijk maatschappelijk werk plaats, hand in hand met
bepaalde jeugdzorgaktiviteit, wat tot nu toe tot zeer
bevredigende resultaten heeft geleid. Spr. zou daarbij
enkele cijfers, die de heer De Jong genoemd heeft, wil
len rectificeren. Mede dank zij de door spr. genoemde
aktiviteit en zorg is het ledental van deze vereniging
van 17 tot 226 opgelopen. En dat is maar één kant van
deze zaak, maar die zal de heer De Jong misschien
nog iets duidelijker doen zien, waarop spr. doelt.
Datgene wat de heer De Jong gezegd heeft over een
goed contact tussen het college en de centrale van
speeltuinverenigingen, kan spr. volkomen onderschrij
ven. Er zijn de laatste tijd ook enige malen besprekin
gen gevoerd met deze centrale. B. en W. zijn ook wel
bezig geweest om bepaalde richtlijnen te vinden, die,
naar spr. meent, ter kennis van de centrale zijn ge
bracht.
Spr. hoopt, dat hij op dit punt de heer De Jong
gerust stellen kan en dat deze de zaak, waarover hij
het in eerste instantie had, n.l. de historie van dit
clubgebouw, in andere proporties ziet dan hij ze aan
vankelijk zag.
De heer W. M. de Jong is nu nader geïnformeerd
door de wethouder en hij heeft waardering voor het
werk, dat hier wordt verricht, maar de wethouder zal
het met spr. eens zijn, dat dit werk ook in meerdere
of mindere mate door andere speeltuinverenigingen
wordt gedaan.
Spr. meent uit de woorden van de wethouder te
moeten afleiden, dat het werk bij de speeltuinvereniging
„Rengerspark" een bijzonder cachet heeft gekregen;
spr. wil haast zeggen: een principieel cachet. Het gaat
hier echter formeel om de speeltuinvereniging. Bij an
dere speeltuinverenigingen wordt het gebouw ook wel
ter beschikking gesteld aan andere verenigingen, voor
andere aktiviteiten. Als spr. de zaak tot die proporties
terugbrengt het klinkt hier misschien een beetje
cru is hij helemaal niet overtuigd door de wet
houder.
Al met al is het hier dat wil spr. aannemen -
een bijzonder geval. Het bijzondere geval is echter zo
bijzonder, dat spr. het toch nog wel wat erg bijzonder
vindt. De wethouder begrijpt wel, wat spr. bedoelt,
maar spr. heeft hem ook begrepen: Er zijn meer speel
tuinverenigingen en het college streeft zoveel mogelijk
naar het volgen van bepaalde richtlijnen voor alle ge
vallen. Dat is bijzonder bevredigend voor die speel
tuinverenigingen en het is ook niets bijzonders.
De heer Vellenga (weth.) ziet van het woord af.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
De Voorzitter sluit de openbare vergadering, maar
heeft, nu het laatste agendapunt is afgehandeld, toch
nog een punt, dat hij graag in een vergadering met
gesloten deuren ter sprake zou willen brengen en hij
verzoekt de raadsleden nog enige tijd bijeen te willen
blijven.