- T'
12
ook toegezegd worden, dat daar een bejaardencentrum
wordt gesticht, dan moet spr. natuurlijk wel even een
slag om de arm houden, omdat, nu dit terrein vrij
komt, de zaak weer opnieuw bekeken moet worden.
Misschien zullen er aanvragen voor dit terrein binnen
komen en zo ja, dan zal bekeken moeten worden, of
datgene wat men wil stichten, daar stedebouwkundig
wel past. Zodra daarvoor dus een aanvrage bin
nenkomt, zal deze met de gebruikelijke zorgvuldigheid
worden bekeken en daarna aan de raad voorgelegd.
Voor het overige zou spr. de beantwoording gaarne
aan zijn collega van Sociale Zaken of aan de Voor
zitter willen overlaten.
De Voorzitter moet de vraag van de heer Kanistra,
of de onderhavige taak niet door de twee bestaande
grote ziekenhuizen kan worden verzorgd, bepaald ont
kennend beantwoorden, wegens ten minste twee rede
nen. Een van de beide redenen is, dat het Diakonessen-
huis al wegens de feitelijke omstandigheden van zijn
terreinen en gebouwen niet de ruimte heeft om deze
taak te verzorgen en de andere reden is, dat hier ook
een belangrijke gemeentelijke taak ligt, die de ge
meente toch stellig niet aan een in wezen particuliere
ziekeninrichting kan overdragen; dat zou dan, wat de
ruimte betreft, alleen het Bonifatius-hospitaal kunnen
zijn. Waar hier, spr. herhaalt het, toch stellig van een
belangrijke overheidstaak moet worden gesproken, die
reeds jaren door de gemeente ten dele door het be
staande stadsziekenhuis wordt vervuld, lijkt het hem
niet juist, dat de gemeente zich van die taak ontdoet.
Een andere vraag van de heer Kamstra was, waar
om het Bonifatius-hospitaal geen advies heeft gegeven.
Spr. kan daarop antwoorden, dat deze instelling wel
door de directeur van de Geneeskundige- en Gezond
heidsdienst is benaderd, maar spr. heeft tot zijn
spijt de desbetreffende brief niet bij zijn stukken; daarom
moet hij uit zijn geheugen putten het bestuur is in
eigen kring niet tot een positief antwoord op de vraag
van genoemde directeur gekomen. Het is dus bepaalde
lijk niet zo geweest wat de heer Kamstra ook niet
heeft verondersteld dat de gemeente zich maar tot
één van de beide ziekeninrichtingen zou hebben ge
wend.
Spr. gelooft, dat hij hiermee de vragen wel volledig
heeft beantwoord.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 22 en 23 (bijl. nos. 211 en 221).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 24 (bijl. no. 209).
De heer F. T. Dijkstra kan met deze wijziging niet
akkoord gaan, omdat men daarmee wederom dat deel
van de bevolking, dat niet profiteert van de verhogin
gen, die van hogerhand worden voorgesteld, wel gelijke
lasten oplegt.
Spr. wil dan ook niet op zijn verantwoording nemen
aan de wijziging mede te werken.
De heer Tiekstra (weth.): De heer Dijkstra moet dan
maar tegenstemmen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 25 (bijlage no. 210).
Er wordt wel eens, als men een fout gemaakt heeft,
gezegd, aldus de heer Tiekstra (weth.), dat men een
steekje heeft laten vallen. Maar nu is het jammer, dat
bij de fout, die in dit raadsvoorstel is gemaakt, het
tegenovergestelde is gebeurd; men heeft n.l. niet iets
laten vallen, maar er een schepje op gelegd.
In artikel 13, le lid, van de ontwerp-verordening moe
ten wijzigingen worden aangebracht. Er staat:
,,De leges bedragen voor een vergunning, als bedoeld
in artikel 6, le lid, onder a, van de Woningwet (Staats
blad no. 158), wanneer de totale kosten van bouw, ver
andering, uitbreiding of vernieuwing bedragen:
minder dan f 1.000,— f 10,
f 1.000,— tot f 10.000,— f 10,—
vermeerderd met f 8,voor elke f 1.000,of gedeelte
daarvan, boven f 1.000,
f 10.000,— tot f 100.000,— f 82,—
vermeerderd met f 6,voor elke f 1.000,of gedeelte
daarvan, boven f 10.000,
f 100.000,en meer f 622,
vermeerderd met f 5,voor elke f 1.000,of gedeelte
daarvan, boven f 100.000,
Dit wordt als volgt gewijzigd:
„minder dan f 1.000,f 6,
f 1.000,— tot f 10.000,— f 6,—
vermeerderd met f 5,voor elke f 1.000,of gedeelte
daarvan, boven f 1.000,
f 10.000,— tot f 100.000,— f 51,—
vermeerderd met f 4,voor elke f 1.000,of gedeelte
daarvan, boven f 10.000,
f 100.000,en meer f 411,
vermeerderd met f 3,voor elke f 1.000,of gedeelte
daarvan, boven f 100.000,
De hear Santema lést yn it riedsbrief yn de taljoch-
ting op artikel 10: ,,De leges voor een onderzoek van
in het gemeentearchief berustende stukken en voor een
afschrift of uittreksel uit de aldaar berustende doop-,
trouw- of begrafenisregisters zijn in overeenstemming
gebracht met de leges, welke aan de rijksarchieven
worden geheven." En üt it artikel seis moat spr. kon-
kludearje, dat men gjin leges hoecht to biteljen, hwan-
near't men op groun fan wittenskiplike stüdzje in ün-
dersiik yn it aldarchyf dwaen sil. Spr. is bliid, dat hy
dy wiziging yn de nije foroardering oantreft, hwant
hy hat klachten heard, dat lju, dy't mei wittenskiplike
stüdzje piele, wol de leges bitelje moasten. Hy is wol
fan bitinken, dat men om to biwizen, dat men yndied
mei wittenskiplike stüdzje dwaende is, de ien of oare
for klearring toane kinne moat, byg. fan de Fryske
Akademy. Hy tinkt, dat yn it bisünder it genealogysk
wurkforban fan dizze ynstelling kandidaten opleverje
sil foar it gebrük meitsjen fan it rjocht om kosteleas
stikken üt it archyf to rieplachtsjen.
De heer W. M. de Jong zal het niet hebben over de
enkelvoudige bedragen, die al geruime tijd geleden zijn
vastgesteld. Daarbij is maar één factor in het spel en
dat is het bedrag zelf.
Bij arc. 13 echter moet met twee factoren rekening
worden gehouden. Het oude tarief was en het nieuwe
is afhankelijk van de kosten van het bouwwerk of de
verbouwing. Hier zijn leges in het spel, die conjunctuur
gevoelig zijn. Spr. zal een voorbeeld geven. Voor de
bouwvergunning voor een huis, dat voor de oorlog'
f 6.000,kostte, werd f 14,leges gevraagd. Datzelfde
huis kost nu, naar een matige schatting, f 18.000,
cl.w.z. het driedubbele. Dan zou nu voor zo'n huis al
automatisch f 42,50 aan leges geheven worden, ook
driemaal zoveel, dus dat komt goed met elkaar over
een. Wanneer de verordening op dit punt wordt gewij
zigd, zoals nu wordt voorgesteld, dan moet men zich
afvragen, of dat noodzakelijk is. Ged. Staten hebben
gezegd, dat in Leeuwarden f 10.000,meer uit de leges
op bouwvergunningen moet komen. Op post 69 van
de begroting 1957 wordt f 20.000,voor deze leges
geraamd. En nu meent spr., dat de werkelijke opbrengst
in het vorige jaar al f 28.000,is geweest. Wanneer
men aanneemt, dat dit juist is en daar dan van uitgaat,
dan is het niet te gewaagd, om te voorspellen, dat deze
opbrengst dit jaar automatisch zal doorstijgen tot
f 30.000,Dan komt men dus al f 10.000,hoger. Had
men de raming iets hoger gesteld, dan was de raad
nu iets beter georiënteerd geweest. Als juist is, dat
men volgens de oude verordening al op f 30.000,aan
leges komt, volgens de nieuwe spr. heeft er een
beetje werk van gemaakt komt men al op f 42.000,
dat is dus het dubbele van de raming volgens het oude
tarief. Volgens het oude tarief komt men dus feitelijk
al daar, v/aar Ged. Staten de gemeente willen hebben.
Spr. vraagt zich af, of het, nu het door genoemd
college beoogde bedrag al automatisch uit de heffing-
volgens het oude tarief te voorschijn komt, wel hele
13
maal juist is dit nog te gaan verhogen en voorts, of
de raad wel voldoende geïnformeerd is door de enkele
mededeling, dat er verhoogd moet worden. Want er
staat niet bij, wat het college er uit wil halen. De raad
heeft verondersteld, dat het om f 10.000,ging. De
zaak ligt volgens spr.'s gevoel niet helemaal goed. En
door de oorspronkelijk gemaakte vergissing kwamen er
nog veel hogere bedragen uit; de nieuwe cijfers maken
2/3 van de foutief gestelde uit. Spr. zal hier echter niet
verder over uitweiden. Een vergissing kan plaats heb
ben. In het algemeen gezien echter vindt spr. wel, dat
het college er goed aan zou doen bij dergelijke voor
stellen de raad zodanig voor te lichten, dat hij weet
welke de opbrengst van de verhoging is.
Thans komt spr. nog even terug op zijn vraag: Is
het nodig, wanneer men door de verhoogde bouwkosten
al automatisch op f 30.000,opbrengst aan leges komt,
er nog een schepje van 12 mille bovenop te leggen? Hij
lean zijn vraag nog nader toelichten met het voorbeeld
van het huis, dat voor de oorlog f 6.000,kostte en
waarvoor, ter verkrijging van de bouwvergunning,
f 14,leges verschuldigd was. Deze leges zouden vol
gens het tarief van de oude verordening alleen al door
de stijging van de bouwkosten f 42,50 hebben bedragen.
Maar volgens het tarief van de nieuwe verordening be
dragen zij f 83.Dat is niet minder dan een ver
dubbeling.
Als spr. een en ander zo bijelkaar vergelijkt, aarzelt
hij wel, met dit voorstel mee te gaan. Hij wacht met
belangstelling af, wat de wethouder zal willen ant
woorden.
De heer Tiekstra (weth.) zegt aan het adres van de
heer Santema, dat B. en W. hun oordeel uiteraard van
de omstandigheden laten afhangen; zij zullen dus mis
schien ook wel vragen om het advies van de Fryske
Akademy, om te weten, of er inderdaad van een we
tenschappelijk onderzoek in de zin van het desbetref
fende artikel sprake is. Dasrover kan men nog wel
even verschillend denken. Voor zover het inderdaad een
wetenschappelijk onderzoek betreft, zullen B. en W. een
gratis raadplegen van de stukken toestaan.
Spr. constateert, dat de heer W. M. de Jong niet
helemaal voldaan is over de „verlaging" in de tarieven,
die spr. zojuist heeft aangebracht. De heer De Jong
stelt het zo: Het college heeft het verzoek van Ged.
Staten ontvangen om f 10.000,meer uit de leges voor
de bouwvergunningen te halen. Nu kan men natuurlijk
niet zó nauwkeurig een tsrief vaststellen, dat er pre
cies f 10.000,meer uit komt. Dat is heei moeilijk,
maar dat is ook niet nodig. Een tarief werkt nu een
maal altijd vrij grof.
Veel belangrijker is dit: De kosten van de dienst van
bouw- en Woningtoezicht zijn voortdurend blijven stij
gen en het is volkomen redelijk, dat men, als men op
net ogenblik tariefswijziging voorstelt, rekening- houdt
niet die kostenstijging; inmiddels heeft zich al weer
ten stijging voorgedaan en men weet, dat dit ook
::traks nog door zal gaan.
Voor het bouwen van het door de heer De Jong ge
noemde huisje, dat voor de oorlog f 6.000,moest
kosten en thans f 18.000,zal f 46,leges moeten
worden betaald; het rekensommetje is simpel: f6,
oor de eerste f 1.000,en 8 x f 5,voor de volg-ende
duizendtallen guldens; dat is f 40,en in totaal f 46,
i.De heer- W. M. de Jong wijst er op, dat de wethouder
zich vergist; hij moet bij f 51,beginnen, niet bij f 6,
De heer De Jong heeft gelijk. Wat deze echter zou
willen, n.l. uit de leges bouwvergunningen niet meer
halen dan f 10.000,is heel moeilijk in het tarief tot
uitdrukking te brengen. Wat bij cleze verordening ge
vraagd wordt, is redelijk, gezien in het verband „op
brengst leges kosten van de dienst". Spr. herhaalt,
dat het niet onredelijk is, dat men t.a.v. de inmiddels bij
de dienst plaats gehad hebbende en nog komende kos
tenstijgingen enige ruimte heeft. De leges, zoals ze thans
voor de vermelde bouwsommen zijn bepaald, zijn in het
geheel niet exorbitant te noemen en wel te aan
vaarden.
De heer W. M. de Jong zegt, dat de leges voor de
bouwvergunning van het door hem ten tonele gevoerde
huis van f 18.000,f 83,zullen bedragen. Dit be
drag zal misschien op de bouwsom niet van zoveel
belang zijn, maar toch gelooft hij niet, dat de zaak
juist gesteld wordt, wanneer de voorgestelde leges-
verhoging wordt toegepast. Men verhoogt z.i. een ta
rief, dat reeds automatisch verhoogd wordt door de
stijging der bouwkosten. Hier betreft het eenzelfde
stijging als voorkomt bij een conjunctuur-gevoelige be
lasting. Er moet dan wel een zeer sterke aanleiding-
zijn om bovendien het tarief van zo'n belasting nog te
verhogen. Spr. meent, dat dit niet voor tegenspraak
vatbaar is. Er künnen redenen zijn, om het tarief ook
nog te verhogen, maar dan moet men toch een bepaald
doel voor ogen hebben. En spr. heeft de indruk gekre
gen, dat men, nu uit de leges al f 10.000 meer gehaald
wordt, wel ongeveer daar is, waar men moest zijn.
Tegenover de raming voor deze post van f 20.000,-
zag spr. een raming van kosten van f 70.000,Zou
men het geraamde bedrag voor 1956 omrekenen volgens
de nu voorgestelde tarieven, dan zou over dat jaar
leeds f42.000,a f45.000,aan leges bouwvergun
ningen zijn ontvangen. Als men aanneemt, dat de ge
noemde kosten ook zijn gestegen en wel van f 70.000,
tot f 80.000.a f 85.000,dan krijgt men voortaan
dus de helft van de kosten uit de leges terug, terwijl
men nu van de f 70.000,f 20.000,aan leges terug
krijgt. Spr. geeft toe, dat de kosten stijgen, maar men
gaat op de voorgestelde manier de leges voor de bouw
vergunningen meer omhoog halen dan in het kader van
het eigen beleid van voorheen past. De wethouder ziet
het een beetje anders. Spr. blijft echter van mening,
dat het beter was geweest, ook in verband met het
nieuwe element van degressie, waar hij het op zich
zelf mee eens is, de tarieven niet zoveel te verhogen,
nu de uitkomst meevalt. Spr. weet wel, dat men niet
met te pietepeuterige bedragen kan werken, maar hij
had toch liever gezien, dat de degressie reeds bij de
lagere tarieven was begonnen.
Tegenover het oude tarief van f22,50 staat het
nieuwe van f 51,tegenover het oude van f 47,50 het
nieuwe van f 91,tegenover het oude van f 72,50 het
nieuwe van f 131,en tegenover het oude van f 97,50
het nieuwe van f 171,Spr. zou dit de populaire prij
zen willen noemen. Als men hoger komt, ligt de de
gressie wat anders en daar is spr. het op zichzelf wel
mee eens. Spr. meent echter, dat B. en W., zonder het
belang van de gemeente en hun eigen opzet te schaden,
nog enige mitigatie in de eerste tarieven hadden kun
nen aanbrengen.
Nu is het ook weer niet zo, dat spr. tegen dit voor
stel wil zijn. Het spijt hem eigenlijk alleen, dat het
met de voorbereiding is gegaan, zoals het is gegaan.
Spr. legt zich hierbij neer, met volstrekt behoud van
zijn eigen standpunt. En hij gelooft, dat ook wel duide
lijk te hebben gemotiveerd. Hij zou willen, dat B. en W„
wanneer er sprake is van tariefsverhogingen, de raad
dan altijd, zoals zij ook doen bij het voorstel i.z. ver
hoging van de straatbelasting, vertellen: dat en dat
komt er uit. Dan kan men beter zijn mening vormen.
Het kost nu zo ontzettend veel moeite.
Spr.'s verhaal gaat als een nachtkaars uit; dat geeft
hij volkomen toe, maar hij heeft met zijn betoog willen
zeggen, dat de voorgestelde manier van tariefsverho
ging niet bepaald elegant is.
De heer Tiekstra (weth.) wil toch nog wel even met
de heer De Jong praten. Spr. is het niet met hem eens.
De heer De Jong vergeet gewoon de grondslag, waarop
de leges worden geheven, n.l. de omvang van de werk
zaamheden, aan de bouw verbonden, dus de hoogte der
bouwkosten.
Natuurlijk kan men bij de begroting een bepaalde
raming doen en daarbij rekening houden met het feit,
dat de legeskosten stijgen naar gelang van de stijging
der bouwkosten. In verband hiermede en met de ta
riefsverhoging, die een verschil met de opbrengst van
de leges op basis van de gegevens van 1956 veroorzaakt
van f 13.000,komt de heer De Jong op een raming
van de nieuwe opbrengst van f42.000,a f45.000,
En dan vraagt hij: Is dat tegenover de kosten van de
dienst van Bouw- en Woningtoezicht verdedigbaar?
Spr. meent pertinent van wel. Hij gelooft, dat het
juist is, dat de gemeente voor de diensten, die zij aan