6 theoretisch en ook praktisch uitgesloten, om de prijs- bepalende voorwaarden zodanig te analiseren, dat men kan zien hoeveel elke groep de gemeente kost. Men kan pogen dat te doen, maar spr. gelooft niet, dat dit re sultaat zou hebben. Bovendien vreest hij, dat dit voor enkele groepen wel zeer nadelig zou uitkomen, speciaal voor de enkeltariefgroep, waarvoor de heer Wiersma pleitte. Dit is een beperkte groep met een eenheids tarief, relatief het laagste, waarvan wel vrij snel het rendement is te berekenen. Het zijn in feite spr. zegt het nu misschien een beetje cru de duurste klanten van het bedrijf en bij elk ander elektriciteitsbedrijf be taalt deze groep aanzienlijk meer dan in Leeuwarden. Praktisch zit men elders overal op 30 ct. of iets hoger per kWh, met vastrecht-kosten. De heer Van Balen Walter vroeg, welke invloed even tueel een nieuw contract op de tarieven kan hebben en hij zei: het is eigenlijk niet prettig, dat B. en W. (spr. geeft nu even een concreet voorbeeld), als ze over 6 weken een nieuw contract met het P.E.B. sluiten, over 9 weken weer met een nieuw tarifiëringsvoorstel moe ten komen. Spr. veronderstelt intussen niet, dat dit over 9 weken zal geschieden. Het zijn slechts gefanta seerde perioden. B. en W. zullen natuurlijk moeten trachten met het provinciaal bestuur tot overeenstem ming te komen. Men vergete echter niet, dat de ge meente over 1957 in plaats van op een bedrag van f275.000,slechts mag rekenen op een bedrag van f 167.000,—. Spr. gaat het maar even uitrekenen. In aanmerking genomen de winst over de eerste 3 maanden, zal de rest van het jaar opbrengen 3/4 x f 167.000,Als re kening wordt gehouden met het feit, dat januari, febru ari en maart maanden zijn van hogere afgifte, waar door men dus het resterende gedeelte van het jaar niet op 3/4, maar op 2/3 jaar mag stellen, ontvangt de ge meente slechts 2/3 x f167.000,Elke maand brengt slechts 14 of 15 mille op. Meestal, bijv. wat taxi's betreft, zijn wacht-uren duur en spr. geeft de verzekering, dat de wacht-uren tot het moment, waarop het contract met het provinciaal be stuur zal zijn gesloten, ook niet voor niets zullen blij ken te zijn. Spr. gelooft, dat het op dit ogenblik beter is, deze eenvoudige tariefscorrecties toe te passen. De heer De Vries heeft zich voor een zeer groot deel eigenlijk al aangesloten bij hetgeen in de raadsbrief staat. Bij niet-aanvaarding van dit voorstel komt n.l. niet alleen de financiële positie van het bedrijf, maar ook die van de gemeente in gevaar. Tot de heer Wiersma zegt spr., dat de stand van de reserve 1,3 miljoen is, niet 1,5 miljoen. Men moet er tevens rekening mee houden, dat, wanneer er overeen stemming komt met het provinciaal bestuur, over de jaren 1955, '56 en vervolgens nog nabetalingen aan het P.E.B. zullen moeten worden gedaan. Spr. verwacht niet en de raad ongetwijfeld ook niet dat men met het nieuwe contract goedkoper uit is dan met het oude en ook dat nadelige verschil zal ten laste van dezelfde reserve komen. Men mag op het ogenblik, ook al omdat het resultaat over 1956 niet mee zal vallen, stellig niet uitgaan van de reserve 1957, zoals deze in de begroting tot uitdruk king komt. Dit bedrag zal bij de eindwijziging lager blij ken te zijn. Ook de winst over 1956 zal lager worden geraamd. De heer De Vries betreurde het, dat door het pro vinciaal bestuur niet tijdig bericht is gedaan over de voorgestelde verhoging der kleinverbruikerstarieven. Het zou wel prettig zijn geweest, wanneer de gemeente het iets tijdiger had geweten. Er spelen nog wel bijzon dere elementen mee, maar die zijn niet zo erg belangrijk. De procedure bij Ged. Staten is wat vlugger, maar de opname-periode is 2 maanden. De procedure bij de raad is wat langzamer, maar het effect van de verhoging is wat sneller. Al met al geeft dit echter maar één maand verschil met het P.E.B. De heer Kamstra vroeg nog om een progressief ta rief. Progressiviteit betekent zo is het althans bij de inkomstenbelasting dat men, naar mate men meer verdient, meer belasting betaalt. Progressiviteit, toe gepast op elektriciteitstarieven, zou betekenen, dat men, naarmate men meer verbruikt, meer moet betalen. Ab soluut gezien is dat wel zo, maar per eenheid kan het nooit zo zijn, want dit zou een onverantwoordelijke rem op het elektriciteitsverbruik veroorzaken. Het is een economische wet, dat degenen, die de grootste hoeveel heden afnemen, niet de hoogste prijs betalen. Verder vroeg de heer Kamstra: Zal het college niet rekening houden met grote gezinnen en lage inkomens Dat is heel moeilijk. Spr. kan tegelijkertijd de hee: Wiersma beantwoorden. Deze zegt: Het college ver hoogt het enkeltarief met 2 ct. per eenheid en dat is nogal wat. Het is 8.16% en het gemiddelde der verho gingen is 8.28%. De heer Wiersma stelt, dat in deze groep een zeer groot aantal economisch zwakkeren zit, maar als hij deze groep wil beschermen, moet hij er zich wel rekenschap van geven, dat dit geen wet van Meden en Perzen is, maar dat de economisch zwakkeren in een aantal groepen voorkomen, ook in die van het ruimte-enkel- en het ruimte-dubbeltarief Immers, de stroombehoefte wordt niet alleen bepaald door het inkomstenniveau, maar ook door de gezins grootte en de grootte van de woning. Zodra een woning 3 a 4 vertrekken heeft, is bij een gezin van 4 personen het ruimte-enkeltarief al voordeliger dan het enkel tarief. En zo kan men vrij eenvoudig overstappen op voordeliger tarieven, ook naar het ruimte-dubbeltarief. Daartegenover zullen er in de groep van het enkel tarief ook verbruikers zijn, die de heer Wiersma be paald niet zou willen beschermen. Dit komt ook in de raaasbrief wel tot uitdrukking. Spr. gelooft, dat de heer Wiersma iets probeert te bereiken, wat eigenlijk niet bereikt kan worden. De heer Wiersma stelde voorts een zeer actuele vraag i.z. bezuiniging in verband met de bestedingsbeperking. Spr. zou daarop willen antwoorden, dat het het college volstrekt onmogelijk lijkt om in het bedrijf nog verde.' te bezuinigen. Spr. moet tot zijn leedwezen zeggen, zich van het door de heer Wiersma aangeroerde vraag stuk niet zoveel rekenschap te hebben gegeven. Hij vertrouwt, dat de heer Wiersma genoegen wil nemen met het antwoord, dat spr. nog hierover zal denken. De heer R. de Jong kan niet anders verklaren dan dat de wethouder hem op verschillende punten inder daad heeft overtuigd. Dat hij medegedeeld heeft, dat niet alle lasten, die op het bedrijf, door alles wat duurder wordt, zullen drukken, doorberekend zijn in deze tariefsverhoging, toont op zichzelf dus wel aan, dat hier een behoor lijk stuk bestedingsbeperking wordt toegepast. Men moet er ter dege kennis van nemen, dat hier door de gemeente een voorbeeld wordt gesteld. Het spijt spr., dat er geen meevallers in de begro ting zitten. Spr. heeft voorts de indruk gekregen, dat de wet houder over de bestemming van het stroomprijsver- lagings- en vernieuwingsfonds een wat andere opvat ting heeft dan hij. Spr. meent, dat het half voor verin- ging van de stroomprijzen, half voor vernieuwing be stemd is; anders moet het niet zo heten. Hij heeft ech ter van de wethouder de indruk gekregen, dat er mis schien bijv. smoorspoelen en straks de spanningswijzi ging e.d. uit bekostigd moeten worden. Nu zit men in deze situatie: Eventuele prijsverhogingen mogen niet doorberekend worden, maar dan moeten ze, naar spr. meent, worden gecompenseerd uit het stroomprijsver- lagings- en vernieuwingsfonds. De wethouder zegt evenwel: Wij mogen het geld voor stroomprijsverlagin;; niet uit het fonds nemen; het moet ergens anders voor gebruikt worden. Spr. vraagt zich af: Waarom mag dat niet, als de benaming van het fonds althans goed is? Als de wethouder zegt: Wij zijn al behoorlijk achter op met dit fonds, dan rijst bij spr. de vraag: Is het dan in het verleden en dan doelt hij in het bijzonder op de jaren voor 1949 hiermee niet een beetje al te gemakkelijk gegaan? Er is de laatste jaren toch zeer behoorlijk in gestort. Er is dus nu 1,3 miljoen, maar het is waarschijnlijk toch al dicht bij de 1,5 miljoen, zoals de heer Wiersma zei. Spr. vergelijkt dit met de belans van 1 januari 1953, die de raad laatst gekregen heeft. Deze rekening verschilt met de begroting 1952 ongeveer een ton. 7 Over de jaren 19501955 is een winst begroot van in totaal f 2.087.767,24 en er is een winst gemaakt van f2.664.210,58, dus de winst heeft in die 6 jaren f 576.443,34 meer bedragen dan het totaal der begro tingen aanwees; er is derhalve een ton per jaar meer ontvangen dan begroot was. Als spr. de wethouder goed heeft begrepen, kan het verschil tussen begroting en rekening over 1956 en 1957 wel eens negatief in plaats van positief zijn. De wethouder zegt, dat de winst over 1956 lager wordt dan de begroting aangeeft. Dan moet spr. daar mee zeer ernstig rekening houden, wat het bepalen van zijn stem betreft. In het verleden is voldoende gereserveerd en dan moet er, zo meent spr., in deze jaren, nu er zo ontzet tend veel gebeuren moet, maar wat uitgehaald worden. De wethouder heeft, sprekende over de middenstand, gezegd, dat de onderhandelingen met het P.E.B. nog steeds gaande zijn en dat er nog niet aan bepaalde ver langens kan worden voldaan. Spr. heeft wel eens de gedachte, dat de raad t.a.v. deze zaak met een kluitje in het riet wordt gestuurd. Dan weer is het technisch niet mogelijk, nu is het weer: er zijn onderhandelingen gaande. Deze duren al twee jaar en kunnen nog wel twee jaar duren. Spr. vindt het wel onbevredigend, dat op zichzelf gerechtvaardigde verlangens hier maar steeds aan worden opgehangen. Deze gehele onderhan- j delingspositie smaakt hem eigenlijk maar slecht. Als dat her. laatste woord is, dan moet men er misschien over zwijgen, maar het is spr. hij herhaalt het niet erg naar genoegen. Hij zou graag willen weten, waar men eigenlijk aan toe is. I Wat de rendementsberekening betreft, daar gaat de vvethuuder niet op in. Hij zegt: Dat is onmogelijk. Het zou wèl mogelijk zijn, aldus spr., als het een particulier bedrijf was. De wethouder is begonnen met een tegen stelling te creëren tussen openbare en particuliere be drijven en zegt: openbaar is eigenlijk ,,je van het''. Spr. zou willen zeggen: in het particuliere bedrijf is de ren dementsberekening de grondslag van het gehele be drijf. Daarop kan men opbouwen. En als het openbare bedrijf die berekening niet kan maken, heeft het dit toch tegen. Er moet kunnen worden berekend: wat kost ons een bepaalde groep Spr. zou gaarne willen, dat de wethouder hem toe zei, dat, wanneer de onderhandelingen met het P.E.B. op korte termijn afgesloten kunnen worden, een van de eerste dingen, die aan de orde gesteld kunnen worden, het bekijken van eventuele onbillijkheden is, waarop spr. gedoeld heeft, opdat deze zo spoedig mo gelijk weggenomen kunnen worden. Dan zou hij zijn bezwaren nog even willen opschorten. Spr. is blij, dat hij de gelegenheid heeft gehad hier fiets over te kunnen opmerken, maar dan zegt hij nu: I „wordt vervolgd". De heer Kamstra wist vooraf wel, dat de wethouder het niet met hem eens zou zijn. Deze heeft heel aardig geschermd met het begrip progressiviteit en spr.'s ver gissing aangegrepen om het fijn even uit te spinnen. Spr. vraagt, even een correctie op zijn betoog in eerste instantie te mogen aanbrengen en van progressiviteit aegressiviteit te maken. De wethouder voelt niet veel voor hetgeen spr. verlangt. Hij heeft dan ook gepro beerd het waarom aannemelijk te maken. Spr. heeft zo pas al gezegd, dat er gemeenten zijn, waar wel degressi- viteit in de tarieven bestaat. En als het daar kan, kan het hier ook. Alleen: men moet het ook willen. De heer Wiersma heeft tot zijn spijt de laatste uit drukking van de wethouder, die aan zijn adres gericht was, niet goed kunnen horen. Maar als spr. het goed begrepen heeft, gaf de wethouder aan hem als raadslid ook in overweging eens aan eventuele bezuinigingen, indien die mogelijk zouden zijn, te denken. De heer Tiekstra (weth.) zou willen beginnen met een misverstand bij de heer Wiersma weg te nemen. Deze meent, dat spr. zich tot hem richtte, maar dat was niet het geval. Spr. heeft zich bereid verklaard de mogelijkheden tot bezuiniging bij het bedrijf te onder zoeken. Thans komt spr. tot de heer K. de Jong. Deze sprak in het bijzonder over de bestemming van de middelen, aanwezig in het stroomprijsverlagings- en vernieuwings fonds. Spr. wil hem er op wijzen, dat men een streepje als achter „stroomprijsverlagings-" staat, niet voor „vernieuwingsfonds" kan zetten. Het fonds heeft twee erlei bestemming. Ten eerste functioneert het, indien mogelijk, als buffer voor het bedrijf bij verlaging van de stroomprijzen en ten tweede heeft het de bedoeling de nodige middelen beschikbaar te houden voor werk zaamheden, die noodzakelijk uitgevoerd moeten wor den, dus voor vernieuwingen en uitbreidingen van het bedrijf. Spr. legt het accent op het laatste doeleinde, juist omdat de middelen van het fonds toch maar vrij beperkt zijn. Het is ontstaan na 1948, na de onder handelingen i.z. de bijzondere uitkering voor de ge meente Leeuwarden, waarbij is afgesproken, dat de al gemene dienst f 275.000,van de winst zou krijgen en dat de rest zou worden gereserveerd in het bedrijf; de aan de gemeente te kort komende middelen zouden dan gecompenseerd worden met een verhoging van de bijzondere uitkering. Het fonds is dus in 6 jaren ge vormd. De heer K. de Jong houdt hardnekkig vast aan de 1.5 miljoen; spr. wedt echter met grote stelligheid, dat het daar de eerste jaren helemaal niet aan toe zal komen. B. en W. hopen, dat zij de voorgenomen werk zaamheden kunnen uitvoeren, maar spr. voorziet, dat de middelen sneller uit het fonds zullen vloeien dan nieuwe gevormd kunnen worden. Spr. legt de klem op „vernieuwing", omdat voor stroomprijsverlaging geen middelen aanwezig zijn. Het is maar, waar het accent wordt gelegd. Dan heeft de heer De Jong een wel zeer indringend beroep op spr. gedaan met betrekking tot de belangen van de middenstand. Spr. begrijpt, dat de heer De Jong het bijzonder vervelend vindt om bij elke gelegenheid, waarbij het gepast is en toelaatbaar geacht mag wor den, over deze zaak te beginnen. Vasthoudendheid is, zo gelooft spr., niet altijd een onaangename karaktertrek. Het is zo jammer, dat de laatste twee jaren steeds hetzelfde argument moest worden gebruikt, n.l., dat de gemeente in een onderhandelingspositie verkeert. Het is voor spr. het meest onprettig en ook voor het col lege om telkens weer hetzelfde argument te moeten bezigen. Dat zal de heer De Jong wel van hem willen aannemen. Wanneer niet meer van deze onderhande lingspositie sprake is, zullen B. en W. het door de heer De Jong te berde gebrachte gaan bezien en dan zullen er resultaten kunnen komen. De heer Kamstra heeft bedoeld „degressief"; in dat opzicht zijn hij en spr. dus bijelkaar gekomen en hier mee sluiten zij dan vrede. De heer Wiersma zal geen stemming vragen. Hij heeft waardering voor de zakelijke wijze, waarop de wethou der de kwestie heeft uiteengezet, maar hij kan geen vrijmoedigheid vinden om voor dit voorstel te zijn. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W-, met aantekening, dat de heer Wiersma tegen is. Punten 15 en 16 (bijlagen nos. 43 en 44). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 17 (bijlage no. 48). De Voorzitter geeft het woord aan de wethouder voor een toelichting. De heer Tiekstra (weth.) verwijst de raad naar blz. 2 van de bijlage onder 7: „Batig saldo gasbedrijf". De geraamde verhoging van de winst heeft op zodanig onvolledige gegevens berust, dat daarin een correctie moet worden aangebracht. Dit is de summier aan gegeven reden, waarom spr. zou willen voorstellen, het hier genoemde bedrag ad f45.000,uit deze wijzi ging te schrappen, hetgeen dus ten gevolge heeft, dat het geraamde tekort voor 1956 stijgt van f 131.460,— tot f 176.460,—.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1957 | | pagina 4