zou men hem weer een vergoeding moeten verstrekken.
Dit betekent dus tweemaal kosten voor ombouw. Aan
nieuwe verbruikers moet dus in het 127 Volt-gebied
220 Volt-stroom geleverd worden. Het is in het belang
van het bedrijf om in de toekomst kosten te vermijden.
Vandaar dus het voorstel van B. en W. om nieuwe ver
bruikers te verplichten 220 Volt-stroom af te nemen.
Het is voor de verbruiker geen bezwaar, want de
stroomverliezen, die uit het plaatsen van een transfor
mator voortvloeien, komen voor rekening van het
bedrijf.
Er is ook de mogelijkheid, dat een verbruiker uit
eigen belang op een bepaald ogenblik vrijwillig wil om
schakelen. Het kan zijn, dat zijn installatie geen vol
doende vermogen heeft om uitbreiding van apparatuur
te verdragen en het hem op dat ogenblik verkieslijker
voorkomt over te schakelen op 220 Volt. In dat geval
is het dus in het belang van de verbruiker.
De heer De Jong zou willen, dat er een zekere kosten
verdeling tot stand kwam. Bij voortijdige ombouw kan
de verbruiker ook inderdaad aanspraak maken op ver
goeding. Spr. wil er op attenderen, dat die vergoeding
een voorlopige is genoemd. B. en W. weten n.l. niet
eens, of dit bedrag inderdaad hanteerbaar zal zijn. Bij
uitvoering van het project komen zij de heer X, die tot
ombouw wil overgaan, wel tegen; alleen zijn eigen be
lang brengt mee, dat hij voortijdig op 220 Volt over
gaat. Het lijkt B. en W. billijk, dat in zo'n geval de
stroomverliezen voor rekening van de verbruiker blijven.
Daar komt bij, dat, als de gemeente de stroomverliezen
in zo'n geval voor haar rekening zou nemen, ten ge
volge daarvan een zo groot aantal verbruikers op 220 V.
zou willen overschakelen, dat de stroomverliezen wel
eens een zeer aanzienlijk bedrag zouden kunnen uit
maken. Spr. gelooft, dat in het kader van een redelijke
kostenverdeling en in het algemeen belang deze kleine
bijdrage van betrokkene toch wel zeer redelijk genoemd
kan worden.
Spr. wil thans nog enkele concrete vragen beant
woorden, hoewel hij de meeste al in zijn betoog ver
werkt heeft.
De heer Ras vroeg, welke gevallen onder het begrip
„nieuwe aansluitingen" zijn te rangschikken. Spr. ge
looft, dat de raadsbrief in dat opzicht volkomen duide
lijk is. Dat zijn degenen, die van buiten het 127 Volt-
gebied komen, zich daarin vestigen, maar doorgaans
beschikken over een apparatuur, die slechts gebruikt
kan worden op de genormaliseerde spanning, i.e. 220
Volt. Komt men hier echter van buiten de gemeente,
maar toevalligerwijs ook uit een 127 Volt-gebied, dan
zijn de ombouwkosten zuiver een kwestie van verhuis
kosten en komt de verhuistransformator vóór de meter.
Het kan ook zijn en dat is misschien in de raads
brief niet al te duidelijk dat een gezin een deel van
een woning in het 127 Volt-gebied betrekt en zich dan
gaat uitrusten met een nieuwe apparatuur. Zo'n gezin
zal er belang bij hebben, niet een apparatuur van 127,
maar van 220 Volt te nemen. Het is nu voor het bedrijf
heel eenvoudig, om in dit geval ook een verhuistrans
formator te plaatsen. Dit wordt onder het begrip „in
woning" verstaan.
Vervolgens stelde de heer Ras de vraag, of de post
personeelskosten niet al te eenzijdig op de spannings
wijziging drukt. Dat moet straks nog blijken. In het
project is opgenomen o.a. de aanstelling van een elektro
technisch ingenieur. De technisch hoofdambtenaar,
tevens belast met de leiding van het distributiebedrijf,
gaat binnen enkele maanden met pensioen en men
staat dus voor het feit, dat deze vervangen moet wor
den. Gezien de omvang van het project tot spannings
wijziging en de groei van een distributiebedrijf als dat
van Leeuwarden, waardoor men voor technische pro
blemen kan komen te staan waarvoor over technisch
wetenschappelijke kennis beschikt moet worden, moet
een topfunctionaris, een elektro-technisch ingenieur,
worden aangetrokken. Deze zal dan tevens belast wor
den met de algemene leiding van het distributiebedrijf.
Spr. gelooft, dat het meer een kwestie van tijdschrijven
wordt, waaruit moet blijken, welk onderdeel van de
arbeid rechtstreeks op de order „spanningswijziging"
zal drukken. Hij meent, dat deze zaak langs adminis
tratieve weg recht moet worden gedaan.
Hoeveel 3 fazen-aansluitingen er zijn, weet spr. niet,
maar juist het onderzoek is van belang om uit te
maken, hoeveel installaties zullen moeten worden om
gebouwd. B. en W. weten ook niet precies, met welke
apparatuur deze aangeslotenen zijn uitgerust.
De vraag i.z. bedrijfsaansluitingen staat buiten het
voorstel, dat thans voor de raad ligt. Dit is gebaseerd
op de gewone kleinverbruikersaansluitingen en het is
gedaan om te vermijden, dat straks bij de grote massa
van die aansluitingen een situatie ontstaat, waarin
de gemeente de verschillende gevallen niet meer kan
achterhalen.
Bij de verdere voorbereiding zullen deze bijzondere
aspecten echter vanzelfsprekend naar voren komen. Dit
betekent natuurlijk niet, dat B. en W. op dit ogenblik
enigerlei toezegging kunnen doen i.z. vergoedingen voor
bedrijfsaansluitingen. Spr. is altijd nog geneigd energie-
afname door een bedrijf anders te zien (n.l. in de eco
nomische betekenis voor dat bedrijf) dan energie-af
name door de kleinverbruikers. Dat betekent echter
ook weer niet, dat spr. iedere mogelijkheid tot ver
goeding uitsluit.
Dan heeft de heer Ras nog als zijn mening te ken
nen gegeven, dat de omschakeling op 220 Volt primair
een gemeentebelang is. Spr. is blij, dat de heer De Jong
van zijn kant duidelijk heeft gesteld, dat hier voor
beide partijen belangen liggen en dat het volkomen
redelijk is om de kosten over beide partijen te verdelen.
Hoe die verdelingssleutel precies zal moeten zijn, is een
kwestie van nader onderzoek naar wat nu eigenlijk min
of meer het standaardverbruik is, welke de apparaturen
zijn, die in gebruik zijn, enz. Als B. en W. dit precies
weten, kunnen zij de vergoeding precies vaststellen.
Maar daar komt de raad dan weer aan te pas. Het kan
niet anders dan een volledig gedetailleerd voorstel aan
de raad worden.
Is vergoeding billijk of zal het onderzoek tot een
hoger bedrag dan f 25,leiden Er staat met zoveel
woorden in de raadsbrief, dat dit een voorlopige ver
goeding is. Men vindt dit bedrag niet in het concept
raadsbesluit terug. Hierin staat: „een nader vast te
stellen vergoeding". De heer Ras pleit voor een inte
grale vergoeding. Spr. gelooft, dat het wel heel duide
lijk is, dat het college daarvan geen voorstander is,
ook al, omdat het bedrijf, hoe dan ook, deze last moet
dragen. In Den Haag en Wassenaar moeten echter
ook de verbruikers betalen. Daar heeft men y2 cent op
de kWh-prijs gelegd. Leeuwarden echter heeft geen
produktie-, maar een distributiebedrijf. Als men hier
geen l/2 cent op de kWh-prijs kan leggen, zal dit uit
sluitend ten laste van de gemeentebegroting komen.
Een ander punt is, hoe de kosten straks moeten
worden gedekt. Men kan zich n.l. ook voorstellen, dat
dekking uit de beschikbare middelen wordt gevonden.
Dit zal straks bij het overleggen van het gehele project
of het eerste deel daarvan duidelijk naar voren komen.
De heer Ras vroeg ook nog, of er een inventarisatie
zal plaats hebben. Spr. kan het heel kort zeggen: alles
zal geïnventariseerd worden; alle onderdelen, alle de
tails, die van belang zijn voor de spanningswijziging,
moeten in de inventarisatie worden opgenomen: hoeveel
127 Volt-, hoeveel 3 fazen-aansluitingen en hoeveel
aansluitingen op transformatoren en hoeveel appara
turen van elke soort er zijn, etc. Daarvoor is een om
vangrijk onderzoek vereist. Spr. vertrouwt, dat de raad
van hem wil aannemen, dat de inventarisatie zo vol
ledig mogelijk zal zijn. De vraag, of daar tegelijkertijd
een keuring van elektrische apparaten aan te pas
komt, waagt spr. niet te beantwoorden. Bij elk op
treden van het elektriciteitsbedrijf echter, of dat nu
bij het aanbieden van de kwitantie voor de afgeleverde
stroom of door een toevallige oorzaak is, zal, als een
onreglementaire toestand wordt ontdekt, daarop direct
worden geattendeerd en dan zullen maatregelen wor
den getroffen.
Als dus dit onderzoek in verband met de spannings
wijziging ook toevalligerwijze een aantal onreglemen
taire toestanden aan het licht brengt, vertrouwt spr..
dat het bedrijf, dat deze dingen signaleert, ze ook
corrigeert.
In hoeverre overleg moet worden gepleegd met het
bedrijfsleven, spr. is er van overtuigd het staat niet
met zoveel woorden en concreet, maar toch wel ver-
yS <T -* W - V
onderstellenderwijs in de raadsbrief dat er uiter
aard in dit project een aantal werkzaamheden van zeer
tijdelijke aard zullen zijn. Mogelijk kunnen de daarvoor
benodigde werkkrachten later worden afgestoten. Het
is niet uitgesloten daarbij in zekere omvang, voor be
paalde werkzaamheden, bij de ombouw de plaatselijke
installateurs in te schakelen, niet voor eigen verant
woordelijkheid, maar voor verantwoordelijkheid van het
bedrijf. Dit hangt af van de inhoud van het rapport,
dat de raad zal bereiken, wanneer het volledige onder
zoek voltooid is. Het is echter niet zo, dat bij voorbaat
samenwerking met het bedrijfsleven, i.e. met de in
stallateurs, uitgesloten is.
De heer K. de Jong heeft terecht gezegd, dat het
hier om een principe-besluit gaat. Hij heeft ook ge
vraagd: welk tempo stellen B. en W. zich voor t.a.v.
de omschakeling?
Als spr., naar het oordeel van de Voorzitter, te lang
spreekt, dan is dat niet zijn schuld. Er zijn zoveel vra
gen gesteld.
Het bepalen van het tempo hebben B. en W. niet in
de macht, doordat het proces zeer vele vragen oproept.
iSpr. denkt aan de financieringsbeperking.Hij hoopt
echter, dat de heer De Jong dit van hem wil aannemen,
al zou spr. graag willen, dat B. en W. het wèl in hun
macht hadden het tempo te bepalen. Misschien ook kan
het opgevoerd worden. Dit hangt af van de vraag, hoe
groot de bezetting van het arbeidsapparaat wordt, dat
hiervoor nodig is. Het is uiteraard met de bestaande
bezetting niet te doen. Er zullen tijdelijke krachten
moeten worden aangetrokken. De volgende vragen
doen zich voor: In welke omvang moeten tijdelijke
werkkrachten aangetrokken worden Hoelang kan men
het beschikbare potentieel worden gewerkt? Hoeveel
zal men in één jaar kunnen doen Welke tegenvallers
zullen zich voordoen? Op dit moment is dat niet te
bekijken. Als spr. het goed heeft, heeft de omschake
ling in Nijmegen een jaar of 10, 12 geduurd. Daar heeft
men gewerkt op basis van vollege vrijwilligheid, maar
spr. wil er op attenderen, dat daar alle kosten voor
ombouw van de apparatuur voor rekening van de ver
bruikers bleven.
Spr. meent de opmerkingen van de heer De Jong i.z.
de stroomverliezen al te hebben beantwoord. Het belang
van de verbruiker, die voortijdige omschakeling ver
langt, geeft volledige grond die voor rekening van die
verbruiker uit te voeren.
Een eventuele vergoedingsregeling voor bedrijven
kunnen B. en W. uiteraard in hun overwegingen be
trekken, wat echter niet een toezegging betekent.
De heer Van Balen Walter beklaagde zich over de
sobere documentatie. Spr. hoopt alleen maar, dat B. en
W. zo spoedig mogelijk, bij een volgende gelegenheid,
in staat zijn om aan dit zo gerechtvaardigde verlangen
van de heer Van Balen Walter te voldoen. Spr. ver
trouwt, dat deze daar genoegen mee zal willen nemen.
In het begin van spr.'s betoog heeft hij duidelijk
uiteengezet, dat dit besluit niet meer is dan het vast
stellen van een principe, wat de urgentie-volgorde be
treft. De heer Van Balen Walter houde hem ten goede,
dat, als op een bepaald ogenblik een zeker financieel
volume beschikbaar is, het college volkomen op eigen
terrein is, als het zelf deze volgorde bepaalt. Dit ont
neemt de raad echter niet de mogelijkheid zich hierover
uit te spreken en eventuele wensen dienaangaande ken
baar te maken. Spr. hoopt, dat de heer Van Balen
Walter het hem niet kwalijk neemt, als hij verder aan
dit punt voorbij gaat.
Spr. gelooft, dat de heer Van Balen Walter een be
paalde zinsnede uit de raadsbrief verkeerd heeft be
grepen. B. en W. hebben willen zeggen, dat zij uiter
aard tot vergoeding van ombouwkosten overgaan, en
dat in het bijzonder als argument geldt, dat gezinnen
met kleine inkomens niet met deze kosten kunnen wor
den belast.
De felicitatie i.z. de prijs van de aan te kopen trans
formatoren accepteert spr. in dank.
Verder vroeg de heer Van Balen Walter, of het niet
mogelijk is om als nieuwe verbruikers ook diegenen te
beschouwen, die in het 127 Volt-gebied gaan verhuizen
en dezen dus ook een vergoeding te geven. Spr. hoopt,
dat het de heer Van Balen Walter inmiddels duidelijk
is geworden, welke onderscheiding gemaakt wordt. Spr.
gelooft, dat het volkomen redelijk is, dat de heer Jansen,
die in het 127 Volt-gebied gaat verhuizen, 127 Volt-
stroom blijft houden. Men komt hem bij de normale
gang van zaken over een x aantal jaren wel tegen. De
gemeente heeft er geen belang bij, om de heer Jansen
voortijdig om te schakelen. Als het belang van de heer
Jansen voortijdige omschakeling meebrengt, dan vindt
deze B. en W. normaal bereid de omschakeling tot stand
te brengen; dan kan hij de vergoeding incasseren, maar
moet de stroomverliezen zelf betalen.
De heer Ras meent, dat de wethouder hem op zijn
eerste twee vragen geen antwoord heeft gegeven.
De eerste vraag had betrekking op punt 2 van het
concept-besluit. Welke zijn de door B. en W. te bepalen
gevallen, waarin de spanningswijziging zal worden toe
gepast Spr. stelt er wel prijs op, dit ongeveer te weten.
De tweede vraag, die spr. stelde, betrof het volgende:
De gemeentenaren kunnen vrijwillig overschakelen
op 220 V. of op verzoek van de Energiebedrijven. Spr.
zou willen weten in welke omstandigheden zo'n ver
zoek voorkomt.
De heer Van Balen Walter is het niet eens met de
heer Tiekstra, wat betreft diens laatste opmerking. Z.i.
brengt overschakeling op 220 V. voor iemand, die in
het 127 Volt-gebied verhuist, wel degelijk versnelling
van tempo van de gehele omschakeling mee. Het be
drijf kan met behulp van schakeltransformatoren de
stroom op 220 V. brengen en daar zit toch wel dit
voordeel in, dat het allicht veel gauwer kan overgaan
tot het overschakelen van een gehele wijk. Als men de
mogelijkheid tot omschakeling biedt bij verhuizingen
in het 127 Volt-gebied, zal het aantal aansluitingen op
220 V. in hoge mate toenemen. Men zal bij het voor
gestelde uitsterfsysteem slechts een wijk overschake
len, wanneer een bepaald percentage aansluitingen op
basis van vrijwilligheid, dus op eigen verzoek van de
verbruiker, of ten gevolge van verhuizing al is tot
stand gebracht. Het tempo zal door de door spr. voor
gestane gedragslijn ongetwijfeld versnellen. Deze maakt
wel degelijk verschil met die van B. en W.
De heer K. de Jong wil nog slechts een korte op
merking maken.
De wethouder heeft zich, wat betreft het tempo van
uitvoering, toch wel in vaagheid gehuld. Spr. kan best
begrijpen, dat het moeilijk is een bepaald aantal jaren
te noemen, maar hij meent toch, dat men, als men hier
niet hetzelfde tempo volgt, als waarin men het in
Nijmegen heeft gepresteerd de omschakeling gereed te
krijgen, ongeveer 4 jaar werk zal hebben. Dit lijkt hem
veel prettiger dan dat het 10 of 12 jaar moet duren.
Hij denkt aan de dubbele voorraden, die men er in de
magazijnen en winkels op na moet houden. Hij zou er
met de meeste klem op willen aandringen, deze tijd zo
kort mogelijk te houden.
Spr. kan zich voorstellen, dat aan de omschakeling
consequenties vastzitten, maar niet, dat deze, wanneer
met een vaste wil wordt gestart, grote moeilijkheden
zal opleveren.
De heer Tiekstra (weth.) zegt, dat de eerste vragen
van de heer Ras dit zal deze hem ten goede moeten
houden misschien niet duidelijk zijn geweest.
Wat onder punt 2 van het concept-besluit staat, vindt
de heer Ras volledig in de raadsbrief terug. Onder 2
staat: „De onder 1 genoemde spanningswijziging voor
lopig slechts te doen geschieden in de door B. en W.
te bepalen gevallen". Dat is in de gevallen, waarin een
nieuwe verbruiker optreedt. Daarvoor heeft het college
dan dus machtiging te bepalen, dat de verbruiker niet
anders dan 220 Volt-stroom krijgt. Dat betekent dus,
dat geen enkele aangeslotene op 220 V. kan terugvallen
op 127 V. en dat geen nieuwe aansluiting op 127 V.
meer ontstaat. Dat is het enige wat punt 2 kan be
tekenen.
Punt 3 is, zo dunkt spr., ook duidelijk. Hieronder
staat vermeld: „aan elke elektriciteitsverbruiker in de
gemeente Leeuwarden, die hetzij vrijwillig, hetzij op
verzoek van de energiebedrijvenVrijwillig bete
kent dus „in het belang van de betrokkene". Spr. kan
zich ten minste de verbruiker niet voorstellen, die om-