10 11 B. en W. hebben het stedebouwkundig samenstellen van dit stadsdeel en de uitwerking van de woning typen in één hand willen leggen. Dit stelsel biedt bepaalde voordelen, wat betreft de ligging van de bouwblokken, de verdeling en de rationaliteit, en deze voordelen zullen op de lange duur nog sterker spreken dan ze dit nu al doen. Men heeft hier niet te doen met Van den Broek die een aanhangsel is van de fa. Zwolsman, een mening, die in de stad circuleert, maar met een hoogleraar van de Delftse hogeschool, een zeer bekwaam architect, die ook in het Hansaviertel in Berlijn een project onder handen heeft. B. en W. heb ben ook andere relaties met dit bureau en zijn daar over werkelijk wel tevreden. Men is nu aangeland bij dit plan, nadat er iets anders is geweest. Er is B. en W. in eerste instantie een plan voorgelegd, waaruit huren resulteerden, die zeer beduidend hoger waren, maar het college heeft terstond gezegd, dat het plan gewijzigd moest worden, omdat de huren voor Leeuwarden niet draagbaar wa ren. Het. plan is toen omgewerkt; ook in stedebouw- kundige zin is een variant gemaakt en dat heeft toen geleid tot een plan, dat de raad nu is voorgelegd. Het genoemde architectenbureau verklaart zich daar vol ledig achter te stellen, ook wat de kwaliteiten betreft. Spr. komt straks wel even op een aantal detail punten, zoals de gereleveerde bel en de haakjes aan de vensterbanken. Hij heeft geconstateerd, dat in de raad een zekere vrees bestaat, of deze bouw kwali tatief wel verantwoord is. Voordat hij op onderdelen ingaat, wil hij verklaren, dat dit plan, evenals alle andere plannen, die door B. en W. bij de raad aan hangig worden gemaakt, door de eigen gemeentelijke diensten openbare werken en bouw- en woningtoe zicht volledig en op dezelfde wijze worden getoetst. En wanneer men nu een aantal vragen gaat opwerpen zoals deze: „Is dat en dat wel goed?" en „Mankeert daar niets aan?", dan het is bij één der sprekers wel heel sterk te bemerken komt dat volgens spr. voort uit een zekere tegenzin tegen het plan. En dat heeft die woordvoerder zelf ook toegegeven. Daar komt spr. straks nog op terug. In het algemeen is verder nog dit gezegd, dat spr. doet een greep uit hetgeen door de verschillende sprekers is opgemerkt de huren uit dit plan te hoog zijn. Daar zal de heer Tiekstra straks nog wel even op antwoorden. Spr. wil in dit verband alvast be ginnen met de opmerking te onderstrepen, die de heer Bootsma heeft gemaakt, n.l., dat dit verschijnsel een algemeen verschijnsel is en tegen dit plan moet men niet bezwaren aanvoeren, die tegen elk ander plan zijn aan te voeren. Een typisch voorbeeld daarvan is bijv. de opmerking van de heer Van der Veen: Als nu de rente ook nog eens hoger zou zijn dan 4% c/(waar blijft dit plan dan Maar waar blijft dan elk plan De argumen ten dus, die van algemene aard zijn, moet men spr. herhaalt het niet tegen dit bepaalde plan aan voeren. Want dan kan men in een situatie komen, dat men zegt: de woningbouw wordt te duur, dus Leeu warden bouwt geen woningen meer. Spr. gelooft, dat hij op dit punt kan aansluiten bij wat de heer Schootstra heeft gezegd, n.l.: Wanneer men de redelijke zekerheid heeft, dat het plan aan vaardbaar is, wat betreft prijs en kwaliteit, en het zou dan nog tot de thans berekende huur leiden, dan moet toch gebouwd worden. Dit kan slechts het enige juiste standpunt zijn. Wanneer men hier de bouw zou willen stop zetten, omdat in heel Nederland de huren te hoog worden, dan zouden B. en W. een onjuist beleid voeren. Daar zal de heer Tiekstra straks misschien ook nog wel even over spreken. Alvorens spr. het lijstje van het door de verschillen de sprekers naar voren gebrachte nagaat, wil hij iets zeggen over de brief van de aannemersbonden, die op het laatste ogenblik bij de raad is ingekomen. Dit schrijven biedt helaas niet veel. De raad kan er naar spr.'s mening heel weinig mee. Er wordt niet door een aantal aannemers gezegd, dat zij deze woningen voor 8 a 10% minder willen bouwen. Zo is het niet. Door de besturen van de plaatselijke afdelingen van twee aan- nemersbonden, die misschien zelfs geen rechtspersoon lijkheid bezitten en dus ook weinig kunnen garanderen, wordt verklaard, dat enige aannemers zoveel goed koper kunnen bouwen. Dit is zo weinig zeggend, dat het in dit gesprek nauwelijks een rol kan spelen. Wan neer in die brief gesproken wordt over „de Leeuwar der aannemers", dan vraagt spr. zich af: wie zijn dat? Hij wil er maar niet eens naar raden, welke Leeuwar ders op dezelfde voorwaarden eenzelfde stuk werk kunnen leveren voor een prijs die zoveel lager ligt. De raad kan deze brief moeilijk ernstig nemen. Hebben de heren van de genoemde bonden misschien het bestek gehad? Natuurlijk is er wel iets mee, dat voelt een ieder. Hoe of wat, daar kan spr. slechts naar gissen. Spr. ontkent echter niet het goed recht van iedereen om alles te doen wat hij kan om nieuws te krijgen, maar spr. kan niet aannemen, dat de Leeuwarder aannemers, op wier instigatie dit ingekomen stuk is vervaardigd, het bestek zo lang hebben kunnen bekijken, dat zij een prijsaanbieding hebben kunnen doen, die op een reële grondslag rust. Wanneer vandaag de dag voor de raad een brief had gelegen, waarin werd verklaard, dat de ondertekenaren, na inzage van het bestek, bereid waren huizen op dezelfde voorwaarden en tegen die en die prijs te bouwen, dan zou dat iets geweest zijn, maar dat is niet het geval. En verder: zijn de heren aannemers bereid, evenals de fa. Zwolsman moet doen, de kaarten volkomen open te leggen? Zijn zij bereid met 5% winst genoegen te nemen en van het meerdere afstand te doen ten be hoeve van de gemeente, zoals in de basis-overeenkomst is vastgesteld? Welke gevolgen heeft het, kan spr. verder vragen, als die garantie niet door hen zou wor den nagekomen? Gesteld, dat de raad op de gedachte van de heer Schootstra in zou gaan en zou besluiten tot drie weken uitstel om nauwkeuriger aanbiedingen te vragen dit is toch de gedachte ongeveer en dat zal blijken, dat de Leeuwarder aannemers 2% goedkoper zouden kun nen bouwen. (De heer Schootstra: Dan gaan we er niet op in!) Spr. gelooft niet, dat deze handelwijze juist zou zijn en het zal ook niet veel uithalen. Nu is er nog een punt, dat spr. meteen maar wil behandelen en dat is, of er een voordeel is gelegen in het verder uitvoeren van de eenmaal gesloten basis overeenkomst. Spr. gelooft dit zeer zeker en wel om de volgende reden. Wanneer deze boot eenmaal gaat varen, zal zij, naar spr.'s stellige overtuiging, gemak kelijker door blijven varen, dan wanneer nu een over eenkomst wordt aangegaan voor slechts 192 woningen en later telkens opnieuw de gehele procedure moet wor den herhaald, misschien wel vijf maal. In de nota over de woningbouw van december 1955 is al een aantal voordelen van de systeembouw uiteengezet, o.a.: het vechten om de toelaatbare curveprijs te halen is niet meer nodig, wanneer die prijs eenmaal bij het eerste contingent is bereikt. Verder bestaat de mogelijkheid, dat de minister aan dit object een grotere prioriteit verleent bij de financiering, omdat het om het nako men van een lopend contract gaat. En dat is uiteraard een niet te versmaden voordeel. Los van deze dingen ziet spr. nog een bijzonder voor deel in de continuïteit bij het bouwen, waardoor de ar beiders worden vastgehouden. Deze continuïteit zou verloren gaan, wanneer met de Leeuwarder aannemers vier of vijf maal een contract moet worden aangegaan, waarbij telkens weer moet worden gevochten om de prijs te halen. De heer Bootsma heeft het heiwerk ter sprake ge bracht en daarvan kan gezegd worden, dat daarover nog besprekingen gaande zijn tussen de verschillende betrokkenen en de dienst van bouw- en woningtoezicht. Dat is een situatie, die zich vrij veelvuldig voordoet. Wanneer een bouwplan in de raad wordt ingediend, moeten nog vaak bepaalde punten, zoals de juiste paal- puntdikte, de ligging van de palen e.d., op grond van berekeningen van de architect met deze worden be sproken. De heer Bootsma heeft verder gevraagd, hoe het zit met de kleur van het binnenschilderwerk. Is dat niet een beetje summier aangeduid, zo vraagt hij. Het kan wel zijn, dat misschien het binnenschilderwerk niet al te volledig is gespecificeerd, maar nu is het wel zo, dat de kleur door de architect wordt bepaald. (De heer Bootsma: Alleen de kleur staat in het bestek aange geven.) De heer Bootsma heeft verder de hoge huur een angstwekkend verschijnsel genoemd, maar daar heeft spr. het al over gehad en dit kan hij dus verder laten rusten. Thans komt spr. tot hetgeen de heer Schootstra naar voren heeft gebracht. Ook hem heeft hij gedeeltelijk al beantwoord. De huren zijn te hoog, zegt de heer Schootstra, en hij zou bereid zijn een zekere vertraging- te accepteren, om zekerheid te hebben, dat hier inder daad het uiterste uit gehaald is. Nu wil spr. er toch op wijzen, dat in een aantal andere gevallen die zekerheid toch ook niet bestaat. Wanneer men zonder basis-over eenkomst een aannemer vraagt of op zijn verzoek een aannemer toelaat een prijs te berekenen van een zeker bouwcomplex en wanneer men na een of andere cor rectie tot een prijs komt, die geacht wordt een toelaat bare te zijn, heeft men toch ook niet de zekerheid, al thans geen andere zekerheid, dat dit de laagste prijs is, dan in dit geval. Er is hier één aannemer, die een prijs opgeeft. Nu kan men wel zeggen, dat men dat niet vertrouwt, en als de curveprijs niet gehaald kan worden, dan wordt men in zijn mening gesterkt, maar in wezen is het niet anders dan wanneer een plaatse lijke of andere aannemer vraagt om op iets in te schrijven. Volstrekte zekerheid i.z. de laagste prijs heeft men dan ook niet. Er zit in dit alles deze veiligheidsklep, dat de prijs, die de Verenigde Aannemersbedrijven aanbieden, nog onder het criterium van de toelaatbare prijs moet blijven. En met de prijs, die thans voor de raad ligt èn met de prijs, die eventuele andere aannemers zouden aanbieden, moet dat het geval zijn. Dan kan dus zowel de een sneuvelen als de ander. En wij hebben, aldus spr., vermoedelijk geen van allen, zoals wij hier in de raad zitten, in de laatste jaren meegemaakt, dat de aan bieding van een aannemer, hetzij na openbare aanbe steding, hetzij anderszins, direct onder de curveprijs kwam te liggen. Het bezwaar van de heer Schootstra gaat dus ook maar ten dele op. Als de prijs boven de curveprijs ligt, dan komt dat vanzelf aan het licht; dan moet daar misschien nog zwaarder op gedrukt worden. Een prijs, die 5% lager ligt dan de voorgestelde, kan zelfs al boven de curveprijs liggen en dan zou men daarmee nog net zo ver zijn. Een lagere prijs dan de voorgestelde geeft dus nog helemaal niet de zekerheid, die de heer Schootstra verlangt. Nu wil de heer Schoot stra loyaal medewerken aan de naleving van de basis overeenkomst en toch zou hij eigenlijk andere aanne mers willen uitnodigen om op deze bouw in te schrijven. Wat dat betreft, heeft de heer Van der Veen, die daarop heeft geantwoord, toch eigenlijk wel iets gezegd wat weegt, n.l. dit: van het contract met de Fa. Zwolsman kunnen wij af komen, als de minister de prijs niet toe laat. Spr. gelooft ook niet, dat het helemaal fair en met het oog op de erecode onder de aannemers acceptabel is om nu anderen om prijsopgave te vrag'en. In elk geval mag men van de zijde van de V.A.B. van; de ge meente verwachten, dat zij de overeenkomst loyaal zal naleven. De heer Van der Veen heeft een zeer uitvoerige en gedetailleerde beschouwing gehouden, die dwars in ging tegen wat de heer Schootstra opmerkte en verder mag spr. hem wel danken voor het feit, dat hij wil aannemen, dat, als spr. hèm niet kon toestaan de stuk ken ter inzage te krijgen anders dan op de Vertrek- kamer, hij deze niet tegelijkertijd wèl aan een krant ter inzage zou hebben gegeven. Die veronderstelling is helemaal juist. De heer Van der Veen vraagt: wie is verantwoorde lijk voor de tekening en het bestek? Volmondig kan spr. daarop zeggen: het architectenbureau van prof. Van den Broek en Bakema en spr. wil er wel bij zeg gen, dat de besprekingen, die veelvuldig over het plan zijn gehouden zowel met de heer Van den Broek als de heer Bakema, als hun medewerker, de heer Stokla, altijd de indruk hebben gegeven, dat deze drie heren zich intensief met deze zaak hebben bemoeid, zodat spr. de gedachte, dat dit zo maar een tekeningetje is, waar de heer Van den Broek alleen maar zijn naam op heeft gezet en meer niet, verwerpt. Spr. herhaalt, dat B. en W. de indruk hebben, dat er door de drie genoem de heren serieus aan is gewerkt. De heer Van der Veen heeft tal van punten opgesomd, zoals de moeilijke leesbaarheid van het bestek en tal van andere dingen. Hij vroeg, welke waarborg de ge meente heeft, dat er werkelijk goede woningen worden gebouwd. Die waarborg heeft zij hierin, dat de plannen zijn gemaakt door een alom bekend architectenbureau en ook in het feit, dat de eigen gemeentelijke diensten met hun deskundigen deze plannen hebben beoordeeld en daarbij tot positieve resultaten kwamen. De hoofden van deze diensten konden zonder bezwaar het college adviseren op deze plannen in te gaan. Wat gebeurt er, vraagt de heer Van der Veen verder, als partijen het niet eens zouden kunnen worden over de prijsaanbieding? Niets speciaals. Uit art. 8 van de overeenkomst blijkt, dat het nog altijd zo is, dat, wan neer partijen het niet eens zouden worden, een der par tijen kan verklaren, dat er een geschil is en dit geschil kan dan aan een arbitragecommissie ter beoordeling- worden voorgelegd. Als de Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting de plannen niet goedkeurt, is de gemeente er af. Hoe komt het, vraagt hij voorts, met de volgende contingenten? Die kunnen nog belangrijk duurder wor den dar. deze 192 woningen, zegt hij. Ze kunnen alleen duurder worden als in het algemeen de materiaalprijzen en/of de lonen stijgen, maar dat geldt ook voor andere bouwplannen. Als wij, aldus spr., traditioneel zouden bouwen en de prijzen zouden stijgen, dan krijgen wij ook een verhoging van de bouwprijs en dientengevolge van de huurprijs. Het is bekend, dat er een risicorege- lmg bestaat, waarbij een bepaalde peildatum wordt ge steld en alles, wat na die datum verandert in materiaal- prijzen, lonen of sociale lasten, werkt door in de prijs. Zo is het bij deze systeembouw en bij de traditionele bouw is het niet anders. Er is dus geen verschil in dit opzicht tussen het sluiten van een meerjarig contract en normale aanbesteding. Hoe komt het met het bijwerk, is een volgende vraag. Er is altijd bijwerk bij het bouwen van woningen, dat blijkt wel uit de praktijk. Meestal is het nodig voor zieningen te treffen, die in het bestek niet of niet vol doende zijn omschreven. Ook de kwestie van het bij werk is niet alleen inherent aan de systeembouw, maar komt altijd voor. De deur tussen de ouders-slaapkamer en woonkamer is een schuifdeur. Ze is er dus wel. Wat de gehorig heid als gevolg van de betonnen vloerconstructie be treft, volgens de heer Van der Veen zou de gehorigheid bij de geplande constructie ontzettend worden. In een artikel in een Friese krant is zeer terecht opgemerkt, dat de gehorigheid in de nieuwe huizen niet op de meest radicale wijze kan worden opgelost, wanneer men be neden de toelaatbare prijs wil blijven. In de plannen voor het complex van 229 woningen van de Vereniging voor Volkshuisvesting waren extra voorzieningen op genomen tegen de gehorigheid, maar toen bezuinigingen moesten worden aangebracht om de curveprijs te halen, zijn deze weer vervallen. Het is derhalve niet mogelijk dit probleem zo radicaal op te lossen, als men wel zou willen. De onderhavige woningen worden op het stuk van de gehorigheid niet slechter en niet beter dan andere woningen. Dan de plankendragers. Die zijn volstrekt normaal. In dit geval moet de bevestiging van de vensterbanken geschieden door plankendragers of een gebogen stripje. Het is zeer wel te doen en het wordt in ieder geval zeer behoorlijk. Over de elektrische leidingen heeft spr. het al gehad. Hij meent, dat hierbij gerust op het oordeel van de deskundigen kan worden afgegaan. De heer Van der Veen merkte ook op, dat aan de voordeur een bel ontbreekt. Dat is spr. niet opgevallen. Het zal vermoedelijk wel onder hang- en sluitwerk staan. Hij sprak tevens over het gekleurde cement in de douchecel en vraagt, wat men onder hinderlijke gebre ken in de dakbedekking verstaat. Deze dingen zijn in het bestek niet allemaal omschreven, dat zou ondoenlijk zijn. Wel heeft spr. zich laten vertellen, dat deze dak bedekking niet slechter is dan bij complexen, die „tra ditioneel zijn gebouwd". De gevelsteen is ter beoordeling van de architect. Dat is een volstrekt normale bepaling, die in het ge heel geen afwijking is van de gang van zaken bij aan besteding. Het worden geen luxe woningen, maar armoedig' worden ze toch ook zeker niet. Het is beslist niet zo,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1957 | | pagina 6