sprake was en nu sprake is van „het handhaven van wat men al had", hoewel er misschien na de laatste tariefsverhoging spr. herhaalt het wel een beetje meer reden voor deze uitdrukking is. Maar zegt men hier „handhaven van wat men heeft" zonder meer, dan gaat dat spr. toch een beetje te ver. De raad heeft in 1956 zichzelf om een bekende uitdrukking van het college te gebruiken in de positie gemaneuvreerd, dat hij wel meer wil hebben en daar zit hij nu min of meer aan vast. De motivering van de raadsbrief gaat uit van de begroting en niet van de werkelijke op brengst. Dat was de vorige keer ook al het geval. In de raadsbrief van 1 september 1956 staat, dat het zeer de vraag is, of de geraamde winstuitkering van f 40.000,na verhoging van de tarieven, nog wel zal kunnen worden gehaald. Het is evenwel vlot gelukt. Het werd ruim 50 mille. Nu komt de moeilijkheid voor het verdere verloop van deze zaak. „De begroting van het gasbedrijf, die op basis van de bij genoemd raads besluit vastgestelde tarieven is herzien, wees een voor delig saldo aan van f 72.200,aldus het voorstel van B. en W. van 21 december 1957, dat thans aan de orde is. En daarna worden hier de teleurstellende dingen geschetst. Uitgaande van die begroting, komen B. en W. tot de conclusie, dat er zoveel bij moet, als zij vra gen, n.l. f180.000,(12.000.000 (m3) x lty ct.). Maar hoe zit het nu met 1957 De uitkomsten zijn natuurlijk nog niet helemaal bekend, maar is het niet belangrijk om te weten, hoe in 1957 de werkelijke opbrengst zal zijn? Het college weet wel, dat er nog even een soorte ment incidentje bij komt, en wel het volgende: Van de rekening 1956 is een deel van de winst, naar spr. meent ongeveer f 30.000,overgebracht naar 1957, omdat men meende, dat dit nodig was en dat dit door ver schuiving van de opname-periode eigenlijk meer bij 1957 behoorde. Maar het is het college toch ook wel bekend, dat dit bedrag eigenlijk op de rekening 1956 thuishoorde, zodat in 1956 niet 50, maar 80 mille winst is gemaakt. Moet men nu niet aannemen spr. wil het graag van het college weten dat in 1957 de winst-uitkering toch belangrijk hoger wordt dan de raming van f 72.000,misschien het dubbele wel zal benaderen, ten gevolge van miswijzing op de fabriek? Daarover hoorde spr. toevallig iets in zijn dienst en B. en W. mogen wel weten, dat hij zo wel eens aan zijn informaties komt, al vindt hij het zelf wel een beetje vervelend deze opmerking te moeten maken. Als nu inderdaad die winst-uitkering zoveel hoger zal worden, voelen B. en W. er dan niets voor om deze zaak aan te houden, tot hierover concrete gegevens zijn te krijgen, tot men weet, hoe het in 1957 zuiver is geweest, dus afgezien van incidentjes, vergissingen of „einmalige" gevallen die zich hebben voorgedaan? Spr. wil eerlijk zeggen, dat hij niet genegen is om op grond van de begrotingscijfers gezien de erva ring voor deze verhoging te stemmen. Hij zou met de cijfers akkoord kunnen gaan: het gaat hier om 3 x f 60.000,winst en om 1V2 ct. tariefsverhoging, maar omdat hij dat niet „fijn" vindt, doet hij de suggestie om het voorstel aan te houden. Dan weet de raad hoe het zit en kan hij een verantwoorde beslissing nemen. Het spijt spr. wel, maar hij kan in geen geval vlot meegaan. De heer Kas meent, dat, toen de laatste keer de ta rieven verhoogd zijn, uit de raad de opmerking is ge komen, dat de mogelijkheid bestaat, dat als gevolg daarvan de omzet gaat dalen en dat deze daling weer een evenredige kostenstijging per eenheid ten gevolge zal hebben. Spr. persoonlijk is bang, dat mén nu precies hetzelfde krijgt. Deze verhoging zal uiteindelijk een verdere ver laging van de omzet veroorzaken en dit zal weer een evenredige verhoging van de kosten per eenheid ten gevolge hebben. De heer Tiekstra (weth.) kan over de oorzaken van het teruglopen van het kleinverbruik over 1957 op het ogenblik moeilijk iets zeggen. Inderdaad heeft dit ver schijnsel zich landelijk voorgedaan. En daarbij spelen misschien oorzaken, als veranderingen in besteding en in gebruik van het gas, die zich in het gezamenlijke gezinsbudget hebben voorgedaan. Dat is het enige wat spr. als veronderstelling zou willen geven. De oorzaken zijn niet bekend, althans niet geregistreerd. Dan komt spr. bij het verhaal van de heer W. M. de Jong. Hij wil de miljoenen hierbij laten voor wat ze zijn, maar de spreker heeft ook de gedachte weerge geven, die in september 1956 is gevolgd. Wat de informatie betreft, daar is hij hem zeer dankbaar voor. Maar spr. laat zich niet weer in de positie dringen, zoals dat één keer is gebeurd, toen de raad het heeft gepresteerd om B. en W. een begrotings wijziging, waarbij sprake was van een hogere winst van het gasbedrijf, staande de vergadering te doen in trekken. Spr. gelooft, dat dit hoogst ongebruikelijk is. De heer W. M. de Jong heeft niet kunnen begrijpen wat de geachte wethouder heeft gezegd. Hij kan in ieder geval niet aannemen, dat het sloeg op wat hij heeft opgemerkt. Hij dacht, dat dit voldoende duidelijk was geweest. Er is ergens een incidentje in het spel en spr. wil graag van de wethouder weten, of deze daar mee op de hoogte is of niet. Ontkent de wethouder wat spr. gezegd heeft? Verwacht hij werkelijk een ander winstcijfer over 1957 dan spr. zo ongeveer heeft ge noemd Aan de heer Tiekstra (weth.) ontbreekt elk gegeven om op het ogenblik te kunnen beoordelen, of de mede delingen, die de heer W. M. de Jong in de raad heeft gedaan, juist zouden kunnen zijn. Spr. heeft gezegd, dat hij de heer De Jong voor zijn informatie bedankte, want wat deze zeide was spr. niet bekend. De heer W. M. de Jong meent, dat de wethouder en hij elkaar anders wel weten te vinden, al gaat dat soms met enige „hoge druk" gepaard. (Gelach). Maar thans schijnt dat niet mogelijk te zijn. Spr. wil zich niet door de wethouder in de positie laten dringen om zich nader in concreto uit te druk ken. Hij geeft het college in overweging deze zaak nader te bekijken. Voor spr. is wat hij vernam van zo grote waarde, dat hij niet eerder meegaat met het voorstel van B. en W., voordat hij weet, hoe het zit met de uitkomsten van 1956 en 1957. Een kennis van spr. zeide hem: Denk er even om. Spr. zal diens woor den maar niet precies weergeven, maar spr. heeft ge combineerd en is tot de veronderstelling gekomen, dat het juist is wat in de opmerking werd gesuggereerd. Spr. is eigenlijk niet meer bereid alleen op begro tingscijfers te werken. Hij wil graag weten, hoe het werkelijk is. En het is wel mogelijk dit te weten te komen. Spr. vraagt dringend om uitstel. Na onderzoek zullen B. en W. zien, dat spr. gelijk heeft gehad. De Voorzitter: Dit is een vergadering met hindernissen. Uitstel zou, als spr. zich niet vergist, betekenen uitstel tot 22 januari. Dat is ruim 3 weken. Dit houdt dus in, dat de gemeente over die 3 weken de tariefsverhoging zal derven en het zou een verlies voor haar be tekenen van ongeveer f 10.000,als spr. het zo op het eerste gezicht uitrekent. Dat zou dus een duur uit stel zijn. Spr. zou de raad derhalve willen voorstellen de vergadering te schorsen. Het is nu toch al laat. Spr. moge de heer De Jong uitnodigen in het college te komen; dit zou dan zijn gegevens kunnen vernemen, om na de schorsing een nader advies aan de raad te mogen geven. De vergadering wordt geschorst. Nadat de schorsing is opgeheven, deelt de heer Tiek stra (weth.) het volgende aan de raad mede: Inderdaad blijkt het aan de hand van de gegevens, die de heer De Jong kon verstrekken, niet uitgesloten te zijn, dat over 1957 een iets hogere winst ontstaat. Mochten ook de resultaten over 1958 gunstiger blijken te zijn dan de prognose, neergelegd in de begroting 1958, dan zal het college niet aarzelen bij de raad te rug te komen met een voorstel tot verlaging van de tarieven, met dien verstande, dat eenheid van opvat ting bestaat over het thans geraamde bedrag, dat als winstuitkering aan de gemeentekas moet toevloeien. De factoren, die deze hogere winst hebben veroorzaakt, zullen evenwel over 1958 vermoedelijk niet werken. De tariefsverhoging is gebaseerd op de begroting 1958 en 19 deswege zullen B. en W. haar dus thans handhaven. Spr. wil de factoren, die over 1957 hebben gewerkt, nog wel even toelichten. Er is sprake van een zekere miswijzing van een produktie-meter. Blijkbaar spelen tevens in dit verband, door het overgaan op verwar mingsinstallaties, hogere meteropnemingen een rol. Deswege kan dus het rendement iets hoger worden aangeslagen. Gesteld, dat de miswijzing over 1958 spr. is hele maal niet oorspronkelijk eens 500.000 eenheden zou bedragen, dan zou dit nooit meer kunnen betekenen dan een gunstiger rendement van f 30.000,met dien verstande, dat in de primitieve begroting 1958, waar op de onderhavige verhoging is gebaseerd, nog moeten worden opgenomen de kapitaalslasten tot een bedrag van ongeveer f 20.000,De fouten, die er eventueel in zouden kunnen zitten, zouden niet meer behoeven te betekenen dan een gunstiger rendement tot een bedrag van f 15.000, Spr. herhaalt, dat, mocht dit inderdaad anders blij ken te zijn, het college bij de raad terug zal komen, wat het toch al zou doen, als de overgang op puur aardgas een feit is geworden; dan moet immers de gehele tarifiëring worden herzien. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W., met inachtneming van hetgeen door de wethouder is toegezegd. De Voorzitter wenst de raadsleden graag een prettig Oud en Nieuw en sluit daarmede de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1957 | | pagina 10