beperking en de maatregelen, die daaruit voortvloeien,
zware offers worden gevraagd van een grote groep
van de bevolking en dat een voortdurende stroom van
op zichzelf misschien niet zo belangrijke prijsstijgingen
deze offers steeds groter maakt. In dit verband is het
wel zeer te betreuren, dat de gemeente genoodzaakt
is om in overweging te nemen de tarieven voor een
dagelijks verbruiksgoed ditmaal de elektriciteit
te verhogen. Bij een vorige gelegenheid heeft spr. ook
reeds een opmerking van deze aard gemaakt. Het
moment het is hier al eerder gezegd is wel zeer
ongelukkig gekozen. Spr. moet bekennen, dat hij als
lid van de commissie van bijstand in eerste instantie
niet met het college is meegegaan, maar toen hij c.s.
met de neus op de cijfers gedrukt werden, kregen zij
de vaste overtuiging, dat aan verhoging van deze ta
rieven bepaald niet was te ontkomen. Zij geloven, dat,
als de tarieven niet omhoog gaan, de financiële basis
zowel van het bedrijf als van de gemeente aanmerkelijk
kan worden aangetast. Daarom heeft spr.'s fractie dit
voorstel noodgedwongen aanvaard.
Ten slotte wil spr. nog een tweetal opmerkingen
maken.
In de eerste plaats wil hij waardering uitspreken voor
het feit, dat B. en W. deze verhoging beperkt hebben
tot het doorberekenen van de hogere kolenprijs. Wat
betekent dat Dat andere lasten, zoals de stijging der
salarissen en materialenkosten, voor rekening van de
gemeente komen.
In de tweede plaats heeft spr. tot zijn verwondering
bemerkt, dat de gemeente blijkbaar niet van te voren
was ingelicht over verhoging van de P.E.B.-tarieven,
waardoor zij pas nu in staat is, gezien het feit, dat de
gemeente als maximum de P.E.B.-tarieven mag toe
passen, haar eigen tarieven te verhogen. De gemeente
loopt daardoor bij de tariefsverhoging van het P.E.B.
3 maanden achter. Het komt spr. voor, dat, als de zaak
inderdaad zo ligt, het provinciaal bedrijf blijk heeft
gegeven van weinig égards tegenover zijn grootste af-
neemster.
De heer Kamstra zegt, dat door enkele sprekers reeds
naar voren is gebracht, dat tariefsverhoging noodzake
lijk is, omdat in de gemeentebegroting reeds op de
winstuitkering van het elektriciteitsbedrijf is gerekend.
Wanneer dit voorstel niet wordt aangenomen, dan komt
n.l. die winstuitkering in gevaar. Bijna alle sprekers
vinden het moment, waarop de tariefsverhoging plaats
heeft, wel zeer ongelukkig gekozen. En het gaat niet
alleen om deze, maar op verschillend terrein is er sprake
van verhogingen. In dit voorstel wordt gesproken over
economische bezwaren. En juist daaraan denkt ook spr.
Wanneer men al die verhogingen bij elkaar neemt,
wordt het uiteindelijk een groot bedrag, dat wekelijks
of maandelijks betaald zal moeten worden. Daarom
durft spr. iets aan B. en W. te vragen, dat misschien
een klein beetje vreemd klinkt: Waarschijnlijk zullen
binnenkort de tarieven nogmaals moeten worden ver
hoogd; zouden B. en W. er dan aan willen denken de
tarieven progressief te maken Spr. zou gezinstarieven
willen zien toegepast, waarbij rekening wordt gehou
den met het gezinsinkomen en de gezinssterkte. Mis
schien zal spr. straks tegengevoerd worden, dat dit
een geweldige administratieve arbeid zal betekenen.
Spr. is er van overtuigd, dat dit het geval is, maar
Leeuwarden zou toch niet de eerste en enige gemeente
zijn, die dit zou doen. Als het hier zou kunnen worden
verwezenlijkt, zou het een zeer billijke oplossing zijn.
Spr. acht het dan ook van grote betekenis.
De heer Wiersma zegt, dat de opmerking van de
heer K. de Jong, dat hij niet namens de fractie sprak,
juist was. Deze zaak is natuurlijk in de fractie wel
degelijk bekeken, maar men is daar niet tot een uit
gedragen zaak gekomen. Ook heeft men niet een be
paald besluit kunnen nemen. Spr. hoopt dan ook, dat
de Voorzitter hem de vrijheid geeft er ook enkele
woorden van te mogen zeggen.
Er is hier al even door vorige sprekers gewezen op
de z.g. bestedingsbeperking. Men verkeert op het ogen
blik in de situatie, dat de regeringsnota i.z. de beste
dingsbeperking door de Tweede Kamer is aangenomen.
Dat betekent dus, dat er over de gehele linie bezuiniging
zal moeten worden toegepast. Men heeft gesteld en
spr. neemt op gezag van de regering aan, dat het juist
is dat het huishoudbudget te hoog lag en ietwat
te weelderig was ingericht. Ons volk zal in zijn geheel
moeten bezuinigen en zich verschillende dingen, waar
aan het tot nu toe gewend was, moeten ontzeggen. Er
is hier al op gewezen, dat het nu een wel wat eigen
aardig tijdstip is voor tariefsverhoging. Spr. wil er aan
herinneren, dat nog maar enkele dagen geleden van de
zijde van de regering aan de hogere functionarissen in
's Rijks dienst een belangrijke salarisverhoging is ge
geven, in totaal tot een bedrag van 10 miljoen. Tege
lijkertijd legt men van de zijde van de rijksoverheid de
bevolking nieuwe lasten op. Dat komt niet erg met
elkaar overeen. Spr. is het eens met hen, die hier ook op
hebben gewezen, dat dit op de bevolking een verkeerde
indruk maakt. Hij wil in clit verband wijzen op het
voorbeeld van de bonafide vakbeweging in Nederland.
(Daarmede bedoelt spr. de drie bekende zuilen.) Deze
is bereid en spr. wil direct zeggen, dat hem dit
verheugt verhoging van belasting, zonder dat daar
op door directe loonsverhoging volledige compensatie
volgt, te aanvaarden. Spr. acht dat een uitnemend
standpunt. Men is daar dus bereid te gaan bezuinigen
door soberder te leven dan tot nu toe het geval is.
Dat standpunt is echter niet houdbaar, als de rijks- en
gemeentelijke overheid steeds doorgaan met nieuwe be
lastingen op te leggen. De vakbeweging heeft ook we:
degelijk bepaald, dat in dat geval loonsverhoging zal
moeten volgen, met als gevolg: inflatie.
Deze enkele opmerkingen wilde spr. meer in het al
gemeen maken.
Thans komt hij tot het voorstel van B. en W.
Het enkeltarief wordt verhoogd met 2 ct. per kWh.
Het moge bekend zijn, dat stroom tegen dit tarief
vooral zijn afnemers heeft onder een grote bevolkings
groep, die in sociaal opzicht gerekend kan worden tol
de minder draagkrachtigen. Weliswaar staat in de
raadsbrief, dat er ook anderen, maatschappelijk in een
betere positie verkerend, zijn, die er gebruik van ma
ken. Dat neemt echter niet weg, dat spr. nog altijd
gelooft, dat stellig verreweg het grootste deel zal be
horen tot de sociaal zwakkeren. Ook hij vraagt zich af:
moet deze tariefsverhoging op dit ogenblik wel door
gevoerd worden De heer Van Balen Walter heeft, op
grond van andere argumenten, deze vraag ook al ge
steld.
De gemeenterekening 1955 gaf als spr.'s cijfers
tenminste juist zijn eerst de gebruikelijke uitkering
van f 275.000,van het elektriciteitsbedrijf aan de ge
meente aan, maar daarnaast is nog een bedrag van
f 232.000,gestort in het stroomprijsverlagings- en
vernieuwingsfonds. Dat betekent in totaal dus een winst
van ruim f 500.000,Spr. heeft het inderhaast bere
kend en niet alles kunnen nagaan, maar hij zal
toch wel niet aan de hoge kant zijn, als hij zegt,
dat de stand van het genoemde fonds misschien
ongeveer IV2 miljoen zal zijn, dit bedrag althans zeer
dicht zal naderen. Spr. vraagt zich dan ook af en
dan sluit hij zich aan bij wat de heer De Jong heeft
gezegd of het werkelijk niet mogelijk is, dat hieruit
geput wordt.
Ten slotte zou spr. deze vraag aan het college willen
stellen en met name aan de wethouder van de Energie
bedrijven: Acht hij het totaal onmogelijk, dat op het
elektriciteitsbedrijf, op de gehele werkwijze van dat
bedrijf, zal kunnen worden bezuinigd?
Alles wat spr. naar voren gebracht heeft, maakt, dat
hij zich voorlopig maar schaart aan de zijde van die
sprekers, die enigszins sceptisch tegenover dit voor
stel staan.
Er ligt bij de ingekomen stukken de heer Kamstra
heeft er al over gesproken een adres i.z. de huur
van gasgeisers. Spr. wil er op wijzen, dat onlangs een
massa bewoners van woningwetwoningen verrast wer
den met het bericht, dat ze nog 10 ct. per week huur
verhoging voor het gebruik van deze gasgeisers moes
ten betalen. Tot nu toe was de huur voor deze appara
ten f 0,50 en deze zou nu f 0,60 worden. Dat geeft per
jaar weer een verhoging van f5,20. Nu kan men zich
op het standpunt stellen, dat dit op het huishoudbudget
5
toch eigenlijk niet veel betekent, maar van alle zijden
is er reeds op gewezen en speciaal door de heer
Kamstra dat al dergelijke pietluttige prijsverho
gingen met elkaar toch wel van grote betekenis zijn.
Het is een feit, dat men op dit ogenblik al van inflatie
kan spreken, maar spr. vreest werkelijk, dat door toe
passing van velerlei geringe verhogingen, die ten slotte
tot één grote uitdijen, de inflatie uiteindelijk nog ver
ergerd zal worden, met alle vreselijke gevolgen van
dien, vooral voor de economisch zwakkere bevolking.
Al deze overwegingen spr. zal echter het antwoord
van het college afwachten maken het voor hem op
het ogenblik nog wel moeilijk om zich voor dit voorstel
te verklaren.
De heer Tiekstra (weth.) zal zoeken naar de grootste
gemene deler van al hetgeen de verschillende heren
raadsleden hebben opgemerkt. En dan komt hij toch
wel hierop uit, dat men het tijdstip, waarop deze ta
riefsverhoging plaats heeft, een psychologisch ongeluk
kig moment vindt. Men vraagt zich af, of ze wel vol
strekt nodig is en of er andere mogelijkheden zijn. De
heer K. de Jong stelde in dit verband vele uitvoerige
vragen. Sommige sprekers evenwel zijn er van over
tuigd, dat de noodzakelijkheid, hoe diep zij die ook be
ueuren, toch aanwezig geacht moet worden.
Spr. heeft, zo meent hij, bij andere gelegenheden ook
vel eens gezegd, dat de ontwikkeling van de tarieven
van de openbare nutsbedrijven nu eenmaal anders is dan
iiie van de „particuliere" tarieven. Hij gelooft, dat men
zich gelukkig mag prijzen, dat de tariefsverhogingen
van de openbare nutsbedrijven, van de lagere publiek
rechtelijke organen, in volle openbaarheid besproken en
vastgesteld kunnen worden. Ze komen echter altijd laat
en kunnen nooit, zeer snel gecorrigeerd worden. En ze
I komen ook meestal slechts dan, wanneer het bittere
I noodzaak is.
Het college had hier vanavond ook liever een voor-
I stel willen verdedigen, dat Strekte tot verlaging van de
I elektriciteitstarieven. Spr. gelooft echter, dat het in de
K gegeven omstandigheden zijn verantwoordelijkheid niet
I bewust zou zijn geweest, wanneer het niet met tariefs-
I verhoging zou zijn gekomen.
Aan het adres van de heer Wiersma zegt spr., dat
I de totale begrotingstekorten van de Nederlandse ge
in venten zeker ook inflatoire betekenis kunnen hebben;
I daarvan heeft ook de raad zich rekenschap te geven.
I Als men spreekt over bezuiniging op het overheids'oud-
I get, dan moet men er rekening mee houden, dat ook de
j lagere overheidsorganen hun uitgaven moeten beper-
I ken; zij kunnen hun inkomsten niet corrigeren.
Nu moet het onderhavige voorstel de heer De
Vries heeft dit ook gezegd redelijk geacht worden.
Immers, het is precies, zoals deze het gesteld heeft:
er wordt niet meer gevraagd dan de terugbetaling
zo moge spr. het formuleren van de verhoogde ko
lenprijs. Al de andere lasten spr. denkt m.n. aan de
personeelssector met de 6 salarisverhoging, de 5,6%
A.O.W. en de 2% huurverhogingscompensatie moet
worden gevonden op de begroting van het bedrijf, d.w.z.
dat dus het totale rendement van het bedrijf inderdaad
door deze lasten zal gaan dalen. Toch heeft het college
gemeend op dit ogenblik niet verder te moeten gaan
dan het zuiver doorberekenen van de verhoogde kolen-
j prijs. Deze krijgt de gemeente ook zelf rechtstreeks
volgens haar eigen inkoopcontract doorberekend. Ook
de groot-verbruikers krijgen deze verhoging als gevolg
van de in hun contract voorkomende kolenclausule
rechtstreeks doorberekend. Dus daar is al sprake van
een prijsverhoging, die geruisloos gaat. Voor de klein
verbruikers kent men de kolenclausule echter niet.
Thans is het dus eenvoudig een kwestie van gelijke be
handeling van twee groepen.
Spr. zal verder de detailvragen op de voet volgen.
De heer K. de Jong heeft, naar spr. meent terecht,
opgemerkt, dat, wanneer de raad dit voorstel niet zou
aanvaarden, de winstuitkering reëel in gevaar komt.
I11 verband daarmede stelt hij de vraag: kunnen in de
begroting 1957 nog meevallers zitten? Dat is bepaald
met het geval. Spr. heeft zoëven verteld, dat de Energie-
I bedrijven een reeks personeelslasten zelf moeten dek
ken. En voor de gemeentebegroting geldt mutatis mu
tandis hetzelfde.
De lieer F. T. Dijkstra heeft er op gewezen, dat de
uitkeringen uit het Gemeentefonds niet worden ver
hoogd. Dat impliceert, dat alleen al op de algemene
dienst, dus buiten de bedrijven (-waarvan vooral de
Gemeentereiniging zeer arbeids- en dus loon-intensief
isi, een bedrag van f 180.000.uit de lopende begroting
moet worden gedekt. Maar daar is geen dekking voor.
B. en W. hebben aan de raad overgelegd een primitieve
begroting 1957, die sluitende was. In deze begroting
waren niet andere opgenomen dan de bekende en vast
staande uitgaven en ontvangsten. De eerste wijziging,
vermeldende de lasten, voortvloeiende uit investeringen,
zijn per eerste wijziging eveneens aan de raad over
gelegd. Het blijkt ook bij het nu op de agenda prijkende
voorstel tot wijziging van de begroting 1957 nog weer,
dat de lasten van thans uit te voeren werken bij af
zonderlijke wijziging worden geraamd.
Aan het adres van de heer K. de Jong zegt spr., dat
er geen muziek in de begroting 1957 zit. En spr. hoopt,
dat er ook niet van treurmuziek sprake zal zijn. Even
als de begroting 1956 zal ook de begroting 1957 stellig
een niet onaanzienlijk tekort opleveren. Het zal minstens
2D>3 ton kunnen bedragen. Als spr. een voorspelling
mag wagen, zullen er weinig gunstige perspectieven
voor 1957 zijn.
De heer De Jong zegt: Er is een stroomprijsverla
gings- en vernieuwingsfonds, waaruit eventueel wel te
korten gedekt kunnen worden of waarmee eventuele
uitkeringen aan de gemeente zullen kunnen worden
aangevuld. Aan de gemeente is volgens het oude
stroomcontract ten behoeve van de algemene dienst
niet meer gelaten dan f275.000,per jaar. De rest
van de winst moet in het genoemde fonds worden ge
stort. Spr. waagt het ernstig te betwijfelen, of men
achteraf uit een fonds, dat duidelijk een andere be
stemming heeft, middelen mag putten ten behoeve van
de algemene dienst. Binnen het bedrijf moeten nog vrij
kostbare werken kunnen worden uitgevoerd, die alleen
maar uit dit fonds kunnen worden gedekt. Drie weken
geleden, bij de behandeling van de spanningswijziging,
heeft spr. gezegd: Wij hebben een distributiebedrijf,
geen produktiebedrijf. De lasten kunnen niet op de af
nemers worden afgewenteld, maar moeten uit eigen
bedrijf worden gefinancierd.
Men kan gevoeglijk stellen, dat het fonds op dit
moment voor uitvoering van de eventuele werken niet
voldoende middelen heeft en vandaag of morgen staat
de gemeente voor de situatie, dat zij daarvoor uit de
algemene dienst gelden zal moeten voteren. Dit reserve
fonds is bitter en hard nodig.
Dan zegt de heer De Jong nog, dat het voorstel in
deze vorm op het ogenblik eigenlijk nog niet aanvaard
baar voor hem is. Hij pleit voor een betere tariefsop-
bouw en hij vraagt het college ook rekening te houden
met de belangen van de middenstand. Dat zijn natuur
lijk geen onbekende geluiden, maar de gemeente ver
keert nog altijd de raad weet dat ook in een
positie van onderhandeling met het P.E.B. i.z. het
stroomleveringscontract. Hangende deze onderhande
lingen is het volkomen juist, om geen wijziging in de
tariefsopbouw te brengen, de constructie te laten, zoals
zij is.
Er is in het voorstel van B. en W. niet anders gedaan
dan de kWh-prijs enigermate verhogen. Dat het niet
willekeurig gaat, blijkt de raad uit de bijlage: elk tarief
wordt zoveel mogelijk met hetzelfde percentage ver
hoogd, gemiddeld 8.28%. Het varieert om enkele
kleine groepjes buiten beschouwing te laten van
8.128.67(Het voorstel van het P.E.B. houdt een
verhoging tot bijna 10 in.) Hieruit volgt dus, dat
B. en W. getracht hebben, zonder de verhouding tussen
de tariefsgroepen op dit moment aan te tasten, de ver
hoging zo redelijk mogelijk over alle verbruikers te ver
delen.
De heer De Jong vroeg verder: zou het niet moge
lijk zijn, het rendement van elke groep te bekijken? Dat
lijkt spr. uitgesloten, want daarvoor zou men precies
moeten weten wat de stroom voor elke groep heeft
gekost. De gemeente koopt in tegen algemene voor
waarden, van toepassing op de totale afname. Het is