2 3 ciale zaken en van de energiebedrijven; Voor kennisgeving aangenomen. 2. een brief van het bestuur van de gymnastiekver eniging „Brinio", alhier, inzake het gebruik van het gymnastieklokaal no. 1 aan de Grote Kerkstraat; Onder mededeling, dat de regeling van het gebruik van lokalen van gemeentelijke inrichtingen van onderwijs op grond van artikel 1 van de „Verorde ning, regelende het gebruik van schoollokalen voor particuliere lessen" tot de competentie van burge meester en wethouders behoort, stellen zij voor dit schrijven ter afdoening in hun handen te stellen. 3. een verzoek van het bestuur der stichting ,,De B.L.O.-Commissie te Leeuwarden" om medewerking te verlenen tot de stichting en eerste inrichting van een R.K. school voor buitengewoon lager onderwijs te Leeuwarden. 4. een verzoek van de Leeuwarder Middenstandsraad, alhier, om de z.g. Oosterstraten van een nieuwe straatverlichting te voorzien. B. en W. stellen voor de verzoeken sub 3 en 4 om preadvies in hun handen te stellen. 5. bericht van verhindering van de heren Schootstra en IJtsma. Voor kennisgeving aangenomen. Punt 3. Benoemd worden de heer Ras, met 24 stemmen, de heren Wiersma en IJtsma, elk met 25 stemmen (de heren Van Balen Walter, Beeksma, K. de Jong en Kamstra, elk 1 stem, 4 bilj. blanco en 1 bilj. ongeldig). Punt 4. De aanbevelingen van het bestuur van de woning stichting luiden als volgt: a. vacature Sijbrandij 1. K. Sijbrandij, Wirdum 411a; 2. P. van der Herberg, Wirdum 377; b. Vacature J. H. Hogema: 1. J. H. Hogema, Leeuwarderstraat 44; 2. J. Kamsma, Matthias van Pellicomstraat 4. Benoemd worden de heer Sijbrandij, met 30 stem men, en de heer Hogema, met 31 stemmen (de heer Van der Herberg 1 stem). Punt 5 (bijl. no. 256). De voordracht van B. en W. luidt als volgt: mej. A. A. Laverman, alhier. Benoemd wordt mej. Laverman, met 27 stemmen (4 bilj. ongeldig). Punt 6 (bijl. no. 254). De aanbevelingen van B. en W. luiden als volgt: a. leraar in de geschiedenis, de staatsinrichting en de staathuishoudkunde H. C. van Dijk, alhier; b. leraar in de wiskunde: Th. R. M. de Jong, alhier; c. leraar in de scheikunde: W. van der Veer, alhier. Benoemd worden de aanbevolenen, met alg. stemmen. Punt 7 (bijl. no. 255). De aanbevelingen van B. en W. luiden als volgt: a. leraar in het Nederlands: A. C. Bosch, alhier; b. leraar in de handelswetenschappen: J. Jansma, alhier; c. leraar in het Duits: H. Kampen, alhier; d. leraar in de wiskunde: P. Kwist, alhier; e. lerares in de geschiedenis: mevr. C. A. Smit-Huidekoper, alhier; f. leraar in de scheikunde: J. Westra, alhier; g. lerares in het Frans: mej. G. W. ter Stal, alhier; h. leraar in het Frans: A. Faber, alhier; i. leraar in het Frans: Y. van der Zee, alhier. Benoemd worden de aanbevolenen sub a t/m g, met 31 stemmen, en de aanbevolenen sub h en i, met 30 stemmen (2 bilj. voor 2 vacatures blanco). De heren Ir. van Balen Walter en Mr. van der Veen vormden het stembureau. Punten 8 t/m 17 (bijl. nos. 257, 261, 262, 264, 263, 248, 250, 249, 252 en 251). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 18 (bijl. no. 259). De heer Mani zegt, dat hij c.s., hoewel zij het be treuren, dat de oplossing van het scholentekort op deze manier gevonden moet worden, het aan de andere kant toejuichen, dat het college met dit voorstel komt. Er zou misschien één bedenking tegen kunnen bestaan en wel deze, dat het mogelijk zou kunnen zijn, dat in de toekomst door het stichten van deze noodscholen het stichten van permanente scholen iets in het gedrang komt. Als de wethouder deze vrees, die misschien be staat, zou kunnen wegnemen, dan kunnen hij c.s. zich met het voorstel verenigen. Spr. zou niet alleen gaarne willen vernemen, wat het college eventueel van plan is, maar ook, of het bekend is hoe de hogere instanties tegenover het ver vangen van noodscholen door permanente scholen staan. De hear Santema soe n.o.f. hwat de hear Mani nei foaren brocht hat freegje wolle, oft de needskoallen in selde karakter drage sille, hwat de bou-oarder en ek de ynrjochting oanbilanget, as byg. de Finske skoallen, dy't hjir bisteane. Foar safier as spr. wit, foldogge dy Finske skoallen as houten skoallen frij goed en de libbensdür is ek noch al aerdich lang. Yn 'e fortrekkeamer hat in maquette stien, hwertroch men in yndruk krije koe, hoe't de needskoallen der fan buten üt komme to sjen. En nou moat hy earlik sizze, dat it sa as it lytse byld it sjen lit net ünoannimlik wie. Spr. freget him, yn forban mei it reuseftige wenning- tokoart öf, oft der yn 'e takomst noch net mear oer- gien wurde moat ta it stiftsjen fan dizze need skoallen. It hinget by spr. wakker óf fan de fraech, oft B. en W. ek fortelle kinne, hoe lang de libbensdür fan dizze needskoallen is en hoe't harren ünderfining is mei de bisteande Finske skoallen. Spr. soe dêr graech hwat oer hearre wolle. Ook wij willen, aldus de heer Rutkens, onze stem niet onthouden aan het voorstel, dat door het college aan de raad is voorgelegd t.a.v. de bouw van 5 nood scholen. Het woord duidt reeds op de situatie en ook in deze zin willen wij onze stem bepalen. Wij zien n.l., evenals het college, dit plan als noodzakelijk om uit de grote nood, die er t.a.v. de schoolruimte ontstaat, te kunnen geraken. Ook wij zouden met zeer veel nadruk willen verklaren, dat wij dit niet zien als een oplossing, die een zeer lange tijd zal moeten meegaan. Dit zal o.i. een oplossing moeten zijn, waarvan wij kunnen zeg gen: wij zullen zo spoedig mogelijk definitieve scholen hiervoor in de plaats stellen. Ook wij zouden ons bij de woorden van de heer Mani willen aansluiten. De heer J. K. Dijkstra (weth.) zegt, dat de heer Mani waardering heeft uitgesproken, maar deze tevens een zekere beperking heeft doen ondergaan door uiting te geven aan zijn beduchtheid, dat de bouw van deze noodscholen mogelijkerwijs de urgentie van de bouw van permanente scholen zou aantasten. Zo heeft spr. het althans begrepen. B. en W. hopen en vertrouwen er op er van uit gaande, dat er ook in Den Haag gezond verstand aan wezig is dat de bouw van deze noodscholen de ur gentie van het bestaande scholenbouwplan voor Leeu warden niet in de weg zal staan. Dat is ook de op vatting van de rijksinspecteur van het l.o., met wie t.a.v. deze zaak prettig overleg is gepleegd. Met de beantwoording van de heer Mani meent spr. ook de heer Rutkens, die er eveneens op aandrong, dat zo spoedig mogelijk zoals hij het zegt „definitieve" scholen deze noodscholen zullen vervangen, te hebben beantwoord. De hear Santema hat ynformearre nei de libbensdür fan de Finske skoallen en nei it risseltaet, dat dêrmei op it stik fan hüsfesting, fan biwenberheit, bihelle is. Nou is it oardiel fan boukundigen en ek fan ünderwiis- minsken oer de Finske skoallen tige gunstich. Hja binne maklik waerm to krijen yn 'e winter en yn 'e simmer binne hja net oerdiedige hjit. En de lokalen hawwe öfmjittingen, dy't se tige brüksum meitsje foar it jaen fan goed ünderwiis. De ventilaesje is ek bést. Koart sein, klachten hawwe B. en W. oan't nou ta net birikt. De libbensdür taksearret spr. as net-deskundige dus tige hoeden en tige dimmen -op 25 jier; mocht it minder wêze, dan wol spr. it net bilije. De libbensdür ian skoallen, hwerfan yn it ütstel sprake is, wurdt ek taksearre, lyk as spr. heard hat, op 25 jier. It hoecht ek gjin neidiel to wêzen, as it langer is, hwant hjir is altiten, troch it foarmjen fan parallelklassen, forlet fan klasseromte. En as de needskoallen net mear tsjinstich foar it ünderwiis wêze soene, soene se foar oare doelen, byg. dy't mei it wyklibben forban halde, skoan brükt wurde kinne. De hear Van der Schaaf (weth.) soe oan de wurden fan de hear Dykstra noch efkes dit tafoegje wolle, dat de Finske skoallen it hast wol 30 jier üthalde, dus ryklik safolle as de hear Dykstra sein hat. Mar de libbensdür fan de hjir ütstelde skoallen wurdt taksearre op 20 a 25 jier. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 19 en 20 (bijl. nos. 260 en 258). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 21 (bijl. no. 253). Wij zijn, aldus de heer Rutkens, voor deze wijziging, omdat er enkele kleine verbeteringen in de rechtspo sitie van de werkers in dienst van de gemeente door tot stand komen. Wij willen hierbij echter één bezwaar naar voren brengen en wel t.a.v. het feit, dat bij dit reglement wordt ingevoegd de verplichting tot be scherming van en hulpverlening aan personen, die in gebouwen der gemeente aanwezig zijn, resp. de ver plichting tot deelneming aan lessen voor dit doel. Wij hebben hier reeds meermalen ons standpunt naar voren gebracht en de situatie is niet zodanig veranderd, dat wij op dit moment ons standpunt zouden kunnen wij zigen. Aan dit voorstel zouden wij echter nog gaarne iets toegevoegd willen zien, wat wij het college onder het oog willen brengen. Het betreft de vakantietoeslag. Over het algemeen wordt voor het uitbetalen van vakantietoeslag aan het gemeentepersoneel een vaste datum aangehouden. In het vrije bedrijf is het men kan haast wel zeggen voor 90 gewoonte, dat de vakantietoeslag in de week, voorafgaande aan die, waarin de vakantie voor de betreffende werknemer ingaat, wordt uitbetaald. Spr. heeft zo hier en daar geïnformeerd bij het ge meentepersoneel en nu schijnt ook daar wel de wens tot uitbetaling op een zodanig tijdstip aanwezig te zijn. Over het algemeen wordt door de leden van het ge meentepersoneel ook aldus geredeneerd: Wanneer men de vakantietoeslag geruime tijd voor het begin van de vakantie ontvangt, dan gaat deze meestal op in de huishouding aan de meest noodzakelijke goederen, die men anders niet zou kunnen aanschaffen, terwijl men, wanneer men het bedrag ontvangt vlak voor de vakan tie, gauwer geneigd is een groter deel voor de vakantie te besteden. Wij zouden B. en W. willen verzoeken bij de diverse takken van dienst de vakantietoeslag, waar dit moge lijk is, uit te betalen in de week, voorafgaande aan de week, waarin de werknemer vakantie zal genieten. De heer Venema zou het met de heer Rutkens eens kunnen zijn, maar als deze iets citeert, dan moet hij het juist citeren. Spr. weet van twee bedrijven in Leeuwar den met meer dan 2000 werknemers, dat deze het vakantiegeld aan het begin van de vakantieperiode aan het gehele personeel uitkeren. Spr. meende dit even te moeten zeggen, anders zou men misschien kunnen veronderstellen, dat de heer Rutkens gelijk had. De heer Vellenga (weth.) kan zich voorstellen, dat de heer Rutkens deze gedachtengang hier zo ontwik kelt. En op het eerste gezicht is er misschien iets voor te zeggen. Aan de andere kant kan dit wel bepaalde administratieve bezwaren met zich meebrengen voor de betrokken diensten. Nu streeft men er wel zoveel mogelijk naar om de uitbetaling van de vakantietoeslag in de geest van de woorden van de heer Rutkens te doen plaats hebben; alleen echter het stringent vast leggen, zoals deze het begeert, zal waarschijnlijk op bepaalde technische moeilijkheden stuiten. Dat is het enige wat spr. over deze zaak zou willen zeggen. De heer Rutkens zou toch een misverstand bij de wethouder willen wegnemen. Spr. heeft niet direct zo sterk willen pleiten voor opneming van het door hem gevraagde in een administratieve regeling. Hij heeft deze zaak slechts via dit voorstel onder de aan dacht van B. en W. willen brengen, om daarmee te bevorderen, dat bij de takken van dienst de door hem bepleite gedragslijn wordt gevolgd. De heer Venema zou spr. willen zeggen, dat wat hij zeide op 90 van de bedrijven in Leeuwarden betrekking heeft. Het kan zijn, dat het niet helemaal juist is, maar ongeveer wel. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 22 (bijl. no. 265). De heer Rutkens: Wij zouden gaarne aantekening hebben, dat wij voor dit voorstel zijn, met verwijzing naar hetgeen wij in een vorige vergadering t.a.v. een punt als het onderhavige hebben gezegd. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1956 | | pagina 2