L*&n. li&mwrL het woningbedrijf, wordt voorgesteld het schrijven ter afdoening in handen van b. en w. te stellen. De heer Kamstra heeft er geen bezwaar tegen om dit adres ter afdoening in handen van B. en W. te stellen, als het maar de bedoeling is om ook inderdaad ver betering aan te brengen, gezien de toestand, zoals die in het adres beschreven is. De kwestie van de geiserhuur is aan B. en W. gede legeerd, maar het adres is aan de raad gericht. Spr. kan een huurverhoging voor de bestaande geisers van f 0,50 niet juist vinden; hij zou die alleen kunnen bil lijken, als vernieuwing van geisers noodzakelijk was. De Voorzitter maakt de heer Kamstra er op attent, dat hij over de zaak zelf spreekt, terwijl het voorstel alleen nog maar gaat over de procedure en de wijze van behandeling van het adres. Daar geen der andere raadsleden meer het woord verlangt, neemt hij aan, dat dit adres in handen van B. en W. komt. Dezen zullen aandacht schenken aan de opmerking van de heer Kamstra. Overeenkomstig het voorstel van B. en W. wordt besloten. 6. berichten van verhindering van de heren G. de Jong en Schootstra. Voor kennisgeving aangenomen. Plint 3 (bijlage no. 40). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 4 (bijlage no. 39). De voordracht van B. en W. luidt als volgt: mevr. B. W. Prior, alhier. Benoemd wordt de voorgedragene, met alg. stemmen. Punt 5 (bijlage no. 41). De aanbevelingen van B. en W. luiden als volgt: a. leraar in het Frans: P. N. Boomsma, alhier; b. leraar in de Wiskunde: N. Jongschaap, alhier. Benoemd worden de aanbevolenen, met alg. stemmen. Punt 6 (bijlage no. 42). De aanbevelingen van B. en W. luiden als volgt: a. leraar in het Nederlands in vaste dienst: J. T. Bontius, alhier; b. leraren in het Nederlands in tijdelijke dienst: C. Stelling en J. van der Wal; c. leraar in het Duits in tijdelijke dienst: J. Bieleveld; d. leraren in het Engels in tijdelijke dienst: D. Bergstra, P. Bilstra en J. Graafsma; e. leraren in de Handelswetenschappen in tijdelijke dienst: A. de Boer, J. H. de Jager, J. Kooistra, P. van Kuik, J. Oostra en R. H. Woldring. Benoemd worden de aanbevolenen, met alg. stemmen. Mevr. Heijmeijer-Croon en de heer Slaterus vormden het stembureau. Punten 7 t.e.m. 10 (bijlagen nos. 53, 52, 49 en 47). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 11 (bijlage no. 54). Dit voorstel heeft wel de bijzondere sympathie van de heer Kamstra c.s., want de Ned. Hervormde kerk in Huizum heeft grote historische waarde. Het is al leen maar jammer, dat de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen heeft moeten vertellen, dat de rijksbijdrage pas in 1959 wordt verstrekt, zodat dus de restauratie eerst over enige jaren zal kunnen plaat: hebben. Dit is voor het rijk, voor de provincie en de gemeente, maar zeker voor de kerkvoogdij niet bijzonder prettig. De heer Tiekstra (weth.) zegt, dat het uitstel van de werkzaamheden door B. en W. uiteraard wordt be treurd. Wanneer inderdaad de kosten van uitvoering na 1958 hoger zouden liggen dan thans op de agenda van vandaag komt een dergelijk punt voor dan zullen B. en W. desgewenst met een nader voorstel komen. Maar dat zal natuurlijk moeten blijken. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 12 (bijlage no. 50). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 13 (bijlage no. 46). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorste: van B. en W., zoals het nader is gewijzigd. Punt 14 (bijlage no. 45). De Voorzitter herinnert er aan, dat ook betreffende dit voorstel aan de raadsleden een rectificatie is toe gestuurd. De heer K. de Jong zou hier enkele opmerkingen over willen maken. In de eerste plaats gelooft hij wel, dat allen het er over eens zijn, dat dit voorstel wel zeer on gelegen komt. In een periode, waarin de spanning tus sen lonen en prijzen vrij sterk is en het eerder lijkt, dat deze nog groter wordt in plaats van kleiner, komt Leeuwarden met het voorstel deze spanning nog iets te vergroten, door 8% bij de huidige elektriciteitstarie ven te tellen. Er wordt hoe langer hoe meer op aange drongen, ook in de kringen van het bedrijfsleven, dat de overheid een voorbeeld heeft te geven, wat betreft het zich opleggen van beperkingen. Hoewel het op zichzelf zeer te betreuren is, dat het college de nood zaak heeft moeten zien met dit voorstel te komen, wil dit nog niet zeggen, dat het niet volkomen gemotiveerd is. Dat is vers 2. Spr. wil echter duidelijk vooropstellei:, dat niet enkel commerciële overwegingen de doorslag moeten geven; er moet voldoende oog zijn voor de ab normale situatie, waarin men in Nederland met be trekking tot de lonen en prijzen verkeert. De vraag is: Moet men dit voorstel accepteren? Spr wil wel verklaren, dat hij het er voor zichzelf niet ge makkelijk mee heeft gehad, deze vraag behoorlijk door te denken. Er zitten enkele consequenties aan vast. Spr. geeft thans een persoonlijke visie. Hij heeft zich deze vraag gesteld: Als wij dit voorstel niet accepteren, wat zouden dan de gevolgen, de financiële gevolgen althans, zijn Volgens de raadsbrief deze, dat de kans zeer groot is, dat de gebruikelijke winstuitkering van het bedrijf aan de gemeentekas niet zou kunnen plaats hebben. De raad heeft de begroting aanvaard en wan neer spr. dus tegen dit voorstel zou stemmen, zou hij toch eigenlijk ook duidelijk moeten aangeven, op welke wijze het gat in de begroting eventueel zou moeten worden gestopt. Anders zou het weinig reëel zijn om hier veel van te zeggen. En dan komt spr. voor deze vraag te staan: In hoeverre heeft de bestedingsbeper king, die ook in Leeuwarden in behoorlijke mate aan vaard zal moeten worden in de komende dagen ver schillende werken zijn wel geprojecteerd bij de begro- ting-1957, maar kunnen niet uitgevoerd worden bepaalde meevallers ten gevolge? Het zou op zichzelf waard zijn te overwegen, of door het uitvallen van bepaalde werken, waardoor de desbetreffende lasten niet op de begroting drukken, het gat van het niet doen doorgaan van de stroomprijsverhoging kan wor den gedicht. Spr. zou daar van de wethouder graag iets meer over horen. Wanneer spr.'s suggestie niet zou opgaan, komt hij voor deze vraag te staan: De gemeente heeft een jaar of 8, 9 goed geboerd, wat de Energiebedrijven betreft, en als gevolg daarvan is er een behoorlijke reserve, een stootkussentje, ont staan, in de vorm van het stroomprijsverlagings- en vernieuwingsfonds. Als nu de winstuitkering van f275.000,niet gehaald zou kunnen worden, terwijl toch dat bedrag toe moet komen aan de algemene I dienst, omdat anders tal van op zichzelf toch wel nood- I zakelijke activiteiten niet kunnen worden ondersteund, I is het dan ook mogelijk een overboeking op de algemene 1 dienst tot het bedrag van het nadelige verschil te doen I plaats hebben uit het genoemde fonds Het genoemde I stootkussentje is toch voor de kwade dag en die be- I leven wij, aldus spr., nu. Zijn er echter aan dit aan- I vullen van het hiaat uit het fonds ook bepaalde gevaren I verbonden Spr. zou ook dit graag van de wethouder vernemen. Misschien zegt deze: Dat kan pertinent niet. I Spr. zal van het antwoord van de wethouder laten af- I hangen, in hoeverre hij zijn stem aan het voorstel kan I geven. Een volgende overweging is deze: I Gesteld nu, dat spr. op grond van het materiaal, dat de wethouder straks eventueel kan verschaffen, diens finan- I ciële overwegingen wel kan aanvaarden, dan zou hij zich I nog voor de vraag gesteld kunnen zien: Moet ik wel I voor deze verhoging stemmen? Is die 8% wel de enige I mogelijkheid, die hier toegepast kan worden? In 1952 I is er ook een verhoging geweest en daarbij is feiten- I materiaal verstrekt, waaruit bleek, dat gebruik ge- I maakt is van een indexcijfer op basis van 1939. Toen I kwam men, uitgaande van de cijfers van 1939, tot de I volgende indexcijfers: I voor het enkel tarief 122, voor het piektarief 120, voor I het ruimte-enkeltarief 106, voor het ruimte-dubbelta- I rief 110 en voor het dubbeltarief 121. Daar zit dus in- I clerdaad een sterke variatie in. Is het op zichzelf ook I gewenst op die grond terug te begrijpen? In hoeverre lis het noodzakelijk, de tarieven lukraak met 8% te I verhogen Men houdt daarbij misschien niet voldoende I rekening met de onbillijkheden, die er in kunnen zitten, I doordat men al in 1952 indexcijfers had, die nogal wat I van elkaar afweken. Vroeger werd hier ook wel reke- I ning mee gehouden. Wijlen wethouder Geerts heeft I meermalen gezegd, dat hij wel voor deze gedachte ge- I porteerd was en dat, wanneer de gelegenheid zich zou I voordoen, verschillende plooien konden worden glad- I gestreken en correcties aangebracht. Spr. heeft altijd I de gedachte gehad, dat er bij de tarifiëring onbillijk- I heden begaan zijn tegenover een bepaalde groep, m.n. I de middenstand, enerzijds door het uitblijven van een I zakentarief en anderzijds door het niet-toepassen van I het piektarief voor deze groep. Zij, die vroeger mis- I schien gebruik maakten van het piektarief, zijn nu aan- I gewezen op het ruimtetarief, hetzij ruimte-enkel-, het- I zij ruimte-dubbeltarief. Is het ook mogelijk voor deze I groep, die door de, ook spr. c.s. bekende, omstandig- I heden niet aan haar trekken is gekomen, de nieuwe I tariefsverhoging niet door te berekenen Kan men nu I niet eens zo doen: het ruimte-enkel- en -dubbeltarief I niet verhogen en andere tarieven misschien wat meer I optrekken? Er zijn ook tarieven bij, waar behoorlijk I wat op toegelegd moet worden; dit is spr. van zeer des- I kundige zijde medegedeeld. Is het dan billijk, om zonder I meer over de gehele lijn 8% bij alle tarieven te tellen? Waar spr. voor zou willen pleiten het is misschien I niet gemakkelijk dit op stel en sprong te doen is I eigenlijk een gedifferentieerde kostprijsberekening, zo- I dat men kan zeggen: die stroom kost ons per tariefs- I groep zoveel, en daarnaast: dat brengt het ons op. En I zijn hier nu ook correcties toe te passen, mede in ver- I band met de bedrijfseconomische opbouw van de dienst? Spr. zou graag deze door hem gestelde vragen be- I antwoord willen zien, alvorens hij de omvang en mo- I gelijkheden van dit voorstel kan beoordelen. Aan de andere kant weet hij ook wel, dat het niet zo I gemakkelijk is, bij incidentele gevallen als deze veel I oriënteringsmateriaal te verstrekken. Hij heeft vol- I doende oog voor deze moeilijkheden. Als het niet mo- I gelijk is, thans dit materiaal ter beschikking te stellen, I zou hij toch in ieder geval bij de komende begroting deze aangelegenheid nog eens grondig willen bekijken. Dat is misschien beter en juister dan bij een incidenteel geval te veel overhoop te halen. Spr. hoopt intussen, dat de wethouder oog heeft voor cle bezwaren, die hij hier naar voren heeft ge bracht. Misschien kan hij die afzwakken of mogelijk ook kan hij spr. volledig tevreden stellen. Spr. wil althans het antwoord van de wethouder af wachten, alvorens zijn stem te bepalen. De heer Van Balen Walter heeft, evenals de heer De Jong, ook wel enkele bezwaren tegen deze tariefsver hoging, maar ze zijn gebaseerd op een ander motief en wel op het volgende. Het betreft hier een tariefsver andering, die z.i. eigenlijk op het ogenblik haar basis mist, omdat men nog altijd zit met de kwestie van het afsluiten van een nieuw contract met het P.E.B. en geen van de raadsleden ook spr. persoonlijk niet is in staat zich omtrent de tarieven te oriënteren. Spr. gelooft ook niet, dat de raad daartoe gelegenheid heeft gekregen. Aan de andere kant weet men helemaal niet en ook daarom zijn hij c.s. niet over dit voor stel te spreken wanneer er een nieuw contract met het P.E.B. tot stand zal komen. Spr. wil optimistisch zijn en zeggen: binnenkort. En dat zou dan dus spoedig weer aanleiding tot tariefswijziging geven. Dat acht hij wel zeer ongewenst. Hij is het met de heer De Jong eens, dat in deze tijd tariefswijziging vooral tariefs verhoging zeer ongewenst is. Maar wanneer men het ook nog frequent doet, dan stapelen de bezwaren zich op. Spr. zou willen pleiten voor het zo snel mogelijk af sluiten van het nieuwe contract met het P.E.B. Hij zou in dat verband graag willen vernemen, of het noodza kelijk is, tot deze tariefswijziging over te gaan, omdat die toch eigenlijk haar basis heeft verloren. Misschien is het verstandiger om te wachten tot er een nieuwe basis is gekomen en het gehele geval opnieuw bekeken kan worden. De heer F. T. Dijkstra gelooft, dat deze verhoging ook weer valt in het kader van de algemene bestedings beperking, waarmee het Rijk de gemeenten om zo te zeggen in een dwangpositie brengt. Trouwens, B. en W. zeggen zelf in de raadsbrief: ,,In het kader van de huidige financiële verhouding tussen het Rijk en de gemeenten is deze winstuitkering tot dekking van de lasten van de gewone dienst van de gemeentebegroting onmisbaar." Dat wil dus zeggen, dat deze tariefsverho ging nodig is om de vele en zware lasten, die de ge meente al heeft, te dekken. Zonder de verhoging zou n.l. de winstuitkering van f 275.000,van het bedrijf aan de gemeente in gevaar komen. Uit de nota ter zake van de bestedingsbeperking, door het Rijk tot de gemeenten gericht, blijkt, dat de regering met de maat regelen met betrekking tot de uitkeringen uit het Ge meentefonds de gezamenlijke gemeenten dwingt onge veer 100 miljoen te bezuinigen. De laatste jaren werd steeds aangedrongen op verbetering van de financiële positie der gemeenten, op zelfstandigheid, maar nu worden maatregelen genomen, die van die zelfstandig heid niets overlaten. Ten gevolge van die maatregelen zijn vanavond al allerlei tariefsverhogingen aen de orde en zo het nu staat, betekenen die zeer zeker een directe verslechte ring voor het volk. De politiek, die thans gevoerd wordt, treft voor het grootste deel de minst-draagkrachtigen, die geen enkele besteding kunnen beperken. Zolang men de bestedingsbeperking in deze richting denkt te vin den, kan spr. onmogelijk zijn stem aan voorstellen tot tariefsverhoging, als het onderhavige, geven. Men kan zich natuurlijk in details gaan verdiepen, maar dit zal spr. thans niet doen. Het is natuurlijk verleidelijk voor B. en W. om het grote bedrag, dat de tariefsverhoging oplevert, te gebruiken voor het dekken van de lasten van de gemeente, maar spr. meent, dat men eerst aan de regering moet vragen, een andere regeling te tref fen, die het de gemeenten mogelijk maakt om in ieder geval de bestaande tarieven te hsndhaven. Daarom wil spr. thans niet verder tegen deze verhoging ageren. De heer De Vries zegt, dat ook zijn fractie dit voor stel bepaald niet met vreugde heeft ontvangen. Men ziet de laatste tijd al maar, dat door de bestedings- i/JSï,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1957 | | pagina 2