34
35
lan wenje safolle Hollanners, dat fan dat flagjen kin
neat komme. Wy kinne dizze minsken sterk üt-
drukt dochs net op stang jeije. En hwat sêfter üt-
drukt: wy kinne har net prikelje. Mar spr. is it mei
syn fraksjegenoat tige iens, dat der wol reden foar is
op de 26e septimber to flagjen. Spr. wol it sa stelle: it
gyng om in frijheitsstriid en it is krekt yn dizze dagen
wol wer düdlik wurden, hoe'n great guod de frijheit is.
Men kin sizze: Wy libje mei de Hollanners yn ien steats-
forban en dêr is spr. it tige mei iens, mar men kin ek
sizze: As de Friezen dy slach net woun hienen, hienen
hja der as sadanich net mear west en hie Fryslan syn
gesicht fan hjoed-de-dei net mear hawn. Dus üt it
aide motyf fan de frijheit stiet spr. der op oan op 26
septimber to flagjen. It binne oars fansels net allin-
nich Friezen, dy't der foar fiele. Inkelde jierren lyn
binne oer dit ünderwerp in pear artikels forskynd fan
de han fan de hear Bruch, learaer by it M.O.
De Voorzitter heeft dan nog namens het college te
antwoorden op de vragen van de heren Santema en Van
der Meer i.z. het vlaggen door de gemeente op bepaalde
dagen, vragen, die concreet uitmondden in deze vraag:
Wil het college overwegen, om op 26 september, ter
herdenking van de slag bij Warns, de Friese vlag op
de Oldehove te plaatsen Deze concrete vraag hebben
B. en W. niet in het sectieverslag gevonden, maar nu
ze eenkeer door deze beide heren raadsleden is gesteld,
kan spr. hun wel toezeggen, dat B. en W. deze vraag,
zoals alle andere vragen, die hun door raadsleden
op deze dag of op andere dagen worden gesteld, gaarne
in de vergadering van hun college zullen overwegen.
Men begrijpt, dat dit niet eerder het geval is geweest,
omdat de vraag niet eerder tot hen is gekomen. Spr.
moge hieraan toevoegen, dat B. en W. eigener beweging-
geen voldoende aanleiding hebben gevonden dit punt
te overwegen.
Volgno. 532 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgno. 544. Subsidies, contributies, enz. f 164.670,
De heer W. M. de Jong zou over een klein onderdeel
van deze post: subsidie militaire tehuizen, een opmer
king willen maken. Spr. leest op blz. 112 van de mem.v.
toel., onder 21:
Ned. Militaire Bond Pro Rege, afd. Leeuwarden f 250,
Katholiek Militair Tehuis f 250,—
Stichting Militaire Tehuizen van het
Humanistisch Thuisfront f 250,
f 750,—
Er liggen bij de stukken verzoeken om subsidiever
hoging van de Centrale van Katholieke Militaire Te
huizen en van de Nederlandse Militaire Bond Pro Rege.
In de Aanbiedingsbrief zegt het college: „Alle drie or
ganisaties, die in ons land militaire tehuizen exploite
ren, zijn in het genot van een gemeentelijk subsidie ge
steld van f 250,- per jaar. Dit bedrag moet worden
gezien als een waarderingssubsidie van de gemeente
voor de arbeid, die de exploitanten van dergelijke te
huizen, in het belang van de Leeuwarder militairen,
waar te lande ook gelegerd, verrichten". In verband
hiermede menen wij U te moeten ontraden aan Pro
Rege, naast het algemene subsidie, nog een speciaal
subsidie te verlenen voor de exploitatie van een mili
tair tehuis hier ter stede".
Spr. betwijfelt, of de opzet van meet af aan geweest
is, het subsidie te zien als een waarderingssubsidie.
Maar wil het college het dan nu achteraf als zodanig
zien, met het oog dus op de arbeid, die wordt verricht,
dan moet de omvang van die arbeid toch wel een rol
spelen. Nu is die omvang op het ogenblik zo, dat het
Humanistisch Thuisfront op 3 plaatsen militaire te
huizen exploiteert, de Katholieke Centrale op 51 en de
Ned. Mil. Bond Pro Rege op, naar spr. meent, 53 plaat
sen. Ruw genomen, is die verhouding 1 17 17. Wan
neer men de arbeid zou waarderen, dan zou deze
verhouding toch niet mogen worden verwaarloosd.
Blijft men op dit standpunt staan, dat zal men er niet
aan kunnen ontkomen om deze ook te doen uitkomen
in de subsidiebedragen. Het zou natuurlijk sneu zijn
om een bepaald subsidie te verlagen; doet men dit niet,
dan zou de consequentie zijn, dat de subsidie voor Pro
Rege en de Katholieke Centrale ongeveer f 4000,zou
den moeten bedragen. Dit zou spr. nu niet direct wil
len bepleiten, maar hij wil er wel de aandacht op ves
tigen, dat de logica dit toch we! meebrengen zou. Er
is ook een andere oplossing mogelijk. Er is, naar de
mening van spr. c.s., in het geheel geen bezwaar tegen
om naast zo'n algemeen subsidie ook nog subsidie voor
de plaatselijke militaire tehuizen te geven. Zo zouden hij
c.s. het eigenlijk het liefst willen zien. Zij zouden bij dit
subsidie tot een bescheiden bedrag willen gaan. Het
Humanistisch Thuisfront krijgt bijv. f 400,per jaar
van de gemeente Ermelo voor zijn tehuis in Nunspeet.
Spr. c.s. achten het niet overdreven, om bijv. f 500,
voor elk der beide plaatselijke tehuizen alhier te vote
ren. Hij hoopt, dat de andere raadsleden het met hem
eens zullen zijn, maar door deze bijdrage zijn de juiste
verhoudingen nog op geen stukken na benaderd. Nu
behoeft dat ook niet helemaal. Spr. c.s. willen wel blij
ven uitgaan van een basis van f 250,omdat dit zo
gegroeid is, maar menen, dat er dan een extra subsidie
voor de exploitatie van militaire tehuizen in de garni
zoensplaats Leeuwarden bij moet komen.
Dat het waarderingssubsidie voor het Humanistisch
Thuisfront wel zeer belangrijk is, blijkt uit het alge
mene exploitatie-overzicht van alle drie tehuizen in
Nederland. Van de verschillende gemeenten wordt ont
vangen f 5.500,- en van de provincies f 2.000,Dat
deze instelling daar tevreden over is, laat zich begrij
pen. Zij krijgt bovendien voor het tehuis in Nunspeet
van de Provinciale Staten van Gelderland f 1.000,en
van de gemeente Ermelo, zoals gezegd, f 400,
Spr. zou in de eerste plaats in de richting van iets
betere verhoudingen willen werken. Hij meent te heb
ben aangetoond, dat, wanneer Leeuwarden jaarlijks
f 500,geeft voor de tehuizen in de eigen gemeente,
dit in het kader van de door hem genoemde cijfers niet
onbevredigend is. Hij vindt het billijk en logisch en zou
willen voorstellen het nu meteen te doen, als men hier
niet bijna toe was aan een betere regeling van de sub
sidies. B. en W. hebben dit althans aangekondigd en
daar stemmen spr. c.s. van harte mee in. Het college
wil trachten lijn in de subsidies te krijgen, althans méér
lijn, want er is geen sprake van, dat het subsidiebeleid
nu lijnloos is. B. en W. willen streven naar betere nor
men voor de verschillende subsidies. Het is niet moge
lijk om te repliceren. Spr. moet dus een keus doen uit
wat hij wil vragen. Hij volstaat daarom met het coilege
te vragen om bij het zoeken naar normen al de door hem
genoemde dingen ook in het oog te houden. Hij c.s.
zien met grote belangstelling uit naar de resultaten
van dit onderzoek en zullen eventueel op deze zaak
moeten terugkomen.
De heer Kamstra kan hetgeen door de heer De Jong
is gezegd van A tot Z onderschrijven. Ook spr. is van
mening, dat, hoewel hier gesproken wordt van een
waarderingssubsidie, de verhoudingen toch zoek zijn.
Elke vereniging krijgt f 250,maar de Protestantse
vereniging exploiteert 53, de katholieke 51 en het Hu
manistisch Thuisfront 3 tehuizen. Spr. is het dan ook
met de heer De Jong eens, dat het arbeidsveld van de
beide eerstgenoemde wel heel veel verschilt met dat
van het Humanistisch Thuisfront. Spr. meent mét de
heer De Jong, dat er in dit geval zeker wel reden voor
herziening van de normen der subsidieverlening be
staat.
De hear Van der Meer soe him oanslute wolle by
hwat de hear De Jong sein hat. It liket ek him c.s. goed
ta, dat men de tohuzen yn Ljouwert in apart subsydzje
jowt.
De heer Vellenga (weth.) meent, dat de heer De
Jong, die een vrij uitvoerig betoog heeft gehouden over
het subsidiebeleid van B. en W. t.a.v. de militaire tehui
zen, waarbij zich later de heren Van der Meer en Kam
stra hebben aangesloten, het verkeerd ziet, wanneer
hij betwijfelt, of het van meet af aan wel de bedoeling'
van de raad is geweest om niet meer te geven dan een
subsidie, dat een bepaalde waardering uitdrukt. Deze
kwestie moge door enkele raadsleden anders worden
bekeken, maar de meerderheid in deze raad heeft het
toch altijd gezien, zoals B. en W. het nog steeds zien,
n.l. zo. dat de zorg voor de jcngens, die in militaire
dienst zijn, primair een taak is voor de rijksoverheid,
die hen oproept en een uniform aantrekt en hen door
gaans naar andere plaatsen zendt om hen in kazernes
te legeren.
Nu heeft de heer De Jong een enkele gemeente ge
noemd, die een groter bedrag geeft dan tot nu toe in
Leeuwarden het geval was, maar daar staan verschil
lende gemeenten tegenover, die niets doen, omdat ze
strak en stijf volhouden, dat het hier een taak van
het Rijk betreft, eventueel mede een taak van het par
ticulier initiatief van bepaalde levensbeschouwelijke
groepen, die per se niet afgewenteld mag worden op de
gemeente.
Van meet af aan drukt het subsidiebeleid t.a.v.
de exploitatie van militaire tehuizen maar een
bepaalde waardering uit in deze gemeente en
het staat los van de begroting en exploitatie van
de militaire tehuizen waar het hier om ging. Verder
zijn de heren er van uitgegaan, dat men voor beide
plaatselijke tehuizen dan ook alleen subsidie verstrekte
als waardering voor die organisaties, die hier ter stede
zelf tehuizen exploiteren, los van het feit, dat de jon
gens uit deze gemeente mogelijk in andere plaatsen van
tehuizen of van Pro Rege öf van de Katholieke Cen
trale öf van het Humanistisch Thuisfront gebruik
maken.
B. en W. handhaven hun standpunt, dat men
niet naar de begroting moet kijken en niet naar
de verhouding in de aantallen van de militaire
tehuizen, omdat hier louter en alleen sprake is
van enige waardering, die door dit subsidie wordt uit
gedrukt. Het verhogen van het subsidie zou alleen maar
nog sterker de redenering aantasten, dat het subsidiëren
van militaire tehuizen absoluut een rijkstaak is. Het
college is dan ook niet voornemens over te gaan tot
verhoging van het subsidiebedrag, dat thans in de be
groting is vermeld.
Daarnaast heeft de heer De Jong gevraagd: Is het
nu niet mogelijk om ook deze kwestie te bezien in het
kader van het bekijken van de andere subsidies, dat van
de kant van het college is aangekondigd Spr. moet
hierbij opmerken, dat men bij de andere subsidies, vrij
normale subsidies, kan pogen tot een zekere normali
sering te komen door opsporing van vaste elementen.
Dit is hier praktisch onmogelijk, omdat B. en W. dit
subsidie los van exploitie en begroting gezien hebben.
Het is dus moeilijk om van de kant van het college in
het kader van het nader bezien der subsidies een po
sitieve toezegging te doen.
Spr. zou de raad willen vragen de zaak op grond
van deze reeds vaker genoemde argumenten te laten,
zoals ze op het ogenblik is.
Volgno. 544 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgno. 576. Centraal autobusstation f31.660,
De heer Bas zegt, dat B. en W. in de mem.v.a. mede
delen, dat zij nader zullen onderzoeken, of het bouwen
van een moderne toiletinrichting ter vervanging van de
bestaande installatie nodig is. Spr. zou willen vragen,
of men, als men toch aan het onderzoeken is, eens een
keer in Pleerenveen wil gaan zien op het autobusstation,
waar een prachtige installatie gebouwd is, ook voor
de bezoekers.
De heer Tiekstra (weth.) kan de heer Ras toezeggen,
dat B. en W. deze aangelegenheid nader zullen bekij
ken. Dat staat trouwens ook al in de mem.v.a.
Volgno. 576 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgno. 578. Stadsautobusdienst f 47.670.
De hear Van der Meer wol net ien to nei komme en
allinnich mar dit sizze: de stêdsautobustsjinst kin men
net mear misse. Spr. hat der ek neat op tsjin, dat de
gemeente in flink subsydzje dérfoar jowt. It komt him
lykwols dochs foar, dat it mei de tsjinst noch allesbi-
halven ideael is. As it reint en men it measte forlet fan
in bus hat, moat men nea miene, dat hy der is. As men
by it stesjon oankommen is mei de bus, is krekt de
trein in pear menuten fuort. As it in bytsje wol, slacht
de bus wol ris in kear oer of in kear op in pear menu
ten nei. Der skynt wol ris hwat to heakjen. Hoe't dat
sit, wit spr. net. As it reinig waer is, geane mear
minsken mei de bus as hwannear't it prachtich waer
is. Dy minsken moatte foar in diel in kaertsje keapje
en dat nimt syn tiid, safolle tiid, dat de bus op it ein
in kertier of 17 menuten to let is en soms spr. her-
hellet it in kear oerslacht. Spr. wit net, hoe't
it moat, mar hy wol dizze biswieren dochs wol yn 'e
gearkomste fan 'e rie dellizze. Miskien kin it kolleezje
ris mei de N.T.M. biprate, hwat hjiroan dien wurde
moat.
De hear Pols wil n.a.v. hetgeen door de heer Van
der Meer is gezegd een kleine opmerking maken. Spr.
weet iets van dit vak. Zij, die zeggen: de bus is, als
het regent, te laat, zijn in de regel mensen, die dan
pas in de bus stappen. Anders maken zij er praktisch
geen gebruik van. En nu is het nooit mogelijk, in welk
bedrijf dan ook, om in bijzondere toestanden, zoals bijv.
in stortregen, precies op tijd te lopen. Leeuwarden is
bovendien een uiterst moeilijke stad voor een autobus
dienst: de bruggen draaien af, de overweg is dicht en
op regendagen gaan alle mensen rijden, ook zij, die
anders nooit in de bus zitten. Als er geregeld meer
mensen van de autobusdienst gebruik zouden maken,
zou er een gezondere exploitatie mogelijk zijn.
De hear Santema soe n.o.f. de oratio pro domo
sa soe hy it hast neame wolle fan syn fraksjegenoat
him yn dizzen al hielendal byfalle wolle. Spr. wol dit
mar sizze dat de stêdsautobustsjinst in apparaet is
yn de boargerlike hüshalding, dat goed wurkje moat.
Men hat as publyk wol deeglik syn easken dêroan to
stellen. En binammen as de rie bisletten hat, om ge
regeld in biskaet bidrach foar it tokoart by to passen.
De hear Pols is deskundige op dit gebiet, alhoewol
hy net eigner fan de N.T.M. is. Hy sit dus net yn 'e
stêdsautobustsjinst, mar yn in oarenien, dy't in hiel
oare taek hat as de stêdsautobustsjinst, dus foar sa-
fier kin men dochs net alle krêft oan de wurden fan
de hear Pols takenne.
In oare kwesje, dy't buten dizze stiet, is, oft it ge-
meentebistjür spr. c.s. hawwe it mei greate blyd-
skip yn de mem.f.a. opmurken yn him omgean lit
om oer to gean ta it bouwen fan skülplakken, hwer't
it publyk stean kin to wachtsjen. Yn de reinige sim
mer fan dit jier hie it fan great bilang west, dat dy
bousels der wiene en as dy dingen der stiene, soene
spr. c.s. der fan herten bliid mei wêze.
Hy soe allinnich noch freegje wolle: Hwat stelle B.
en W. har foar skülplakken foar: foar de stêdsauto
bustsjinst of ek foar de ütgeande bustsjinsten, byg.
oan 'e ein fan 'e Harnzerstrjitwei, de Skrans en de
Grinzerstrjitwei De fraech yn it seksjeforslach is net
hielendal düdlik en miskien is dat spr. syn skuld ek
wol hwat mei, omdat hy yndertiid yn 'e seksje dizze
saek net hielendal présisearre hat.
Yn it foar bistjüget hy syn tank.
De hear Beeksma wol de hear Santema efkes op it
folgjende wize: Men kin wol easkje, mar as de hear
Santema mei de stêdsbus rydt, dan rydt hy ünder de
priis, omdat de gemeente subsydzje op de tsjinst jown
hat. En dan hat men net safolle to easkjen.
De heer J. de Jong is iemand, die niet geregeld,
maar toch af en toe van de bus gebruik maakt en hij
kan de bezwaren van de heer Van der Meer wel on
derstrepen. Maar dan zou hij hem tevens willen wijzen
op de houding van het publiek. Spr. heeft het wel mee
gemaakt, dat hij 10 a 15 minuten op een bus moest
wachten. Hij had intussen het benodigde kleingeld
voor de dag gehaald, maar vele mensen lieten de
chauffeur geld wisselen. Men moet dus zijn verwijt
eerder richten tot de mensen, die van de bus gebruik
maken, dan tot de dienst zelf. Als de passagiers van
te voren het geld klaar kregen, achter uitstapten en
voor in, dan was er al heel wat gewonnen. Spr. geeft
toe, dat het publiek met slecht weer meer in de bus
stapt dan bij goed weer en dan kan men wel zeggen:
dan moet men er ook maar met mooi weer gebruik
van maken, maar het is begrijpelijk, dat men dan wel
graag even wil wandelen.