C. dat zijn ingekomen:
1. rapporten omtrent controle van kas en boeken van
de gemeente-ontvanger, alsmede omtrent kasop-
neming en controle van de administratie der energie
bedrijven
Voor kennisgeving aangenomen.
2. verslagen van de commissies tot wering van school
verzuim voor Leeuwarden-Zuid en voor Leeuwar
den-Noord over het jaar 1956.
Deze verslagen liggen nog enige tijd ter inzage.
3. een brief van het Bestuur van de Vereniging voor
Christelijk Schoolonderwijs, alhier, waarbij dit zijn
verzoek om beschikbaarstelling van gelden voor de
bouw van twee noodlokalen bij de Juliana van
Stolberg-school aan de Robert Kochstraat, alhier, in
trekt;
4. berichten van verhindering van de heren F. T.
Dijkstra en Pols.
Voor kennisgeving aangenomen.
Punt 3 (bijl, no. 34).
De voordrachten van B. en W. luiden als volgt:
vacature gemeenteschool no. 6:
J. Jonker te Buitenpost;
vacature gemeenteschool no. 10:
mej. IJ. van Gorkum te Bolsward;
vacature gemeenteschool no. 20:
J. Tigchelaar te 's-Gravenhage.
Benoemd worden de voorgedragenen, met alg. stem
men.
De heren J. de Jong en Venema vormden het stem
bureau.
Punten 4 t/m 12 (bijl. nos. 33, 38, 25, 26, 27, 28, 29, 35
en 24).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 13 (bijl. no. 23).
De heer Kas wil beginnen met mede te delen, dat hij
in elk geval met punt 1 van het concept-besluit geheel
akkoord gaat; het wordt langzamerhand toch wel tijd,
dat het voltage hier wordt omgeschakeld. Gezien uit
het bedrijfsoogpunt is dit zeker van belang.
Toch geeft de raadsbrief spr. aanleiding tot het stellen
van enkele vragen.
Hij zou willen beginnen bij het tweede punt van het
concept-besluit, waarin staat: ,,de onder 1 genoemde
spanningswijziging voorlopig slechts te doen geschieden
in de door burgemeester en wethouders te bepalen ge
vallen". Spr. wil graag weten, welke deze gevallen zijn.
Kunnen B. en W. daar niet een omschrijving van geven
In punt 3 van het concept-besluit leest spr., dat hef
omschakelen geschiedt hetzij vrijwillig, hetzij op ver
zoek van de energiebedrijven. Kan dit verzoek in be
paalde gevallen ook een bevel zijn of op een bevel
gelijken
Ook op het volgende zou spr. de aandacht willen
vestigen.
Voor personeelslasten wordt, van 1 juli 1957 af, een
bedrag geraamd van f17.500,B. en W. schrijven:
„Aangezien de huidige personeelsbezetting van de
energiebedrijven niet is ingesteld op een grondige voor
bereiding van een omvangrijk werk als het onderhavige,
terwijl bovendien enkele leidinggevende technische
ambtenaren van het elektriciteitsbedrijf wegens het be
reiken van de pensioengerechtigde leeftijd de gemeente
dienst in de loop van dit jaar zullen verlaten, menen
wij U te moeten voorstellen, ter assistentie van de
directie, over te gaan tot het aanstellen van een elektro
technisch ingenieur".
Nu is spr.'s vraag: Drukt de post van f 17.500,
niet wat eenzijdig op de spanningswijziging, waar het
hier toch gedeeltelijk slechts vervanging van het tech
nisch personeel betreft? Voorts meent spr., dat een deel
van de 14.500 aangeslotenen van het 127 Volt-gebied
een 3-fazen-aansluiting heeft, waardoor dus veel min
der verhuistransformatoren zullen behoeven te worden
aangeschaft. De mogelijkheid bestaat, dat het aantal
van 1500 door B. en W. aan te schaffen verhuistrans
formatoren te groot zal zijn. Hier zou een ruime be
sparing kunnen plaats hebben.
Een ander punt, waarover spr. iets zou willen zeg
gen, is het volgende:
B. en W. schrijven, dat onder nieuwe verbruikers
ook worden verstaan „inwonenden". Nu weet spr. niet,
of hij het goed begrepen heeft. Worden deze inwonen
den op gelijke wijze behandeld als de mensen, die van
buiten de stad komen en krijgen ze dus geen vergoeding-
voor de omschakeling of worden dezen gelijk behandeld
als de „oude" bewoners?
Dan zou spr. nog iets willen zeggen over hetgeen
in de raadsbrief staat over de vergoeding aan parti
culieren. Hij ziet de omschakeling van deze groep
primair als een bedrijfs- en gemeentebelang. In feite
ligt de oorzaak van de omschakeling ook bij het ge
meentebedrijf, omdat de gemeente eertijds tot de 127
Volt-spanning besloot en in het licht hiervan moet de
vergoeding aan de verbruikers worden gezien. Is de
vergoeding van een eenvoudig verbruikerspakket niet
te klein genomen en is gelijkheid hier niet onrecht
vaardig Spr. denkt, dat B. en W. onder het eenvoudige
verbruikerspakket bijv. niet rekenen de infrafiel-lam-
pen, beltransformatoren, wasmachines, boilers e.d. Dit
geldt voor particulieren, maar ook voor verhuurders
van wasmachines. De verhuurders zullen de kosten bij
de huur berekenen en dit zal een beduidend bedrag zijn,
als men bedenkt, dat de ombouwkosten voor een kleine
wasmachine al f 28,zullen bedragen.
Spr. zou willen pleiten voor een integrale vergoe
ding. Hoe denken B. en W. in principe over vergoeding
voor etalageverlichting, luidspreker- en telefooninstal
laties en kleine machines, zoals die bijv. in slagerijen
worden gebruikt?
Dan een meer technische vraag. T.a.v. de inventa
risatie wordt in de raadsbrief gezegd, dat „het derhalve
wel geen betoog behoeft, dat zonder een behoorlijke
inventarisatie van het om te bouwen gebied omtrent
de financiële aspecten van dit voor onze gemeente zo
belangrijke vraagstuk thans nog geen oordeel kan
worden uitgesproken. Ook t.a.v. de ombouw van de
verbruiksapparatuur staan ons geen voldoende ge
gevens ter beschikking". Spr.'s vraag is: Worden in
die inventarisatie, die ongetwijfeld zal worden gehouden,
ook opgenomen de onkosten van de verbruikers Wordt
dus geval voor geval bekeken, om uit te maken of om
bouw zal plaats vinden en ligt het ook in de bedoeling-
in verband met de veiligheid in deze inventarisatie op
te nemen een keuring van de installaties? Spr. kan
zich voorstellen, dat bij een overschakeling van 127 op
220 V. verscheidene installaties de zwaardere spanning-
niet kunnen verdragen, zodat men op de momenten van
overschakeling plotseling voor een totale vernieuwing
van de leidingen kan komen te staan.
Ten slotte zou spr. graag willen weten, of het ook
in de bedoeling ligt om i.z. deze omschakeling overleg
te plegen met het bedrijfsleven en speciaal dan met de
installateurs.
De heer K. de Jong wil zich bij de in zeker opzicht
vrij vage raadsbrief wel neerleggen, omdat het hier om
een principe-besluit gaat.
Toch zijn enkele vragen bij spr. opgekomen. Daarop
zal hem misschien ook slechts een enigermate vaag
antwoord gegeven kunnen worden, maar mogelijk toch
een antwoord, dat iets duidelijker is dan het in de
raadsbrief gestelde.
Spr.'s eerste vraag is deze: Hebben B. en W. ook
een bepaalde gedachte omtrent het tempo, waarin het
thans te nemen besluit uitgevoerd zal worden Hoe
lang denkt men over de gehele spanningswijziging te
doen? Uiteraard za.1 het antwoord gekenmerkt worden
door grote voorzichtigheid, maar spr. zou in deze ma
terie toch graag min of meer een lijn willen ontdekken.
Spr. 's tweede vraag is de volgende: In de raadsbrief
wordt gesteld, dat het B. en W. redelijk voorkomt, dat,
indien de spanningswijziging tot stand wordt gebracht
op verzoek van de verbruiker dus als het initiatief
3
niet van het bedrijf uitgaat de stroomverliezen voor
lopig voor rekening van de verbruiker blijven. Spr. c.s.
hebben dit punt in hun fractie besproken. Zij hadden
gedacht, dat B. en W. dit niet zover door zouden voe
ren, omdat het toch niet een kwestie van 10-tallen
jaren is. Spr. c.s. zouden op deze betrekkelijk korte
termijn de stroomverliezen maar voor rekening van de
Energiebedrijven willen laten. Hun mening wijkt dus
in dezen iets af van die van B. en W.
Een derde vraag betreft de vergoedingsregeling voor
de bedrijven. Uiteraard is de in de raadsbrief gestelde
f25,een voorlopige premie en geldt alleen voor het
geval, dat de verbruiker zijn installatie wenst om te
bouwen, vóórdat het definitieve werkprogram is vast
gesteld. Maar wanneer men daar eenmaal mee begint,
zou het de indruk kunnen wekken, dat het een soort
vergoeding is voor alle toekomstige gevallen. Spr.
meent, dat f 25,voor kleine bedrijven een te lage
vergoeding is. Voor grote bedrijven komt de vraag om
de hoek kijken, of de gemeente ook een taak zou heb
ben t.a.v. de financieringsmoeilijkheden, die door de
noodzakelijke volledige ombouw van de motoren kunnen
ontstaan.
Spr. zou speciaal voor de door hem hier aangeduide
categorieën de aandacht van B. en W. willen vragen,
want hij meent, dat met een te algemeen gestelde ver
goeding bepaalde onbillijkheden kunnen ontstaan. Hij
lean zich echter voorstellen, dat dit een punt is, ten
aanzien waarvan het definitieve werkprogram nadere
richtlijnen zal geven.
In tegenstelling tot de heer Ras is spr. van mening,
dat de omschakeling niet een kwestie is, waarbij alleen
de Energiebedrijven belang hebben. Het is ook wel
degelijk een verbruikersbelang. Spr. pleit niet voor een
vergoeding, waarbij het belang van de Energiebedrijven
op de voorgrond komt. Hij gelooft, dat, waar in ons
land het 127 Volt-gebied hoe langer hoe kleiner wordt
en men met een 220 Volt-installatie veel meer stroom
kan afnemen, het voor de verbruiker zeker van belang
is over te gaan op 220 Volt. Daarom dient t.a.v. de
spanningswijziging een verdeling van lasten tot stand
gebracht te worden.
Het gaat spr. c.s. er alleen maar om, dat voldoende
rekening gehouden wordt met de verschillende moeilijk
heden, die kunnen ontstaan door een te uniform inge
stelde vergoedingsregeling.
Ook de heer Van Balen Walter geeft het punt, dat
j thans in behandeling is, aanleiding tot het maken van
j enkele opmerkingen.
In de eerste plaats zou hij gaarne willen wijzen op
het z.i. enigszins eigenaardige feit, dat bij dit toch
ongetwijfeld belangrijke punt in de portefeuille eigen-
lijk geen stukken te vinden waren. Hier lag eenvoudig
de raadsbrief van B. en W. zonder de oorspronkelijke
i technische gegevens, waaruit het college blijkbaar heeft
geput bij het opstellen van het voorstel. Hij maakt zich
sterk, dat die niet van het colleg-e zelf zijn. Voor het
beoordelen van een kwestie als de onderhavige stelt
spr. het zeer op prijs zich te kunnen oriënteren uit
directe technische gegevens.
Dit is een eerste algemene opmerking.
Een tweede algemene opmerking is, dat bij dit punt
I wordt gezegd en het komt bij een ander punt nog
eens ter sprake dat voorlopig van uitvoering van
deze plannen niets kan komen, gezien de investerings
beperking. Spr. vraagt zich af, of het onder deze om
standigheden, nu eigenlijk niemand hier precies weet,
hoever de regeringsmaatregelen gaan en eigenlijk allen
toch wel weten, dat ze niet de strekking hebben alles
onmogelijk te maken, niet van belang is, dat de raad
de urgentie van de diverse plannen, die de gemeente
in petto heeft, uitmaakt. Hij gelooft n.l., dat juist onder
I deze omstandigheden de urgentie dubbel belangrijk
I wordt.
Spr. heeft zich enigszins gestoten aan de volgende
uitspraak van B. en W.: „Wij achten het in het bij
zonder uit sociale overwegingen niet verantwoord aan
de verbruikers met een klein inkomen geen vergoeding
I voor ombouwkosten te verstrekken".
Hij acht het in het geheel niet verantwoord, voor nie
mand, maar zeker ook niet voor iemand met een groter
inkomen, want deze zal allicht veel meer kosten aan de
ombouw hebben te besteden dan degene, die een klein
inkomentje heeft, want die bezit in de regel ook een
kleinere apparatuur. Spr. gelooft dan ook, dat het niet
aangaat in dezen voorkeur voor een bepaalde groep uit
te spreken.
Van Nijmegen kan Leeuwarden blijkbaar een aantal
transformatoren krijgen. Spr. weet niet, wie deze koop
heeft gesloten, maar het lijkt hem voor de gemeente
een goede handel, wanneer ze deze dingen voor de helft
van de oorspronkelijke waarde kan kopen.
Spr. persoonlijk zou het wel zeer op prijs stellen bij
de beoordeling van het geheel een inzicht te kunnen
hebben in het totale financiële aspect, want hij is er
zich natuurlijk van bewust, dat wat hier is voorgesteld
maar een heel klein onderdeel is van alles wat de om
schakeling mee zal brengen. Al betreft het hier maar
een eerste stap, gelooft spr. toch, dat het goed is, dat
men zich bij die eerste stap direct bewust is, waarover
men het heeft. Want vaak is men door een minder
voorzichtige start min of meer voor een fait accompli
gesteld en kan men moeilijk terug. Persoonlijk wenst
spr. voor de beoordeling van een zaak deze in haar
totale omvang zo goed mogelijk te kunnen bekijken.
Thans wil spr. nog even op een technisch punt de
aandacht vestigen. De gemeente zal een z.g. uitsterf
systeem toepassen, maar dat zij toch zal koppelen aan
het aansluiten van nieuwe bewoners op 220 Volt. Zij, die
binnen het 127 Volt-gebied gaan verhuizen, krijgen dus
geen 220 Volt-stroom. Spr. gelooft, dat de gemeente
door dit laatste toch eigenlijk wel een kans gaat missen
om in een snel tempo wat z.i. noodzakelijk is van
127 Volt naar 220 Volt te komen. Juist het feit, dat
iemand gaat verhuizen, moet volgens spr. aangegrepen
worden het is een goed argument om voortaan
220 Volt-stroom te leveren, al staat het nieuw-betrokken
huis clan ook toevallig in het 127 Volt-gebied. Het moet
dan immers toch opnieuw aangesloten worden.
Dit was dus meer een technisch punt. De algemene
opmerkingen, die spr. heeft gemaakt, acht hij even
wel de belangrijkste. Over het technische punt zal
zeker nog gesproken kunnen worden, wanneer het ge
hele project voor de raad ligt.
De heer Tiekstra (weth.) gelooft, dat het goed is,
dat hij begint met dit voorstel terug te brengen tot zijn
juiste proporties. Dit om een al te uitvoerige en ge
detailleerde discussie, waarvoor stellig een ogenblik
komt, op dit moment te vermijden.
Uiteraard is spr. het eens met de heer Van Balen
Walter, waar deze zegt, dat het toch wel belangrijk
is, dat men, als men een voorstel voor zich krijgt, de
financiële consequenties in volle omvang kan beoor
delen. Het college zou ook wel graag de nodige cijfers
hebben willen verstrekken, maar dit was B. en W. niet
mogelijk. Omdat aan de voorbereiding zeer veel werk
zaamheden zijn verbonden en daarmee ook zeer veel
kosten gemoeid zullen gaan, heeft het college er be
hoefte aan, om deze zaak later opnieuw, hetzij sectors-
gewijs, hetzij in volle omvang met de raad te gaan
bekijken. Daarom ook behelst dit voorstel niet meer
dan dat het college van de raad bevoegdheid krijgt
aan de nieuwe verbruikers, die zich in het 127 Volt-
gebied vestigen in de raadsbrief komt volledig tot
uitdrukking wie B. en W. daaronder verstaan niet
anders te leveren dan stroom van 220 Volt. De raad
behoort allereerst in principe te besluiten, dat hij de
spanning in het voorzieningsgebied van het elektrici
teitsbedrijf tot 220 Volt wil opvoeren, dus wil norma
liseren. (Het is min of meer een formeel besluit, maar
het behoort toch te worden genomen.) Wil de raad
dat en spr. twijfelt er niet aan dan zullen op dit
moment wel enkele voorlopige maatregelen moeten
worden getroffen, om te vermijden, dat in het stadium
tussen het ogenblik, waarop het besluit tot normali
sering wordt genomen en het tijdstip van uitvoering
dingen worden gedaan, die straks dubbele of extra
kosten veroorzaken. Wanneer zich op dit ogenblik
iemand van buiten de gemeente, dus een nieuwe ver
bruiker, in het 127 Volt-gebied zou gaan vestigen en
hem zou geen stroom van 220 Volt geleverd kunnen
worden, zou deze zijn apparatuur kunnen gaan om
bouwen voor 127 Volt, maar dan zou men hem later
bij de spanningswijziging toch weer tegenkomen en