de woon- en slaapkamers, de keukens en de boxen bij
elkaar geteld vindt spr. een verhouding van 36.8
63.6 78.6 en dat is nader uit te drukken in de ver
houding 1 1.74 2.12.
Uitgaande van de huren, zoals die voorlopig zijn
vastgesteld, n.l. op f Sf 12,20 en f 13,20, vindt men
een verhouding van 1 1.36 1.47. Hier zit dus nogal
wat variatie in en spr.'s aanvankelijk bezwaar dit
is misschien wat te sterk gezegd maar toch zijn-
aanvankelijke gedachte ook in de Commissie voor de
Openbare Werken was, dat hij de verhouding van die
huren toch niet zo erg gelukkig vond. En wanneer hij
nog de door hem genoemde verhoudingscijfers er naast
zet, dan zou hij het zeer op prijs stellen, als de wet
houder hem van de huisvestingscapaciteit een nadere
specificatie zou kunnen geven, die deze verschillende
huren meer zou rechtvaardigen.
De heer W. M. de Jong zou gaarne n.a.v. de inge
komen adressen iets willen zeggen. Er is hier sprake
van een kleine afwijking van het uitbreidingsplan
niet een principiële, staat in de raadsbrief maar
hoever die nu precies gaat, kan spr. niet beoordelen.
Hij had niet met de mogelijkheid gerekend, dat het
college bijv., wanneer de bebouwing aan de Julianalaan
volgens het uitbreidingsplan één gesloten front zou
vormen, de afwijking van het terugspringen in het
middenblok niet als principieel zou aanmerken. Het
zou kunnen zijn, dat daardoor toch de situatie, waar
mee andere bouwers en bewoners hebben rekening ge
houden, verandert. Het uitbreidingsplan voorziet alleen
in de hoogbouw aan de Julianalaan zelf en nu de
hoogbouw wat meer in noordelijke richting gaat, zou
spr. het de moeite waard vinden dit punt van de
agenda tot de volgende vergadering aan te houden.
Hij zou echter graag eerst iets naders willen weten.
De heer Van Balen Walter zou gaarne willen ver
nemen, welke de reden is, dat deze adressen zo op het
allerlaatste moment binnenkomen, waardoor de raads
leden geen kans hebben om ze behoorlijk te bestudei'en
en eigenlijk een beslissing zullen moeten nemen met
veronachtzaming van deze adressen. Spr. persoonlijk
vindt het niet erg bevredigend, dat men als raad zo
weinig aandacht kan besteden aan de geopperde be
zwaren. Hij vraagt zich echter af: Is de situatie zo
veranderd, dat men dit van te voren niet had kunnen
bevroeden en daarom zo laat met zijn adressen is? Of
is er een andere oorzaak?
De heer K. de Jong heeft een korte opmerking, be
trekking hebbende op het aantal boxen, dat gepland
is, n.l. 52. Hij meent, dat er nu pas ongeveer eenzelfde
aantal gereedgekomen is op ongeveer 50 a 100 m af
stand van dit project. Dit lijkt hem een beetje te ge
concentreerd. Is het niet gewenst, de boxen iets meer
verspreid te hebben over de complexen nieuwbouw, ook
over die, welke er in de toekomst zullen komen? Hij
gelooft, dat er, als er vraag naar boxen komt, ook
nog genoeg plaats voor zal zijn.
De heer Van der Schaaf (weth.) wil erkentelijkheid
betuigen aan het adres van hen, die dit plan hebben
toegejuicht en kan vervolgens overgaan tot de beant
woording van de verschillende vragen.
Spr. zou eigenlijk willen beginnen met een korte
toelichting, die de raad dan misschien zou kunnen be
schouwen als een mondeling preadvies van één wet
houder op de beide nagekomen adressen.
Dat deze adressen laat zijn ingekomen, is een feit,
dat het college slechts kan constateren, maar niet ver
klaren. Dit aan het adres van de heer Van Balen
Walter. Waarom de adressen niet eerder zijn inge
komen, kan spr. natuurlijk niet zeggen; hij heeft er
niet om gevraagd en ze ook niet ingestuurd. Ver
moedelijk zijn de adressanten, uit de krant kennis ge
nomen hebbende van het plan van de gemeente, in de
pen geklommen. Dat is de enig mogelijke beantwoording
van de vraag. Het zou onbevredigend kunnen zijn,
wanneer desondanks de twee adressen niet in deze
vergadering in bespreking zouden kunnen komen. Spr.
gelooft echter, dat deze zaak na een toelichting en
beantwoording van eventuele vragen thans wel be
handeld kan worden.
Men zou van de adressen, wanneer men zo tussen
de regels doorleest, enigszins de indruk krijgen, dat
ze grotendeels op een misverstand berusten.
Spr. geeft thans aan de hand van de kaart van het
heden ten dage geldende uitbreidingsplan een toelich
ting.
Dit plan bevat drie maal twee parallel-lopende stroken
woningbouw, de ene strook met het front gericht naa
de Julianalaan, de andere naar de Breitnerstraat, terwijl
aan het einde een horizontaal blok wordt geplaatst.
En dit is niet veranderd. Nu wordt door adressanten
gezinspeeld op een ander plan, dat het nooit tot uit
breidingsplan heeft gebracht, maar dat hun blijkbaar
toch enigszins bekend geworden is. Dat was het plan,
waarover in een besloten vergadering van de raad is
gesproken. Het bevatte twee U-vormige stroken wo
ningbouw, dus aan beide zijden een langgerekte U,
terwijl een aantal (4 a 5) stroken haaks op de Juliana
laan zouden worden geplaatst. Naar aanleiding van da1:
plan hebben adressanten dus blijkbaar hun woningen
aan de Breitnerstraat en omgeving gekocht. Toen zij
dit deden, hadden zij zich echter af te vragen: Hoe is
het geldende uitbreidingsplan? Het nu geldende uit
breidingsplan wijkt, voor wat de Breitnerstraat betreft,
niet af van het toen geldende. In het nu geldende zijn
drie stroken in de lengterichting van de Breitnerstraat
geprojecteerd, die eveneens op het toen geldende voor
kwamen en die ook nu in dit bouwplan voor 270 wo
ningen worden gerealiseerd, zij het met enkele kleine
uitzonderingen, waar spr. nog even op terugkomt. Wan
neer adressanten gemeend hebben, dat zij hier een
vrije doorkijk zouden houden op de Julianalaan, tussen
de bouwblokken door, dan is dat een mening, die toen
tertijd misschien wel kans had, verwerkelijkt te wor
den, maar achteraf is gebleken, dat dit niet zal door
gaan, als de raad althans het onderhavige voorstel
aanneemt.
Betreffende de enkele kleine verschillen, die een af
wijking van het uitbreidingsplan inhouden, kan spr.
de raad het volgende mededelen.
Het plan, dat de raad thans voorgelegd wordt, be
staat uit blokken met drie woonlagen, op onderhuizen,
terwijl op het uitbreidingsplan eveens drie woonlagen
op een onderlaag werden getekend. Het verschil is
alleen, dat het op het uitbreidingsplan verdiepte onder
huizen zijn, terwijl op het bouwplan niet verdiepte on
derhuizen voorkomen. Dit geeft een verschil van 1.50
m in de hoogte. En dat zou dus misschien enige invloed
op de zon-inval in de achtergelegen straten kunnen
hebben, maar een principiële en diepgaande wijziging
achten B. en W. dit niet.
Een ander klein verschil is, dat de afstand tussen
de achterkant van het trottoir en de gevels in de
Breitnerstraat op dit bouwplan 1 m groter is dan op
het uitbreidingsplan; dat is dus een klein stapje in
het voordeel van de Breitnerstraat. Wat de adressant
Mr. Hendriks, die op Breitnerstraat no. 8 woont, be
treft, kan spr. mededelen, dat de situatie voor hem
niet ongunstiger, maar zelfs iets gunstiger wordt en
wel in dit opzicht, dat de afstand tussen de dwars
straat en de dwarsgevel van de blokken te zijnen gunste
2 m groter is, zodat hij dus 2 m meer uitzicht over
houdt. Bovendien komen de autoboxen, die op het uit
breidingsplan nog aan de uiteinden der blokken staan
getekend en die zijn uitzicht zouden belemmeren, op
dit bouwplan op die plaatsen niet voor.
Dan is de gedachte geopperd, dat men aan de
Breitnerstraat te doen krijgt met achtergevels, die dus
belangrijk minder fraai zouden zijn dan voorgevels en
daardoor ook de huizen aan de Breitnerstraat, die er
al staan, zouden depreciëren. Wat dit betreft, moet
spr. allereerst opmerken, dat dit alleen voor het mid
delste blok, dat een langgerekte U-vorm heeft, geldt.
Voor de andere blokken, die links en rechts daarvan
liggen, geldt dit niet, want daarvan zijn de voorkamers
en ingangen aan de Breitnerstraat geprojecteerd. Daar
komen dus voorgevels, die precies gelijk zijn aan die,
welke naar de Julianalaan zijn gericht, zij het, dat
deze laatste 2030 cm lager zijn, doordat de onder
huizen hier iets lager zijn. Op het uitbreidingsplan staat
niet, dat de gevels aan de Breitnerstraat in het ge
deelte, dat nu ter sprake is, voorgevels zouden zijn;
5
dat is daar niet uit af te leiden. Overigens zijn het
hier niet zo maar achtergevels, zoals die wel eens aan
leiding geven tot kritiek, maar achtergevels, waarin
ook ingangspartijen voorkomen. Er bevindt zich in
deze huizen n.l. één doorlopend portaal, waarin men
binnenkomen kan vanuit het „hofje" aan de Juliana
laan, maar ook vanuit het trappenhuis aan de Breitner
straat; de verticale momenten aan de gevels in de
Julianalaan verlevendigen dus ook de achtergevels aan
I de Breitnerstraat. In het middelste blok zullen door
gaande balkons, die één geheel vormen, in lagen boven
elkaar, worden gemaakt. Hierdoor ontstaat niet de in
druk van uitstekende balkons, maar eigenlijk meer van
een loggia, die nog in de woning is. Dat is natuurlijk
I niet zo, maar het geeft die indruk enigszins. De kans
I bestaat en nu komt spr. tot een onderwerp, waarin
I hij niet erg thuis is dat aan die zijde de was buiten
I gehangen zal worden. Hij weet niet, of zijn collega van
I Huisvesting, als deze woningen gereed zullen zijn, in de
I huurcontracten een bepaling zal willen opnemen, die
I dat enigszins zal beperken. Aan de andere kant moet
men dit ook niet al te dramatisch opvatten, want de-
I genen, die aan de Breitnerstraat wonen in deze blok-
I ken, kijken tussen de tuinen van adressanten door en
I in die tuinen wordt ook was gedroogd. Men moet
eikaars was dulden. En als die was schoon is, is het
I eerder een eer dan een schande, dat er naar gekeken
I wordt.
Spr. kan zich enerzijds begrijpen, dat adressanten
I enigszins geschrokken zijn, maar aan de andere kant
gelooft hij, dat de bezwaren overdreven zijn. Er is één
I uitdrukking in het laatste adres, die een beetje te fors
aankomt, n.l. deze, dat ,,geen redelijk denkend college
I tot een dergelijke beslissing zou kunnen komen", omdat
I de raad het uitbreidingsplan heeft vastgesteld en Ged.
Staten het hebben goedgekeurd; dat zijn dus twee col-
I leges, die in redelijkheid daarover hebben beslist.
Overigens wil spr. de adressanten daar niet hard
I over vallen; hij hoopt echter, dat de raad niet zo zacht
zal zijn - dit in tegenstelling tot het „niet hard vallen"
I om op dit betrekkelijk ondergeschikte punt dit plan
I op te houden. Het is een aantrekkelijk plan. De huren,
die uit de bus komen, verdienen alle waardering en het
zou werkelijk heel jammer zijn, wanneer dit plan door
de naar voren gebrachte bezwaren zou moeten sneu-
velen. Spr. gelooft niet, dat de raad deze consequentie
I zou willen aanvaarden, maar het zou ook al jammer
I zijn. dat de uitvoering zou worden vertraagd.
Hiermee is eigenlijk al beantwoord de vraag van de
heer W. M. de Jong over de afwijking van het uit-
I bi eidingsplan. Spr. heeft ter zake een vrij uitvoerige
uiteenzetting gegeven.
De vraag van de heer Santema wil spr. voor het
laatst bewaren.
Tot de heer K. de Jong zegt spr., dat het aantal
boxen in een bepaalde wijk niet zo gemakkelijk is te
I plannen. Het autovervoer neemt toe en ook het auto-
I bezit in allerhande kringen, zodat men niet spoedig de
vrees behoeft te hebben, dat er te veel boxen in de
woonwijken worden geprojecteerd. Hier in de buurt
zijn inderdaad door een particulier ongeveer 40 boxen
gebouwd, als spr. het goed uit het hoofd weet, maar
I hij is bepaald niet ver mis. Krijgt men dus, als de
boxen van dit plan er bij komen, niet te veel van het
I goede, zo vraagt de heer De Jong. Spr. gelooft het
niet. De boxen in het onderhavige plan liggen aan de
Julianalaan, aan een goed bereikbare weg dus, en het
is heel aannemelijk, dat er gading naar zal zijn. Spr.
moet de heer De Jong wel zeggen, dat een exacte,
wetenschappelijke berekening i.z. de behoefte aan boxen
I bij de dienst van Openbare Werken niet voorhanden
I 's\. Pannen van de boxen gaat dus enigszins in-
tuïtief. Spr. gelooft, dat hiermee niet te hoog gegrepen
is, omdat men hierbij in aanmerking kan nemen, dat
ten zuiden van de Julianalaan ook nog een belangrijke
woonwijk zal verrijzen en dat de behoefte aan boxen,
die daar zal ontstaan, misschien ook wel enigszins
door dit complex ten noorden van de Julianalaan be-
vredigd kan worden.
Spr.'s collega van Huisvesting is zo vriendelijk de
vraag van de heer Bootsma i.z. de huurdifferentiatie
te beantwoorden.
Ten slotte komt spr. tot de vraag van de heer
Santema: Sil de Julianaleane ek in to ientoanich ka
rakter krije Sa as üt de tekening, dy't foarhalden is,
blykt, wie it plan om dér trije frij lange stroken wente-
bou to meitsjen. B. en W. hawwe miend, mei in ünder-
brekking dêrfan de ientoanichheit, dy't dér minofto-
mear fan to frezen is, hwat op to heevjen en dêrom
is dus it plan, lyk as it hjir foarleit, in tomjittekommen
oan de freze fan de hear Santema, foardat hy dy
ütsprutsen hat. Spr. kin der noch by sizze, dat de plan
nen, dy't, nei't B. en W. hoopje, skieik oan de rie foar-
lein wurde sille oangeande it südlik stik fan de Juliana
leane, sadanich lykje to wêzen, dat foar in ientoanigens
net folie mear to frezen fait. De südkant krijt miskien
in iepener bibouwing as de noardkant.
De hear Santema hat ek in fraech steld oer heakse
blokken. Spr. hat al ütinoarset, dat dit feitliks op in
misforstan birêst.
En dan hat hy inkelde wurden wijd oan de fraech:
Krijt men hjir ek in stêd fan to folie wenkasernes en
hwer bliuwt it eigen karakter fan üs stêd? Dat binne
swiere fragen en spr. kin der yn dit forban ek net al
to folie fan sizze. It is miskien mear op syn plak as
chapiter by de bigreatingsbihanneling. Spr. kin wol
sizze, dat, wol men huzen bouwe yn dizze tiid, men it
yn in stêd as Ljouwert yn it kader fan de lieechbou
siikje moat. Der is hjir in hiel sloppe grounslach, dy't
in swiere ünderheijing freget; boppedat driuwe de krap
te oan groun en de hege kosten fan strjitte-oanliz it
gemeentebistjür ek wol yn de rjochting fan in bou yn
trije of mear lagen. Dat sil it karakter fan 'e stêd for-
oarje en spr. wol ek net sizze, dat dêr it eigene fan 'e
stêd Ljouwert net mei forlern gean sil. Mar men moat
dochs it mooglike neistribje en it mooglike foar de
wentebou yn 'e wentewetsektor is optheden yn in stêd
as Ljouwert de heechbou. Spr. leaut net, dat soks
meibringe hoecht, dat Ljouwert in stêd wurdt presiis
gelyk as Meppel, Swol of Amsterdam. It haldt troch
de grêften, dy't hjir binne, en troch de hiele sitewaesje
yn it Fryske lan dochs wol in eigen karakter, al sil
dat oars wêze as it eigen karakter fan hündert jier
forlyn.
Als de heer Tiekstra (weth.) het goed begrepen
heeft, heeft de heer Bootsma deze vraag gesteld: Is de
differentiatie in de huur, zoals die in de raadsbrief is
neergelegd, n.l. voor een huis voor 2 personen f 9,
voor een voor 4 personen f 12,20 en voor een voor 7
personen f 13,20 per week, wel aanvaardbaar en wel
juist? Spr. wil er allereerst van zeggen, dat dit uiter
aard niet meer is dan een voorlopig berekende huur
prijs. De definitieve huurprijsvaststelling geschiedt
door de Minister van Volkshuisvesting en Bouwnijver
heid, zodat dus het laatste woord over deze huur hier
niet eens gesproken wordt.
Men moet echter bij het oordelen over de huurdiffe
rentiatie toch wel in het oog blijven houden, dat een
kleine woon-eenheid relatief altijd duurder is dan een
grote, d.w.z., dat dus de vaststaande onderdelen van
de woning, zoals woonkamer, keuken, badcel, closet
e.d. uiteraard op een kleine woon-eenheid zwaarder
drukken dan op grotere woon-eenheden. Nu heeft de
heer Bootsma spr. zeer snel een aantal gegevens doen
toekomen, die hem toch niet een volledig inzicht geven,
want deze zal wel hebben begrepen, dat het begrip
„huisvestingscapaciteit" toch nog iets meer is dan het
oppervlak van een woning, zoals hij het berekend heeft,
en ook nog iets anders dan de bezetting per woning.
Men zal in dit begrip een factor moeten opnemen,
waarbij de relatief hogere bouwkosten van de kleine
woon-eenheden beredeneerd zullen moeten worden. Dan
gelooft spr., dat deze huurprijzen, op zichzelf gezien,
niet onredelijk zijn. Hij meent zelfs, dat het alleen langs
deze weg mogelijk is, de kleine woon-eenheden te bou
wen. Zou men deze apart bouwen, dan zou waarschijn
lijk de gemiddelde huur hoger komen, d.w.z., dat de toe
gestane bouwprijs per woning stellig boven de curve-
prijs zou liggen.
Deze huren zijn zeker aanvaardbaar, wat de heer
Bootsma overigens ook niet heeft betwist.
Maar in elk geval heeft de minister het laatste
woord, wat de huren betreft.