heren Mani en Spiekhout voorgestelde wijze te laten
uitspreken. Er behoeven tegenover Ged. Staten echter
geen brokken van te komen. Het zal de bedoeling der
voorstellers niet zijn, de tweede alinea van het voor
stel aan genoemd college te berichten.
De heer Mani: Uit dit voorstel worde aan Gedepu
teerde Staten medegedeeld wat voor Ged. Staten be
stemd is.
De Voorzitter gelooft niet, dat hier moeilijkheden
door zullen ontstaan.
De heer Ras ligt deze zaak, zoals met de meeste
raadsleden het geval is, zeer zwaar op de maag. Voor
hem is het eigenlijk fifty-fifty: er zijn vele argumenten
voor en vele tegen het voorstel van B. en W. aan te
voeren. De psychologische achtergrond van het geval
vormt een zeer zwaar argument tegen. Spr. meent
echter toch goed te doen het betoog van de heer
De Vries min of meer te onderstrepen. Ook spr.'s
stem is neg afhankelijk van het antwoord van de Voor
zitter en de wethouder op de vragen, die hier gesteld
zijn.
In aansluiting op wat de heer De Vries heeft ge
zegd t.a.v. de discrepantie tussen de salariëring van de
hogere ambtenaren in deze gemeente en die in andere
gemeenten en mede met het oog op de discrepantie, die
ook al reeds in Leeuwarden bestaat, zou spr. willen
vragen, in hoeverre op dit moment hier aangetrokken
ambtenaren reeds met extra toelagen beloond worden.
Hij meent gehoord te hebben, dat bij sollicitaties ge
bleken is, dat de inkomens van dergelijke ambtenaren
beneden de grenzen liggen, die in andere gemeenten
worden getrokken.
De heer Tiekstra (weth.gevoelt op dit moment van
de discussie toch wel behoefte van zijn kant nog enkele
woorden te zeggen, hoewel hij zich niet vleit met de
hoop, dat hij iets nieuws zou kunnen vertellen. Hem
bekruipt, niet als wethouder van financiën, doch als
wethouder der bedrijven, toch wel enige zorg, als hij de
raad hoort spreken, zoals deze zojuist deed. De raad
kan en mag zich niet losmaken van zijn verantwoor
delijkheid t.a.v. de kwalitatieve en kwantitatieve be
zetting ook van deze posten. Daar mag en kan de raad
maar niet zo overheen stappen. Wanneer de gemeente
Leeuwarden op dit moment de pas zou inhouden, na
dat niet alleen het rijk, maar ook verschillende pro
vincies en verschillende met Leeuwarden vergelijkbare
gemeenten de stap, waar het hier om gaat, hebben
gedaan, dan betekent dit doodeenvoudig, dat de hoofd
stad van de provincie Friesland Ged. Staten hebben
in de Prov. Staten hetzelfde argument gebezigd t.a.v.
de provincie een achterstand bezorgd wordt bij met
haar vergelijkbare gemeenten en zelfs bij enkele ge
meenten in de provincie Friesland, waar men nog een
vergelijking mee zou kunnen maken. Een op het ogen
blik bestaande vacature kon zelfs niet vervuld worden,
omdat de rang, waarin vervulling mogelijk was, nu
pas aan de raad wordt voorgesteld. Spr. behoeft niet te
vertellen, welke dienst dit betreft. Men weet, dat pas
kortgeleden met het uitzicht op het scheppen van deze
rang iemand aangesteld is kunnen worden. Wanneer
men de achterstand laat bestaan, zoals de meeste raads
leden die het woord voerden, wensen, dan voorziet spr.
stellig en dan komt hij bij de vraag van de heer De
Vries dat deze achterstand langs de weg van per
soonlijke toelagen gecorrigeerd moet worden, niet in
dividueel of incidenteel, maar als systeem. Spr. is hier
van geen bewonderaar, maar de verantwoordelijkheid
van college en raad voor een kwantitatief en ook kwa
litatief juiste bezetting van deze posten zal meebren
gen, dat men dit moet spr. de heer De Vries toe
geven door de achterdeur moet binnenlaten wat
blijkbaar aan de voordeur niet verkocht kan worden.
De Voorzitter gelooft, dat het goed is, dat hij namens
de meerderheid van het college nog enkele woorden
zegt. Spr. zal ook in tweede instantie kort zijn. Hij zal
trachten de zaak te stellen op een wijze, zoals hij meent,
dat ze alleen maar juist gesteld kan worden.
Deze zaak heeft op dit moment al een zekere ge
schiedenis. De heer Vellenga aanhorend, heeft spr. de
kanttekening geplaatst, dat er veel waars, wat ook
spr. voor zich persoonlijk kan onderschrijven, in diens
woorden zit. Maar het betreft hier een uitgemaakte
zaak. Dit betoog zou in de Tweede Kamer op zijn
plaats zijn geweest. Dergelijke betogen zijn daar ook
terecht; dat wil spr. van zijn kant volmondig toegeven
gehouden. Er is echter een beslissing in andere zin
genomen en die beslissing heeft gevolgen gehad. En
wel deze gevolgen, dat de meeste overheden niet tegen
deze verhoging zijn (de heer Vellenga zeide, als spr.
hem goed begrepen heeft, dat de meeste overheden er
tegen zijn, en als spr. hem verkeerd begrepen heeft,
dan zegt hij het wel), maar dat sommige voor de in
voering ervan ijveren. Voor zover spr. bekend, is er
geen enkele provincie, die niet het pad van het rijk
heeft gevolgd, en hij zou ook geen enkele gemeente
van de grootte van Leeuwarden kunnen noemen, die
het rijk niet is gevolgd. Hij zou wèl een aantal kunnen
noemen, dat in het spoor van het rijk is meegegaan.
Het beeld is - daar komt het toch in wezen op neer
aldus: De waardering van de desbetreffende functies
is landelijk veranderd, veranderd in de zin, zoals, wat
de secx-etax-is en ontvanger betreft, door Ged. Staten
waarschijnlijk spr. zou haast zeggen: met zekerheid
zal worden vastgesteld, en, zoals, wat de andere
topfunctionarissen betreft, nu door B. en W. wordt
voorgesteld. Deze functies worden dus nu landelijk ge-
waardeex-d volgens de nieuwe schalen en als dat juist
is en spr. meent, dat dit zo is dan is hij het eens
met die raadsleden, die menen, dat het niet juist is om
de desbetx-effende functionarissen in deze gemeente
lager te honoreren dan men het elders doet. Dan doet
men hun hier onrecht. En het is ook niet goed, om,
als bepaalde functionarissen naar elders mochten zijxi
gegaan, hun opvolgex-s lager te honoreren. Spr. ge
looft, dat de zaak aldus op de enig juiste wijze is ge
steld.
Spr. moge ook herhalen, dat de zaak t.a.v. de wet
houderssalarissen door hem op precies dezelfde wijze
is gesteld en dat de raad het ook zo aanvaard heeft, in
de loop van dit jaar nog. Nu zegt de wethouder
om legendevorming te voorkomen dat de wethou
derssalarissen zijn bepaald in overeenstemming met de
normale procentuele verhogingen van de ambtenaren
salarissen. Dat is bepaald onjuist. De normale procen
tuele verhogingen zouden tot een lager bedrag hebben
gevoerd dan waarop het salaris door de ï'aad is vast
gesteld, een punt, waarop door de heer Van der Meer
uitdrukkelijk gewezen is en spr. heeft dat hij heeft
dc notulen van deze vergadering voor zich de heer
Van der Meer ook zonder meer toegegeven. ,,Hij"
dat is spr. „kan deze" dat is de heer Van der
Meer „inderdaad toegeven, dat men, wanneer men
het bestaande salaris van f 8.500,verhoogt met de
vex-schillende percentages, die na de vaststelling van
dit salaris bij de ambtenarensalax-issen zijn gekomen,
niet komt op het door spr. voorgestelde bedrag' van
f 10.500,Spr. heeft desniettemin dit bedrag aan de
raad voorgesteld, omdat z.i. en het is ook niet de
eerste keer, dat hij dit standpunt aan de raad ont
vouwt toch ook een andere grondslag genomen
moet worden om te komen tot de vaststelling van het
salaris van de wethouders in Leeuwarden, n.l. deze
grondslag, die algemeen in den lande als het voor
wethouders van een gemeente in de klasse van 80.000
100.000 inwoners juiste salax-is wordt beschouwd".
De enige grondslag en dat is destijds in spr.'s
x-aadsvoorstel neergelegd is dus de landelijke waar
dering van deze functie en dat is t.a.v. de wethouders
door de raad zelfs zonder enige stemming aanvaard.
Spr. voor zich meent, dat de raad, wanneer deze t.a.v.
secretai'is en ontvanger en de andei'e topfunctionax-is-
sen ook zou uitgaan van wat landelijk de waai'dering
van hun werk is geworden, het enig juiste standpunt
zou innemen.
Nu wel blijkt, dat de raad in meerderheid daartoe
niet bereid is, heeft spr. alleen nog antwoox-d te geven
op vragen, die gesteld zijn door de heren De Vries en
Ras, n.l. hoe de meerderheid van het college staat
tegenover het geven van persoonlijke toelagen. Spr.
gelooft, dat het wel duidelijk is, wat de meerderheid
zal moeten doen. Daar de meerderheid van mening is,
dat bij handhaving van de bestaande wedden het werk
9
van de betrokken functionarissen wordt onder-gewaar
deerd, zal, waar dit nodig zal blijken te zijn, het college
moeten overgaan tot de toekenning van persoonlijke
toelagen. Deze noodzaak is - - de heer Tiekstra heeft
dat zopas al terecht gezegd t.a.v. een zekere functie
al bepaaldelijk gebleken. En spr. is er van overtuigd,
dat die noodzaak zich in de toekomst met nog meer
nadruk en scherpte stellig zal openbaren.
Ik heb hiermede, aldus spr., het mijne gezegd en
ik dank U zeei\
De heer Vellenga (weth.) is het volkomen met de
heer Van der Meer eens dat gebeurt niet in alle
raadsvergaderingen, maar spr. constateert het met ge
noegen dat de raad zelf moet uitmaken, wat hij
op dit stuk van zaken nodig en wenselijk acht. Wan
neer dus in de eigen gemeente bepaalde functionarissen
wel een zekere verhoging hebben gekregen, dan is dat
inderdaad, aldus spr., buiten ons om gegaan en draagt
de raad daarvoor geen enkele verantwoordelijkheid. En
men mag ook niet tegen de raad zeggen, wanneer de
ongelijkheid is geschapen: „Nu zijn jullie er verant
woordelijk vooi', om die ongelijkheid weg te nemen",
want dan wordt de zaak volkomen op zijn kop gezet.
De heer K. de Jong heeft het gehad over al of niet
gezamenlijke behandeling van de punten 11 en 12 en
hij heeft gevraagd naar de mogelijkheid van uitstel.
Hij zal er zich intussen bij neergelegd hebben, dat dit
vanavond toch niet meer gebeurt.
Sommige leden van de a.r. fractie voelen er niet
voor op dit moment verhogingen toe te passen, met
een stx-eep onder „op dit moment", en dat betekent dus,
dat de meesten van hen praktisch tegen zullen zijn
(De heer Wiersma: Allemaal).
De heer Mani heeft een voorstel ingediend, dat men
bij punt 11 en bij punt 12 zou kunnen behandelen en.
waar de raad de punten gecombineerd heeft, is dit
voorstel met die combinatie in overeenstemming. Het
zal indei-daad geknipt moeten worden, voor wat het
advies aan Ged. Staten betreft.
De heer De Vries heeft gewaagd van verschil in
salariëring, dat kunstmatig in het leven wordt ge
roepen, als de voorgestelde salax-isverhoging niet wordt
gegeven. Dat is ook zo. Het gaat alleen maar om de
vraag: wie is voor dat verschil in salariëring verant-
woordelijk? Niemand van ons, aldus spr., neemt die
verantwoordelijkheid graag op zich, noch de meerder
heid, noch de minderheid.
Het gaat er om: is men het met deze verhoging
eens, ook wanneer toepassing in het provinciale en
emeentelijke vlak reeds heeft plaats gehad. De heer
De Vries heeft de zaak concx-eet gesteld en spr. is het
volkomen met hem eens, dat dit een moeilijkheid is,
die zich zal voordoen en waar moeilijk overheen is te
komen. Spr. heeft er sociale argumenten tegenover
geplaatst, wat niet wil zeggen, dat anderen, die voor
eze verhoging zijn, niet sociaal zouden zijn. Maar ook
het argument, dat men, door deze verhoging toe te
passen, onbehagen en onrust schept in de totaliteit van
het gemeentepersoneel, heeft spr. laten gelden. Spr.
gelooft, dat de uitoefening van de functies daardoor
ook geschaad wordt.
Wat beti-eft de geuite vrees, dat men op bepaalde
posten bepaalde functionarissen niet of slechts met
veel moeite kan aantrekken, spr. heeft al gewezen op
de z.g. tweederangskrachten en de heer Van der Meer
ieeft gesproken over mensen, die uit kleinere gemeen
ten wel naar Leeuwarden zouden willen. Dat is mis
schien een mogelijkheid om in dergelijke vacatures toch
te voox-zien. Wanneer zulke kwesties op het gemeente
bestuur aankomen, zou spr. gx-aag geval voor geval
willen bekijken, omdat hij geen moeilijkheden over de
gehele lijn vreest en niet automatisch zou willen vast-
:eggen, dat hij, met achterlating van anderen, de voor
gestelde verhoging voor de kleine groep, waar het hier
om gaat, gewenst acht.
De heer Ras heeft al van de Voorzitter gehoord, dat
er op dit moment één geval is, waarin van een persoon
lijke toelage kan worden gesproken; deze was bedoeld
voor een bepaalde periode, n.l. tot het tijdstip, waarop
de rang, die de desbetreffende man zou moeten hebben,
was ingevoex-d. Wat de invoering van die rang betreft,
zou spr. het volgende willen zeggen. Hij meent, hoewel
hij het haast niet dux-ft uitspreken, dat de heer Tiekstx-a
het verkeerd gesteld heeft. Het staat het college, aldus
spr., ieder ogenblik vrij, met inachtnexxxing van de
gebruikelijke procedure, waarin ook het G.O. een rol
speelt, nieuwe rangen te creëren. In de laatste G.O.-
vergaderingen is dit op vrij grote schaal nog gebeurd.
Ook bij de toepassing van de novembex'-circulaix-e heb
ben B. exi W. de invoering van de rang van hoofd-
ingeniexxr ovex-wogen, maar nog niet uitgevoerd. Deze
invoering staat of valt dus niet met de verwerping
of aanvaarding van dit raadsvoorstel.
Met wat de heer Tiekstx-a gezegd heeft over kwanti
tatieve exx kwalitatieve voorziening in alle posten van
de gemeente, is spi\ het x-oex-end eens, met de nadruk
op „alle posten en alle functies". Nu komt de redenering
hierop neer, dat gemeente na gemeente deze verhoging
heeft ingevoex-d. En moet Leeuwax-den dan volgen? Op
praktische gronden zou men het inderdaad moeten doen,
met een vanzelfsprekende verantwoox-delijkheid. Daar
behoeft geen wethouder spr. aan te hex-innex-en. Welke
argumenten vindt men echter het zwaarst? Voor de
een zal de schaal naar deze kant overslaan, voor de
ander naar die kant. Daar kan men lang en breed over
praten. Op een bepaald moment echter beslist een
ieders persoonlijk ixxzicht. Spr. gelooft, dat de meerder
heid van de raad op grond van spr.'s en xnisschien ook
wel van andere argumenten zijn mening deelt.
Over deze zaak is allerprettigst gediscussieerd. Het
spijt spr. persoonlijk, dat de kwestie van de wethouders
salarissen op deze wijze is ingevoex'd, maar ook op de
raadsleden heeft het een minder prettige indruk ge
maakt; dat heeft spr. aan de reacties gezien. Volgens
de Voorzitter speelden de wethouderssalax-issen in an
dere gemeenten in den lande ook een rol bij de ver
hoging van de wethoudex-ssalarissen in deze gemeente.
Spr. heeft echter uitdrukkelijk gezegd, dat het bedrag
van de vex'hoging grotendeels gevormd werd door de
normale px-ocentuele vex'hogingen, die alle werknemers
in Nederland, ook de ambtenaren ixx deze gemeente,
hebben ontvangen. Dat is de hele zaak en iets volkomen
anders dan wat hier op dit moment aan de orde is.
Het spijt spr., dat de discussie, die zo goed was, wezen
lijk niet gediend is door hier tot tweemaal toe over te
praten.
De Voorzitter merkt op, dat dit tot een persoonlijk
feit voert: de raad heeft px-ettig gediscussieerd, maar
daarop heeft de Voorzitter inbreuk gemaakt, met het
gevolg, dat de wethouder behoefte gevoelt spijt daar
over uit te drukken. Spr. moet van zijn kant hiex-op
terugkomen. Hij heeft de wethouderssalarissen in het
geding gebx-acht, niet om de hoogte van deze salaris
sen, maar om de motivering. Dat heeft hij ook heel
duidelijk in beide instanties aan de raad medegedeeld.
De motivering is geweest, dat de landelijke waardex-ing
van deze functies meebracht, dat Leeuwarden niet
achter diende te blijven. Iets andex-s is het niet geweest.
En juist deze motivering is naar spr.'s mening terecht
in het begin van dit jaar door de raad aanvaard. Er
dient ook voor de salarissen, waarover het thans gaat,
in den lande in beginsel geen verschil te gelden.
Dat is een volkomen zakelijke motivering. En als de
heer Vellenga meent daar zijn spijt over te moeten uit-
dx-ukken, dan meent spr., dat deze dan juist, andex-s dan
de Voorzitter van de raad, in dezen buiten het zake
lijke vlak is getreden.
Meer wil spr. er van zijn kant xxiet van zeggexx. Hij
stelt voor, gezien het feit, dat deze zaak nu in twee
instanties bespx-olcen is, de beraadslagingen te sluiten.
Raadsbrief no. 219, agendapunt 11, bevat het voor
stel, uit te spreken, dat het de raad toegezonden ont
werp zijn instemming heeft en het college te machtigexx
Ged. Staten aldus te bex-ichten. Dat is dus het voorstel
van de meerderheid van het college. Daartegenover
staat dan het voorstel van de heren Mani exx Spiekhout.
Spr. gelooft, zakelijk goed te doen eerst het voorstel
van het college in stemming te brengen, omdat na eexx
beslissing over dit voorstel een beslissing over het voox--
stel-Mani-Spiekhout denkbaar is, maar ook een andere
positie, hoewel spr. die niet verwacht. Hij meent, dat
de kwestie zo zakelijk het zuivex-st is gesteld.