6
enkele deskundige kan precies vertellen hoe het
komt vraagt spr. zich het volgende af.: Als dit
percentage nu eens 5 hoger werd en het verschil in
prijs dus teruggebracht werd tot 0,5 ct. per eenheid
het is best mogelijk, dat het zo gaat is het dan wel
verantwoord om de risico's, die B. en W. in 1954 nogal
treffend geschetst hebben, op de koop toe te nemen?
Zouden de verbruikers dan niet zeggen: Dan maar
y2 ct. meer betalen; wij gaan dan rustig door met onze
toestellen en bij verhuizing zijn wij het heertje?
Een ander moeilijk puntje is dit: B. en W. stellen
voor de vergoedingsregeling van art. 15, lid 1, van het
standaardcontract te kiezen (dat is de vergoeding over
de gehele periode van 20 jaar) en niet de vergoeding
van art. 15, lid 2, die betrekking heeft op de eerste
5 jaar en waaraan de druk van 300 mm waterkolom
is verbonden. Spr. stelt zich de volgende vraag: In
het rapport wordt uitgegaan van puur aardgas onder
300 mm waterkolom druk. De berekening van de lek
verliezen en de vergoeding daarvan worden dan ook
gebaseerd op art. 15, 2e lid. Kan het in dit verband
nu wel goed zijn, dat de raad het nog aan zich houdt,
of het gas al dan niet onder 300 mm waterkolom druk
zal worden gedistribueerd? Spr. vraagt dit, omdat de
gemeente volgens art. 15, le lid, pas vergoeding krijgt,
wanneer de lekverliezen 2.2 x de basisverliezen bedra
gen en bij toepassing van art. 15, 2e lid, krijgt zij reeds
vergoeding, wanneer de lekverliezen 2 x zo groot als
de basisverliezen zijn. Spr. kan dat niet helemaal ,,glad"
krijgen.
Vervolgens een kleine concrete vraag: Er is blijk
baar bij de vaststelling van de prijs voor puur aardgas
uitgegaan van het feit, dat er althans voor 20 jaar ge
noeg aardgas zal zijn. Is dat wel helemaal zeker? Is
het niet waarschijnlijk of bestaat er althans niet een
vrij grote kans, dat in de loop van die 20 jaren ook
voor het pure aardgas meer berging nodig zal zijn,
zodat er een nieuwe gashouder moet worden gebouwd?
Ten slotte heeft spr. nog een paar meer algemene
opmerkingen. Er zijn nog enkele andere mogelijk
heden dan alleen puur aardgas (hoge of andere
druk) en gekraakt aardgas, bijv. die van gedeel
telijke levering van puur aardgas aan grootverbruikers
over speciale leidingen in het noorden en in het oosten
van de gemeente met vertakkingen naar het centrum.
Is het mogelijk en ook in overweging geweest om daar
toe leidingen te leggen voor een groot deel van de
grootste grootverbruikers Als dit nu eens de prijs
van het gekraakte gas zou drukken (de gemeente ver
liest immers op het industriegas), is dit dan niet iets
wat tevens dient overwogen te worden?
Is er een mogelijkheid om door de nieuwe prijscal-
culatie, door de heer Van der Meer genoemd, te komen
tot een zekere piek-afvlakking aan de inkoopzijde? Is
het voor de inkoop onder bepaalde omstandigheden
voordeliger om in de zomer meer aardgas af te nemen
dan nodig is en in de winter het omgekeerde te doen?
Hecht het college geen waarde aan die mogelijkheden
of heeft de tijdnood hier ook invloed op? Hoe zit dat?
Alles bijeengenomen, bekroop spr. de vrees, die hij
aldus zou willen omschrijven: Zijn wij nu eigenlijk aan
het verkeerde eind begonnen? Bij de becijfering wordt
uitgegaan van puur aardgas bij hoge druk, terwijl puur
aardgas lage druk of wat ook in de raadsbrief ge
noemd is puur aardgas met toevoeging van lucht
toch beide veel aantrekkelijker oplossingen zijn. Was
het nu eigenlijk niet logisch geweest het kan van
avond niet meer dat deze mogelijkheden eerst eens
waren bekeken en na een voorlopige conclusie over die
voor de hand liggende dingen het moeilijkste vraag
stuk, n.l. puur aardgas onder hoge druk, was aange
pakt? Het komt spr. achteraf wat vreemd voor, dat
de aantrekkelijkste mogelijkheden niet eerst onder ogen
zijn gezien.
Spr. wil niet meer een résumé geven, maar hij wil nog
wel zeggen, dat hij, als het er op aankomt, nog het
zwakste punt van het voorstel vindt, dat B. en W. de
eventuele tweede ombouw van de apparaturen niet in
hun berekening hebben opgenomen.
De heer De Vries spijt het, dat hij toch wel moet
beginnen met een woord van kritiek over de wijze,
waarop dit voorstel de raad heeft bereikt. Hij betreurt
het uitermate, dat deze op 30 december gedwongen is
in tijdnood over een zo belangrijk vraagstuk als het
onderhavige een beslissing te nemen, een vraagstuk,
dat al gedurende een reeks van jaren loopt en ten
aanzien waarvan al geruime tijd bekend is, dat vóór
1 januari 1958 een beslissing zal moeten worden ge
nomen. Spr. voelt zich in deze dwangpositie bepaald
niet gelukkig. De raad moet deze beslissing nemen
n.a.v. enkele kostprijs-cijfers. Nu is het verre van spr.
om aan de juistheid daarvan te twijfelen. Hij heeft
groot respect voor financiële deskundigen en hij neemt
de cijfers onvoorwaardelijk als juist aan, maar hij wil
naar aanleiding daarvan toch wel enkele opmerkingen
van algemene aard maken.
Deze cijfers hebben betrekking op puur aardgas en
op thermisch gekraakt aardgas, maar er zijn nog an
dere oplossingen. Deze zijn ook genoemd: gemengde
distributie en katalytisch kraken. Nu is het moeilijk
voor deze beide systemen concrete kostprijs-cijfers ter
tafel te brengen, maar het besturen van rijk en ge
meenten brengt nu eenmaal mee, dat men in de toe
komst moet kijken en voor de toekomst prognoses
moet durven maken. Zou de raad dit vraagstuk volledig
kunnen beoordelen, dan had hij hier vanavond moeten
hebben een kostprijs-prognose ook voor de beide laatst
genoemde systemen. Het gaat niet om de keuze tussen
puur en gekraakt aardgas, maar om de vraag: hoe
brengen wij het gas bij de verbruikers? Er zijn meer
mogelijkheden dan die vanavond besproken kunnen
worden.
De grote lacune in dit voorstel is, dat de kostprijs
niet van doorslaggevende betekenis is. Ware met het
nieuwe gas, het pure aardgas, evenveel te bereiken als
met het oude, het gekraakte, gas, dan zou de kostprijs
spr. koud laten. Dit betekent dus, dat hij in het voor
stel van B. en W. had willen zien cijfers over het ren
dement van het pure aardgas en ook cijfers inzake het
rendementsverlies bij ombouw van de toestellen. Dat
dit niet in cijfers is uitgedrukt, spijt spr. bijzonder.
Er zal echter nu een beslissing moeten worden ge
nomen en de raad behoeft zich niet de illusie te maken,
dat technische voorlichting vanavond zóveel nieuwe
zoden aan de dijk zal brengen, dat hij zijn beslissing
in belangrijke mate zal moeten herzien. Spr. durft niet
het risico te nemen om een sprong in het duister te
maken en de vergoeding voor de lekverliezen af te
wijzen. Daarom zal hij voor distributie van puur aard
gas moeten stemmen, maar hij herhaalt, dat hij het
uitermate betreurt, daartoe op deze wijze verplicht te
zijn.
De heer Van Balen Walter wil beginnen met zich aan
te sluiten bij de woorden van protest over de wijze
van behandeling van dit vraagstuk, die hij ook lang
niet elegant vindt. Ook spr. meent, dat de raad onder
een te sterke pressie moet handelen en dat dit onder
werp de raad wel zeer slecht, althans technisch zeer
slecht, voorbereid onder ogen komt. Spr. acht dit
buitengewoon belangrijk en het gaat hem zeker te
ver, om, zoals de heer De Vries doet, te zeggen: Ik
moet vanavond beslissen. Spr. „behoeft" niets. Hij
denkt er niet aan een beslissing te nemen, die niet
verantwoord is. Hij zou het college willen vragen,
dit voorstel terug te nemen en een beter voorbereid
voorstel aan de raad voor te leggen, met alle gevolgen
van dien. Spr. herhaalt, dat het van de raadsleden toch
veel te veel gevergd is om thans hier deze belangrijke
beslissing te nemen. Z.i. is een van de grote tekort
komingen van dit gehele voorstel, dat eigenlijk met
geen woord wordt gesproken over de belangen van de
gasverbruiker. Daar heeft de heer De Vries al even
op gedoeld. Dit voorstel gaat louter uit van een finan
cieel belang voor de gemeente. Spr. acht dit financiële
belang ongetwijfeld van betekenis, maar hij acht het van
nog meer belang, hoe de verbruikers van het gas in
Leeuwarden met dit gas zullen moeten werken, welke
resultaten zij er mee bereiken.
Spr. kan zich in het algemeen wel verenigen met
de bezwaren, die de heer De Jong heeft opgesomd en
hij zal deze ook zeker niet herhalen, want dit alles is
theoretisch. Alleen is de heer De Jong wat heel ge
makkelijk over de lekverliezen heengewandelddit
acht spr. nu juist een heel belangrijk punt bij deze
n
gehele behandeling. De geschatte lekverliezen van
15.20% (volgens de raadsbrief 15%) zijn van dus
danig grote omvang, dat het naar spr.'s mening niet
kan uitblijven, dat zij ongelukken bij de verbruikers ten
gevolge zullen hebben. Dit gas wordt via oude leidingen
geleverd en het zal wel even duren, voordat al deze
leidingen gecontroleerd zijn. Want op een gegeven mo
ment is een bepaald stadsdeel voorzien van dit gas,
dat onder een druk van 300 mm waterkolom staat.
Als de controle wel eerder kan plaats vinden, des te
beter. Spr. herhaalt, dat hij dit een buitengewoon be
langrijk punt vindt en hij vraagt, of de gemeente ook
aansprakelijk kan worden gesteld voor de schade, die
eventueel zal worden veroorzaakt. Voorts vraagt hij,
of het college de morele verantwoordelijkheid voor
eventueel optredende persoonlijke ongelukken draaglijk
acht. Ook dit acht hij een buitengewoon belangrijk
punt.
Spr. sluit zich aan bij de heer De Jong, wat betreft
de noodzaak van een grotere gasberging, die bij de
levering van puur aardgas niet is voorzien. Hij weet, dat
de calorische waarde van puur aardgas ongeveer 2 x
zo hoog is als die van het gekraakte aardgas, dat tot
dusverre werd gedistribueerd, en dat de capaciteit van
de gashouder ook 2 x zo groot zal worden. Op deze
wijze kan men becijferen, dat men misschien nog heel
lang met deze voorraadberging toe kan. Maar aan de
andere kant is het buitengewoon belangrijk, met het
oog op een eventueel ongestoorde voorziening (want
deze moet van buiten komen), dat hier juist een extra
grote berging geconstrueerd wordt. Spr. gelooft, dat
men' hier na verloop van tijd tot de conclusie zal
komen, dat voor een bevredigende voorziening van
gas toch een nieuwe gashouder gebouwd zal moeten
worden. Maar dan is de becijfering, die in de raads
brief is opgezet, toch niet geheel juist.
De heer De Jong heeft de verschillende technische
punten voortreffelijk naar voren gebracht. Spr. zal ze
niet alle herhalen, maar wel wil hij vragen, hoe lang
men denkt met de ombouw van de toestellen bezig te
zijn, want in deze tijd zal de burgerij z.i. niets anders
dan de grootste ellende van dit gas beleven.
Spr. is het geheel eens met de opmerking van de
heer Van der Meer, dat de brandeigenschappen van
dit pure aardgas allesbehalve prettig zouden zijn, in
tegenstelling tot het gas, dat op het ogenblik wordt
geleverd brandtechnisch heeft het bepaald minder
waarde dan het nu gedistribueerde en wat dat be
treft, is juist nu de overgang veel ongelukkiger dan
wanneer destijds direct op puur aardgas was overge
gaan. De burgerij is nu gewend aan prima gas, dat
zeer grote voldoening schenkt. Spr. meent dan ook,
dat de burgerij van Leeuwarden beslist geen dienst
bewezen wordt, wanneer nu zal worden overgeschakeld
op puur aardgas. Hij is dan ook bepaald tegen dit
voorstel.
De heer Bootsma zal het kort maken, daar zijn partij
genoot de heer De Vries al een en ander over deze
zaak heeft gezegd.
Speciaal op één punt zou hij de aandacht willen
vestigen en dat is ook weer de ombouw van de appa
ratuur van de verbruikers. Spr. kan het in zoverre met
de heer Van Balen Walter eens zijn, dat het niet in de
eerste plaats de vraag is wat financieel voor de ge
meente het goedkoopst is; het gaat hier uiteindelijk
om wat de verbruiker geleverd wordt. En naast de
levering van het gas is ook belangrijk de ombouw.
Die mag dan wel op kosten van de gemeente met
subsidie van het rijk geschieden, maar daarover be
staat, naar spr. is ingelicht, lang altijd geen grote
tevredenheid. Het zal in de ene gemeente misschien
anders liggen dan in de andere en zolang het blijft
bij de eenvoudige apparatuur van een één- of twee-
pits stelletje, zal het in de regel nog wel loslopen,
want dan gaat men vrij gauw over tot vervanging van
het oude stel tegen een nieuw, speciaal ingericht voor
puur aardgas. Wanneer het echter gaat om meer ge
compliceerde apparaten, zoals die vrij veel in de ge
meente zijn geplaatst in de laatste jaren en waarover
ook gesproken wordt in de raadsbrief van 1954 be
treffende het aardgas, dan is het bedrag der ombouw
kosten vermoedelijk wel aan de lage kant geschat.
Juist bij deze meer ingewikkelde apparaten voorziet
spr. vrij veel last, ook als hij nagaat wat in andere
gemeenten heeft gespeeld (hij bedoelt dan t.a.v. geisers
en verwarmingsapparaten, meer gecompliceerde for
nuizen met waakvlammen, enz. enz.).
Aan het adres van de heer Van Balen Walter, die
zei, dat hij niet „behoefde" te beslissen, merkt spr. op,
dat deze dan zeker abuis is, want ook niet beslissen
betekent vanavond wel beslissen, omdat er hier uit
eindelijk een uitspraak zal moeten komen. Wat de
heer De Vries heeft gezegd, is inderdaad iets positiefs,
iets in een bepaalde richting, maar ook het eventueel
niet deelnemen aan de stemming beïnvloedt de be
slissing mee.
Alvorens spr. zijn stem aan dit voorstel zou kunnen
geven, zou hij heel positief de verzekering willen heb
ben, dat ook voor bijzondere, meer ingewikkelde appa
raten de gemeente volledig garant is voor een juiste
ombouw.
De heer Kas zou aan alle vragen, die vanavond reeds
gesteld zijn, nog enkele nieuwe willen toevoegen en
het lijkt hem van belang, daar een antwoord op te
krijgen.
In en om de bewuste vergadering van juli 1954 zijn
door B. en W. overwegende bezwaren geopperd tegen
de overschakeling op puur aardgas. Met name hadden
deze bezwaren betrekking op de technische kant van
het geval. Spr. heeft daar enige van genoteerd. In de
eerste plaats zou het aardgas te droog zijn. Als gevolg
hiervan zou er een enorme verdroging van de buis
verbindingen optreden, wat, tezamen met het feit, dat
de druk te hoog wordt voor de leidingen, een grote
lekkage tot gevolg heeft. Lekkage kan weer tot ge
volg hebben ontploffingen en vergiftigingen en daarbij
heeft de heer De Jong nog genoemd het bezwaar, dat
het pure aardgas erg temperatuur-gevoelig is. Hierdoor
kan bevriezing ontstaan, met alle gevolgen van dien.
In sommige plaatsen is dit al voorgekomen. Deze
punten, gevoegd bij de andere punten, die hier van
avond al zijn genoemd, waren destijds voor de raad
van zoveel gewicht, dat hij besloot om niet tot levering
van puur aardgas over te gaan. Nu is het intussen
drie jaar later en spr. kan zich voorstellen, dat in de
ontwikkeling van deze gasleverantie wijziging is ge
komen, in elk geval in de gedachtengang hieromtrent.
Met name over de punten, die in de teehniscne voor
lichting van het raadsvoorstel van juli 1954 zijn ge
noemd, vindt spr. in het raadsvoorstel van thans niets
meer terug. Het zal de andere raadsleden gaan, zoals
het spr. gegaan is. Deze technische punten, mèt uiter
aard de financiële aspecten van het geval, zijn voor
hen van zoveel gewicht, dat zij tot de conclusie kwamen,
dat de distributie van puur aardgas te veel nadelen op
leverde. Zonder een al te sterke motivering zijn B. en W.
nu overgegaan tot een andere opvatting. Met de andere
raadsleden die hierover hebben gesproken, kan spr.
daar geen bewondering voor hebben. Dan wil hij nog
graag onderstrepen de opmerking van een der heren,
dat de prognose voor puur aardgas een prognose is,
zoals drie jaar geleden de prognose voor kraakgas een
prognose was. Er bestaat generlei zekerheid, dat over
drie jaar niet zal blijken, dat de distributie van puur
aardgas duurder komt te staan dan die van kraakgas.
Spr. vindt m.n. belangrijk wat de heer Van Balen
Walter i.z. de technische voorlichting heeft gezegd. Ook
spr. is bang, dat er moeilijkheden door de lekverliezen
zullen ontstaan. Als hij zich goed herinnert, werd drie
jaar geleden het woord „desolaat" t.a.v. de gasleidingen
in de mond genomen. Er werd nog gezegd, dat in feite
het gasbuizennet in Leeuwarden binnen niet al te lange
tijd vernieuwd zou moeten worden en zeer stellig de
hoge druk van 300 mm waterkolom niet zou kunnen
weerstaan.
Ten slotte zou spr. ook nog graag iets meer willen
weten van de rijks vergoeding, die wordt gegeven ten
behoeve van de lekverliezen. Spr. meent, dat de raads
brief hier niet erg duidelijk is.
De heer Spiekhout zegt, dat het altijd gemakkelijk
is, als men als een van de laatsten aan het woord
komt; dan zijn er altijd wel een paar dingen, die af
vallen. Toch zou spr. nog op een en ander de aandacht