6
die er nog in zit, is: de hoogste prijs te berekenen, die
de eindstreep kan halen. De heer Schootstra wilde
en dat klonk bijzonder aangenaam aan de ook door
hem verwerpelijk geachte basis-overeenkomst loyaal
medewerken, al wilde hij desniettemin een concurreren
de offerte hebben, niet bij openbare aanbesteding
waarom niet? maar bij onderhandse. Als spr. naast
elkaar zet die loyale medewerking aan de basis-over
eenkomst en de onderhandse aanbesteding, dan moet
hij constateren, dat er wel enig verschil tussen bestaat.
Deze twee zijn zelfs niet te verenigen. Als de heer
Schootstra de notulen van de 26e juni wil nalezen, zal
hij zien, dat de Voorzitter daar zeer duidelijk te kennen
heeft gegeven, dat er dus geen onderhandse of open
bare aanbesteding kan zijn. Wil men loyaal mede
werken, dan kan men doodeenvoudig niets anders doen
dan aan deze aannemer opdragen. Daar valt niet over
te praten.
Spr. beschouwt deze basis-overeenkomst nog altijd als
rampzalig. Hij heeft zostraks geprobeerd aan de con
sequenties te ontsnappen; hij heeft dit op de enig mo
gelijke manier geprobeerd en de heer De Jong heeft
hem die manier kwalijk genomen.
Spr. heeft bestek en tekening niet kunnen krijgen
en hij betreurt dat. Hij zou juist in gevallen als deze
er bij het college op willen aandringen, dat de raads
leden de beschikking kunnen krijgen over stukken, die
zij menen nodig te hebben om tot een gefundeerd oor
deel te komen. Als men de notulen doorleest, stuit
men regelmatig op het verzoek van raadsleden om hun
de gelegenheid te geven zich goed te kunnen oriënteren,
waarop dan door B. en W. wordt geantwoord, dat de
gelegenheid om de zaak in details te bekijken volop
zal worden gegeven. Deskundige voorlichting kunnen
de raadsleden niet missen, omdat zij helaas onvol
doende deskundig zijn.
Spr. heeft zich na lezing van het artikeltje van
maandag j.l. in het lijfblad van de heer Schootstra
(Gelach) voor de tweede maal naar de vertrekkamer
begeven om het plan en het bestek aan de hand van
de tips, die daarin gegeven worden, nog eens te be
kijken. Spr. vraagt zich af, of het Friesch Dagblad in
een meer bevoorrechte positie heeft verkeerd, doordat
het wèl de beschikking heeft gehad over bestek en
tekening, maar als dat zo is, ziet spr. daar de wet
houder van Openbare Werken niet op aan, want hij
gelooft niet, dat hij het spr. dan geweigerd zou hebben.
De raad zou dit is ook in de notulen van 26 juni
te lezen een bouwplan krijgen volgens de basis-over
eenkomst, door de architect gemaakt. Men ziet dan
ook in de raadsbrief een post staan voor honorarium
van de architect. Spr. heeft getracht aan de hand van
de honorarium-tabel van de B.N.A. uit te maken, waar
voor dit honorarium is. En dat is niet zo eenvoudig.
Hij heeft dan ook slechts het vermoeden, dat dit alleen
voldoende kan zijn voor de schetsplannen. Zou de ar
chitect voor het volledige werk niet meer honorarium
in rekening gebracht hebben, dan zou hij met de eigen
vakorganisatie te doen krijgen, omdat hij dan beneden
de markt was gegaan, wat zelfs de goedkeuring van
de heer Bootsma niet zou kunnen oogsten. Spr. neemt
dus aan, dat dit honorarium alleen voor de schetsplan
nen is. Wie is dan verantwoordelijk voor bestek en
tekening Deze draagt trouwens de naam van een
meneer, die spr. niet kent, maar hij neemt aan, dat
deze wel op de een of andere manier verbonden zal
zijn aan het architectenbureau Van den Broek en
Bakema.
De grote moeilijkheid is, dat de raad geen prijzen
kent, alleen het bedrag, waarvoor Zwolsman bereid is
dit werk uit te voeren. Als spr. de basis-overeenkomst
citeert en de Voorzitter heeft dit zelfde in de ver
gadering van 26 juni zo volkomen duidelijk gezegd -
dan blijkt toch wel, dat er geen uitvoering aan de
plannen wordt gegeven dan nadat de raad eerst de
plannen zal hebben aanvaard en over de kosten over
eenstemming is verkregen; dat dus geen kat in de zak
zal worden gekocht. De Voorzitter heeft verder ge
zegd: ,,Er wordt een plan met begroting opgesteld en
dat komt in de raad. Heeft de raad dat aangenomen,
dan gaat het plan naar de contractpartijen. De aan
nemer doet een prijsaanbieding, zoals in artikel 6 staat.
De prijsaanbieding moet nogal gespecialiseerd zijn. Dat
wordt in artikel 7 nader uitgewerkt. En dan moeten
partijen zien het daarover eens te worden."
Als deze basis-overeenkomst tot nu toe zou zijn na
geleefd, dan zou de raad in elk geval moeten hebben,
zo meent spr., een begroting en wel een gespecifi
ceerde. Deze, in artikel 7 van de basis-overeenkomst
genoemde, begroting, als waarborg voor de strop of
de kat in de zak, die de vorige keer herhaaldelijk ter
sprake is geweest, heeft spr. niet gezien. Men ver
geve spr. de beeldspraak. Als waarborg heeft de Voor
zitter voorts genoemd de controle van de eigen ge
meentelijke technische dienst en ook de controle van
de technische dienst van het Ministerie van Volks
huisvesting en Bouwnijverheid. Spr. vraagt zich af, of
de adviezen van die beide diensten voorhanden zijn,
althans dat van de eigen gemeentelijke dienst. In een
geval als dit, waar toch een deel van de raad met wan
trouwen wat spr. persoonlijk betreft met groot wan
trouwen tegenover staat, zou het aanbeveling
verdienen, dat die waarborg ter inspectie is van de
raad en de raad het oordeel van de technische dienst
over de plannen zou kunnen vernemen. Spr. heeft zich
bij het bekijken van deze plannen afgevraagd, wat voor
systeem er in deze bouw eigenlijk te ontdekken valt en
daar is hij niet helemaal achter gekomen. Dat acht
hij echter niet het belangrijkste, hoewel het systeem
destijds wel reden voor de raad geweest is om zijn
aandacht aan deze wijze van bouwen te schenken en
met Zwolsman in zee te gaan. Het bestek laat zich door
een leek praktisch gesproken niet lezen. Reeds op de
eerste bladzijde worden genoemd de A.B. en A.V., die er
niet bij liggen. En verder is er sprake van alle moge
lijke aanvullingen. Als deze dingen niet in elkaar pas
sen, dan is het niet mogelijk na te gaan in hoeverre
dit bestek afwijkt van wat gebruikelijk is. Spr. is geen
deskundige. Had hij het volledige bestek gekregen,
dan zou hij hebben kunnen nagaan, of het afwijkt van
gewone bestekken of dat het volkomen normaal is. Dit
plan doet zoveel twijfel bij spr. rijzen, dat hij het niet
aanstonds aanvaarden kan.
Men kan zich dus de vraag stellen: Wat gebeurt er,
als partijen het niet eens zouden worden? De Voor
zitter heeft gezegd: Dan zit de zaak op slot. Dat is een
van de consequenties, waar de basis-overeenkomst de
raad voor zet. En dat is nogal onaangenaam, omdat
ook hij daar de oplossing eigenlijk niet voor kan vinden.
Spr. vraagt zich alleen af: Hoe zal dit straks gaan,
als de raad dit plan zal hebben aangenomen? Want
dan ligt voor de toekomst de uitgangsprijs vast; die
geldt dan ook voor de volgende blokken. Men weet
niet, of de huurprijs, die nu becijferd is op f 15,ook
de feitelijke huurprijs zal worden. Spr. stelt zich voor,
dat, wanneer er ongelukken bij het bouwen zouden
gebeuren, dit de huurprijs kan beïnvloeden. Kort ge
leden heeft men in Drachten kunnen zien, dat de huur
prijs daar, merkwaardig genoeg, met f 1,is gestegen
door een aannemersfaillissement. Men weet ook niet
wat hier gebeuren kan. Spr. gelooft niet, dat er met
deze basis-overeenkomst gevaar bestaat voor een fail
lissement van Zwolsman, maar wel gelooft hij, dat
men rekening moet houden met de mogelijkheid, dat
de andere complexen straks aanmerkelijk duurder zul
len worden. Als men 8 woonlagen met liften gaat
bouwen, dan zijn dat elementen, die de bouw duurder
zullen maken en de huurprijs omhoog zullen drijven.
Men moet zich ook afvragen: wat voor bijwerk komt
er bij De heer Bootsma heeft de post schilderwerk
genoemd; deze is niet omschreven. Maar als er toch
in dezen iets gebeuren moet, dan zou dat voor de aan
nemer bijwerk zijn en zou hij er volkomen terecht een
aparte nota voor bij kunnen doen. Spr. heeft onvol
doende technisch inzicht. As hij het Friesch Dagblad
niet had gehad, zou hij er minder van geweten hebben
dan nu. Spr. veronderstelt, dat, als dit blijkbaar zeer
slordige bestek aan een deskundige zou worden voor
gelegd, deze op alle mogelijke punten zou kunnen zeg
gen: Ja, daar komt straks ook bijwerk uit.
Spr. wil thans op detailpunten komen. (De heer
Van der Schaaf (weth.): Waren dit hoofdpunten?).
Men kan spr.'s beschouwingen zien als betreffende het
plan in zijn geheel, dat B. en W. zo elegant voor de
raad op tafel hebben gelegd.
Wat nu de details betreft, als de heren Venema en
7
Mani spr.'s aandacht niet op een bepaald punt hadden
gevestigd, dan zou hem dit ontgaan zijn, zoals het
ook B. en W. en de technische dienst is ontgaan.
Spr. ziet in het onderhavige plan, dat er geen deur
is tussen de oudersslaapkamer en de kamer. Deze
slaapkamer is alleen bereikbaar via de keuken en de
douchecel. Die deur zal echter wel bedoeld zijn en het
maken hiervan zal dus bijwerk worden. Op de tekening
staat bijv. wel een wastafel aangegeven, maar toen
spr. er om zocht in het bestek, was dit detail daarin
niet te vinden. Is het de bedoeling, dat deze wel wordt
aangebracht, dan is dat bijwerk.
Spr. kan er niet uitkomen, op welke wijze hier ge
bouwd zal worden. De binnenmuren worden blijkbaar
ter plaatse in beton gestort, maar hoe het precies zal
gaan met de vloeren tussen de verschillende woon
lagen? Hij heeft de indruk, dat die allemaal ter plaatse
in één groot vlak gegoten worden. Zo zullen vocht,
geluid en kou en alles wat aan beton inherent is, het
gehele complex doortrekken. De huizen zijn toch al
enorm gehorig, maar wanneer de vloeren per woning
geïsoleerd van elkaar zouden worden aangebracht, zou
dat bezwaar geringer zijn. Spr. heeft ook opgemerkt,
dat aan de gevels van de eengezinswoningen „vuren
hout in de carbolineum" voorkomt en dat de venster
banken zwart gelakte plankendragers hebben, mate
riaal, dat men gewend is voor het steunen van planken
in schuurtjes te gebruiken.
Spr. kan het niet bekijken, maar vraagt, of de elek
trische installatie voldoet aan de eisen, zoals die in de
regel worden gesteld door het elektriciteitsbedrijf. Hij
heeft gezien, dat de vloer in de douchecel gemaakt
wordt van gekleurd cement. Dat ziet men tegenwoordig
niet meer; daar gebruikt men nu tegels of terrazzowerk
voor. Spr. leest van „een dakconstructie van onge-
schaafd vurenhout zonder hinderlijke gebreken". Het
zou wel goed zijn, dat men toelichtte wat men onder
die „hinderlijke gebreken" verstaat. Daar is verschil
van mening over mogelijk. In het Friesch Dagblad
heeft spr. gelezen, dat de voordeur spr. neemt aan,
dat bedoeld is de deur bij het portaal geen bel-in-
stallatie heeft en geen trek-inrichting. Is het de be
doeling, dat die deur dag en nacht los staat? Zo zijn
er tal van kleine dingen. Er staat in het bestek iets
over de gevelsteen, waarin het project uitgevoerd zal
worden. Er staan 3 soorten steen vermeld, in ongeveer
gelijke hoeveelheden. Spr. gelooft, dat het pas correct
zou zijn, wanneer er ook bij gezegd zou worden, hoe
deze steen verwerkt zal worden.
Men vraagt zich af, of het plan, zoals het hier ligt,
een goed plan is. Spr. weet het niet. Het kan zijn, dat
hij door gebrek aan sympathie voor dit plan ook in
zijn esthetisch oordeel wordt beïnvloed. Die kans is
altijd aanwezig. Wanneer men iets graag wil, vindt
men het mooi en wil men het niet graag, dan vindt
men het lelijk. Maar hoe het zij, spr. is na bestudering
van de tekening tot de conclusie gekomen, dat het
toch niet mooi is en hij heeft ook de indruk, dat het
allemaal nogal armoedig aandoet. Hij had aan B. en W.
willen vragen, of zij het met hem eens zijn, of zij het
ook zo duur en zo slecht vinden. Spr. had gedacht:
Misschien zit er bij B. en W. omdat alleen ontsnap
ping mogelijk is via de minister achter: „Als dat
plan maar niet goedgekeurd wordt, dan zijn wij van de
gehele overeenkomst af". Maar zopas, bij het vorige
punt, heeft hij van de wethouder begrepen, dat deze
bedoeling er niet achter zit. Was dat wel het geval, dan
zou spr. met vreugde zijn stem aan dit voorstel geven,
maar nu liggen de kaarten anders. Hij heeft van deze
gehele geschiedenis één ding zeer goed geleerd en dat
is, dat het levensgevaarlijk is om mede te werken aan
beginsel-uitspraken, beginsel-beslissingen. De raad zit
nu eenmaal in deze schuit. Wil men echter varen, laat
men het dan zo goed en zo goedkoop mogelijk doen.
Er zijn nog een paar vragen. Wanneer de bestedings
beperking eens tot gevolg zou hebben, dat men binnen
kort weer opnieuw met het stelsel van het bouwvolume
zit, is er dan naast dit plan ook nog kans, dat er tra
ditionele woningen gebouwd worden Zo niet, dan zou
men voor 4 jaar volledig verkocht zijn aan Zwolsman.
De aannemersbonden delen mede, dat zij volgens het
zelfde bestek en dezelfde voorwaarden, die de heren
blijkbaar bekend zijn, 8 of 10 goedkoper kunnen.
Spr. vindt dat bedrag bij deze som toch wel belang
rijk genoeg om er eens even over te denken. De heer
Bootsma heeft, als spr. het goed heeft begrepen, be
zwaar tegen deze brief, omdat hij meent, dat aanne
mers geen briefjes mogen inleveren na het sluiten van
de bus; dan gaan ze onder de markt. Spr. is niet zo
goed met deze technische zaken op de hoogte. Hij wil
alleen zeggen en dat geldt voor een openbare zowel
als een onderhandse aanbestedingdat er eerst een
markt moet zijn, waar men onder kan gaan. Het ken
merkende van deze basis-overeenkomst is juist, dat er
geen sprake van een markt is. Dat is juist het bezwaar,
waar de heer Schootstra onder uit wil, en dit ontbreken
van een markt ontneemt de kracht aan het argument
van de heer Bootsma. Overigens behoeft de raad
zich niet dik te maken over morele bezwaren van de
aannemers, als het gaat om plannen, die de raad hier
wil uitvoeren. De heer Bootsma heeft gevraagd, of de
garantie van de aannemers geldt voor 200 of voor 1000
woningen. Spr. vindt het volmaakt duidelijk, dat deze
voor de onderwerpelijke 192 woningen geldt. Er staat
in de brief: „volgens het bestaande bestek en voor
waarden". En het gaat hier slechts over een bestek en
voorwaarden voor 192 woningen, niet voor 1000 wo
ningen. Spr. heeft van de heer Bootsma gehoord, dat
de aannemers destijds bezwaar hadden tegen deze soort
woningen. Spr. kan zich voorstellen, dat het een aan
nemer op zichzelf niet het meeste interesseert wat hij
bouwt en hij kan zich ook voorstellen, dat een aan
nemer huizen bouwt, waarvan hij zegt: „Ik ben blij,
dat ik er zelf niet in behoef te wonen", zoals spr. zich
de banketbakker kan voorstellen, die geen taartjes eet.
Maar de bezwaren, die destijds zijn geuit, zijn bezwaren
tegen de basis-overeenkomst geweest, niet bezwaren
tegen het plan, dat hier nu ligt.
De aannemers-adressanten zeggen, deze bouw 8 a
10 goedkoper te kunnen doen. Het kost de gemeente
dus die 8 of 10 meer, als de raad het voorstel van
B. en W. vanavond aanneemt.
Spr. gelooft, dat hij nu lang genoeg aan het woord
is geweest en zou het in eerste instantie hierbij willen
laten. B. en W. zullen hebben begrepen, dat spr. voor
lopig geen geweldig enthousiasme voor dit plan kan
opbrengen.
Eén vraag heeft spr. nog. De berekening van de
huur is opgezet naar een rentepercentage van 41/&.
Bestaat inderdaad de zekerheid, dat het geld voor deze
woningbouw tegen dat percentage verkrijgbaar is? En
hoe zit het met de volgende complexen? Zullen die
ook nog de hoge goedkeuring van de minister halen?
Kan het gemeentebestuur ook de komende 4 jaar reke
nen op dit op het moment gunstige rentepercentage?
Want als dat onverhoopt hoger en zelfs 6 zou
moeten worden, dan vreest spr., dat de huur weer hard
zal gaan stijgen.
De heer Kamstra constateert, dat de heer Van der
Veen nogal diep is ingegaan op technische dingen. Spr.
was niet van plan dit te doen. B. en W. zullen echter
begrijpen, dat de raadsleden zich als leken hebben
moeten laten voorlichten en ook door de man, die spr.
heeft gevraagd, is gezegd wat ook de heer Van der
Veen naar voren bracht en wat spr. speciaal onder de
aandacht van het college wil brengen, dat men onder-
zoeke, of de dingen uit het bestek, zoals ze ook door
de heer Van der Veen zijn genoemd, juist zijn.
De heer Schootstra heeft zich in hoofdzaak bepaald
tot de huurprijs. En het was ook eigenlijk spr.'s ge
dachte als niet-technisch-deskundige om meer
daarover te spreken.
Spr. kan mededelen, dat de leden van de Commissie
voor Openbai'e Werken en van de Financiële Com
missie ook al niet tot het innemen van een standpunt
konden komen, omdat ze meenden, dat de huurprijs te
hoog is.
De heer Schootstra zei: Er moeten woningen in
Leeuwarden komen. Spr. zou daaraan willen toevoegen:
Maar de huur moet kunnen worden betaald. Als juist
is en spr. gelooft dit stellig wat de heer Tiekstra
heeft gezegd tot iemand van de pers, dat van het aan
tal woningzoekenden in Leeuwarden een vrij grote
categorie slechts een minimale huurprijs kan betalen,