10
.spr. toch wel enig vertrouwen. Spr. van zijn kant wil
er met nadruk op wijzen, dat dit percentage hoger is
dan het in het rapport vermelde. Spr. zou wel eens
willen weten, op welke veronderstellingen andere cal
culaties berusten.
Hij zal bij de beantwoording van de verschillende
sprekers hier en daar in herhalingen vallen; dat zou
echter jammer zijn en hij zal trachten het zoveel mo
gelijk te vermijden.
Hij gelooft, dat het op zichzelf prettig is, dat de heer
De Jong nog even een kort résumé heeft gegeven van
de ontwikkeling sedert juli 1954. Spr. heeft al even kort
gereageerd op diens opmerking, dat de Rijksdienst voor
Gasvoorziening zich terecht teleurgesteld toonde. Spr.
gelooft, dat de heer De Jong mede begrip moet hebben
voor de positie van B. en W. in deze zaak.
Ongetwijfeld behoort de raad vanavond een beslis
sing te nemen, want als deze wat de heer Van Balen
Walter verlangt zijn beslissing zou uitstellen, dan
betekent dat kort en goed een verlies van 5 ton. De heer
De Jong zegt „neen". (De heer W. M. de Jong: Alleen
bij overschakeling op puur aardgas.) Waarmee de kous
dus af is. Het staat duidelijk in de stukken, dat, als
Leeuwarden voor 1 januari 1958 kiest voor puur aard
gas, het de volledige lekverliezenvergoeding krijgt. En
wanneer de raad de keuze tot na die datum uitstelt, is
Leeuwarden die vergoeding kwijt, (De heer Van Balen
Walter: Dat valt mee.) De heer Van Balen Walter
weet het weer beter.
De heer De Jong zegt, dat de raad in 1954 aarzelend
is overgegaan op aardgas en dat enkel de industrie-
clausule de doorslag heeft gegeven. Spr. mag de heer
De Jong een paar cijfers, die in dit verband illustratief
zijn, niet onthouden.
Destijds werd aan de raad een calculatie voorgelegd,
waarbij voortgezette eigen produktie van stadsgas on
geveer precies gelijke uitkomsten opleverde. Het ver
schil was althans niet noemenswaard. De berekening
liep over een 20-jarige periode. Als op dit ogenblik het
zelfde proces toegepast zou worden, zou de kostprijs
per eenheid op 11.8 ct. komen. Dat zijn de risico's, die
men bij voortzetting van thermisch kraken welbewust
onder ogen heeft te zien. Ook wil spr. de raad de verge
lijkende cijfers van de berekening van toen en nu be
treffende puur aardgas niet onthouden. De kostprijs per
eenheid van puur aardgas onder een druk van 300 mm
werd destijds becijferd op 8.97 ct. en op het ogenblik
bedraagt de totale prijs 9.72 ct. Spr. zou het zo willen
stellen: De verhoging van de inkoopprijs met ct.
leidt tot een prijs van 9.72 ct. Op het ogenblik is echter
berekend 9.477 ct. Spr. gelooft te mogen zeggen, dat
de berekeningen vrij aardig tegenover elkaar zijn af te
„checken". Deze ontwikkeling mag wel enige gerust
heid verschaffen. De prognose voor conversie van aard
gas is aldus geweest: In 1954 werd op basis van een
inkoopprijs van 6.5 ct. een kostprijs berekend van
9.582 ct. De inkoopprijs is nu 6.75 ct. Deze is dus met
\i ct. omhoog gegaan. Dat betekent, dat de kostprijs
van dit gas thans 9.832 ct. zou moeten bedragen. Die
prijs is echter op het ogenblik op 10.389 ct. berekend.
Dit verschil wordt veroorzaakt, doordat de kosten der
grondstoffen destijds te laag zijn aangehouden. Men
heeft hier n.l. te maken met variabele kosten, die
prijsgevoelig zijn, sterk met de wereldprijzen op en neer
gaan. Hierdoor wordt dit proces kostbaarder gemaakt.
Spr. gelooft, dat de raad met deze illustratieve cij
fers wel iets kan doen.
De heer De Jong vraagt, hoe het zit met de bezwaren
tegen puur aardgas, die destijds zo breedvoerig zijn
uitgemeten in de raadsbrief van juli 1954. Spr. wil er
met nadruk op wijzen, dat er toen t.a.v. de distributie
van puur aardgas onder een druk van 300 mm water
kolom nog weinig ervaring was opgedaan. Ook meent
hij er duidelijk op te moeten wijzen, dat zelfs t.a.v. dis
tributie van puur aardgas onder lage druk nog weinig
ervaring v/as verkregen, want slechts enkele gemeenten
in Friesland waren destijds op aardgas overgegaan.
Inmiddels zijn twee dingen duidelijk geworden:
le. Over een reeks van jaren is praktijk verkregen
met de distributie van puur aardgas, waarbij bepaalde
technische voorzieningen zijn getroffen, die een aantal
bezwaren van toen uit de weg hebben geruimd.
2e. Er is gedurende 3% jaar ervaring opgedaan met
kraakgas.
Deze beide ervaringen kunnen nu worden vergeleken.
Spr. wil thans op de bezwaren van destijds nader
ingaan. Daar was allereei-st de afwijkende samenstel
ling van het aardgas. Dat levert op dit moment geen
bezwaar meer op, doodeenvoudig, omdat men de zuive
ring van het aardgas ter hand heeft genomen.
Dan het risico van de lekverliezen. Hiermee heeft men
ook ervaring opgedaan en de lekverliezen betekenen
in de praktijk geen risico meer. Niet, dat die lekver
liezen er niet zijn, maar er is rekening mee gehouden
en men is zelfs zeer voorzichtig geweest bij de bereke
ning van de netto personeelskosten in verband met de
lekverliezen.
Met betrekking tot het dichten van lekken in het
oude net, die stellig zullen optreden, is de dringende
vraag gesteld, hieraan de grootst mogelijke zorg te
besteden in verband met de gevaren, die daaraan zijn
verbonden. Spr. heeft hier al even op gewezen bij zijn
opmerking over de grootte van het risico. Bij voor
komen van lekken in vorstperioden en bij andere spoed
gevallen waren de mensen van het gasbedrijf steeds
present en vaak zijn zij bereid geweest dag en nacht
te werken voor de Leeuwarder bevolking.
Er zijn natuurlijk risico's, maar ze moeten niet in
het sentimentele vlak worden getrokken. Er bestaan
zoveel risico's, waar de mensen zich niet van bewust
zijn. Zouden zij bij distributie van puur aardgas extra
groot zijn, zodat de veiligheid zou worden aangetast,
dan zijn dat dingen, waarvoor technische voorzieningen
kunnen worden getroffen.
Dat de lekverliezen in de aanvang groter zullen wor
den, is een vrij normale zask, maar er is dan ook een
aanzienlijk gunstiger regeling voor de vergoeding van
de lekverliezen; in het bijzonder is dit van belang voor
de eerste 5 jaar. Met betrekking tot ervaringen met
lekverliezen kan spr. enige cijfers geven van acht ge
meenten, die op puur aardgas zijn overgegaan, en wel
over de eerste anderhalf jaar:
Lekverlies in:
1956
le halfjaar 1957
Zutfen
50%
39.3
Goor
45%
29.2
Oude Pekela
40
29.4%
Heerenveen
40%
34
Bolsward
40%
20.7%
Harlingen
25%
13.4%
Hoogeveen
23
23
Sneek
18%
12.6%
Bij lage druk waren de verliezen 4 a 5%.
Ook Leeuwarden kan in de eerste jaren een hoog
percentage aan lekverliezen verwachten.
Wat de ongestoorde toevoer betreft, inmiddels is de
gehele transportleiding voor Noord-Nederland gelegd.
Dat betekent, dat alle aangesloten gemeenten aan een
ringleiding liggen. Bovendien heeft zich niet het be
zwaar van bevriezing voorgedaan. Het bezwaar van
hydraatvorming is reeds lang overwonnen. Spr. ge
looft dan ook, dat de zekerheid van de ongestoorde
toevoer stellig zo groot is als die van de ongestoorde
toevoer van brandstoffen. Gelet op het grote aantal gas-
apparaten is zulks van veel belang.
De ervaring is, dat de ombouw voor de gemeenten
bepaald niet ongunstig heeft gewerkt.
Dit is wat spr. met de ervaring van 3J/24 jaar kan
plaatsen tegenover de bezwaren, die destijds zijn aan
gevoerd. En hij meent, dat dit op zichzelf voor de raad
toch ook wel weer verhelderend kan werken. Men moet
het college echter niet kwalijk nemen, dat het van ge
dachten verandert. Men zou het B. en W. integendeel
kwalijk moeten nemen, als zij niet van gedachten ver
anderden, indien het materiaal, waarmee gewerkt moet
worden, daartoe aanleiding zou geven. En spr. gelooft,
dat dit van deze situatie bepaald gezegd kan worden.
Deze opmerkingen stelt spr. tegenover de vragen van
de heer De Jong t.a.v. de vroegere bezwaren tegen puur
aardgas.
De heer De Jong zegt voorts, dat de ombouwkosten
worden verwaarloosd. En daar heeft hij volkomen ge
lijk in. Spr. zal zo meteen zeggen wat ook verwaarloosd
mag worden, maar dat is een andere zaak. Als men er
van uitgaat, dat op dit ogenblik de aardgashoeveel-
heden, die beschikbaar komen, zo groot zijn, dat een
verlenging van de 20-jarige periode in overweging
li
wordt genomen, terwijl de termijn stilzwijgend al met
4 jaar is verlengd, dan wordt het eigenlijk ook bijna
al een 30-jarige periode. Dan wordt de vergelijking
volkomen anders. Misschien zal reservering van voldoen
de middelen binnen die termijn de eventuele latere
ombouw mogelijk moeten maken. Spr. plaatst echter
achter deze dingen een groot vraagteken. De Neder
landse gasvoorziening gaat vermoedelijk op lange-af-
standsgas over en er is geen ontwikkeling, die een kop
pig gemeentebestuur zou kunnen keren.
Welke calorische waarde dit gas zal hebben, is een
andere vraag, maar ook een vraag, waarop spr. op dit
moment geen antwoord behoeft te geven. Er wordt ech
ter in Nederland meer hoogwaardig gas gedistribueerd
dan alleen maar aardgas. Het lijkt spr. niet uitgesloten,
ander gas dan aardgas, gas van een andere calorische
waarde, te leveren. Maar hij waagt zich niet aan pro
fetieën. Ten eerste ziet spr. hij herhaalt het de
mogelijkheid van vorming van een reserve binnen de
20- of meer-jarige termijn en ten tweede is de technische
ontwikkeling nog wel zodanig, dat het niet onwaar
schijnlijk is, dat er over 20, 30 jaar geen sprake be
hoeft te zijn van terugbouw van de apparaten. Ander
zijds is het ook weer zo, dat er, als men de 0.9 ct. over
deze termijn gaat kapitaliseren, een behoorlijk kapitaal
beschikbaar komt, een bedrag van 2 miljoen.
Over de lekverliezenregeling is een klein misverstand
ontstaan. Men heeft in de raadsbrief op de laatste pa
gina, in de eerste nieuwe alinea, in de zin, die begint met
„het gemeentebestuur", kunnen zien, dat B. en W. daar
hebben gesproken over de meest aantrekkelijke lek
verliezenregeling, n.l. die van het 2e lid van art. 15.
Als dus ter zake het raadsbesluit wijziging behoeft, dan
heeft spr. er geen enkel bezwaar tegen die wijziging
aan te brengen.
De heer De Jong heeft voorts over tijdnood gespro
ken. Spr. zal hierover kort zijn, alleen maar om de
raad niet verder in tijdnood te brengen!
De mogelijkheid van piek-afvlakking komt in het
rapport van de directeur der Energiebedrijven van 16
december tot uitdrukking. Spr. heeft hoop, dat de heer
De Jong er begrip voor heeft, dat het college met de
cijfers van dat rapport op dat ogenblik niet meer
heeft kunnen werken. Spr. wil er intussen met nadruk
op wijzen, dat het toch wel frappant is, dat op 16 de
cember zodanig rapport wel vlug kon verschijnen, ter
wijl het college er eerst 5 maanden op gewacht heeft.
Deze cijfers konden dus dat was jammer bij de
beraadslagingen geen dienst meer doen. Overigens wil
spr. er wel in het kort op ingaan, omdat dit wel even
moet ter correctie van een bedrag, dat de heer Van
der Meer heeft genoemd, dus ter vermijding van mis
verstand. In de brief van de directeur worden nog alle
mogelijke vergoedingen voor 1957 genoemd. Hoe is dit
echter te rijmen met een primitieve begroting 1958,
door diezelfde directeur ingediend en een tekort van
f 98.000,vertonend Spr. vraagt de raad, hem dit
te verklaren. Men begrijpe echter goed, dat de cal
culatie van thermisch kraken is opgezet op basis van
de investering voor een thermisch kraaktoestel, maar
wanneer men door middel van een thermisch (of een
katalytisch kraaktoestel) aan piek-afvlakking zou wil
len doen, zou de raad het zich wel bewust moeten zijn,
dat de berekening van het thermisch kraken bepaald
onvoldoende is en dat er stellig in dezen nieuwe in
vesteringen uit de bus zouden komen.
Spr. moge er hier even op wijzen, dat in de calculatie
is opgenomen een over de reeks van 20 jaren gelijk
blijvend nominaal bedrag, n.l. de personeelslasten van
f289.200,Spr. vraagt de raad op dit ogenblik eens
even na te gaan, hoe het loonniveau in guldens uit
gedrukt ligt bijv. tussen 1937 en 1957. Spr. gelooft,
dat men wel heel hard zal moeten automatiseren, om
de zaak te kunnen blijven „runnen". Maar dat is en blijft
een speculatie. Dat is op zichzelf een riskante factor,
waarbij nog komt de kwestie van de grondstoffenvoor-
ziening. Spr. heeft de raad zoëven laten horen, welke
prijs bij een voortgezette produktie van stadsgas als
kostprijs uit de bus had kunnen komen. Hij gelooft, dat
men de ontwikkeling van de vaste brandstoffen-produk-
tie (kolen, c.q. cokes) bepaald niet zo gunstig moet
zien; bij de toepassing daarvan zal men op aanzienlijk
hogere prijzen moeten rekenen.
Gegeven de onzekerheid ten aanzien van de prijzen-
markt en de onzekerheid van het loonverloop en de
wisselvalligheid van een min of meer loon-intensieve
produktie, gelooft spr. te moeten zeggen, dat zijn keuze
wel duidelijk is.
Spr. vervolgt nog even zijn wandeling aan de hand
van de heer De Jong, maar ze loopt wel naar haar
einde.
De heer De Jong vraagt nog naar de distributie van
puur aardgas onder lage druk. Deze zal voorlopig even
duur uitkomen als de distributie van puur aardgas on
der hoge druk. Over de druk moet echter nog worden
beslist. B. en W. zullen stellig bij de raad terugkomen,
wanneer laat spr. het zo zeggen de calculaties
daar aanleiding toe geven. Het college moet ook wel
terugkomen, omdat eenvoudig niet met een eventuele
ombouw van toestellen kan worden begonnen, dan na
dat aan de raad kredieten zijn gevraagd. De raadsleden
worden dus beslist nog met deze zaak geconfronteerd
en bij die gelegenheid kunnen opnieuw zoveel mogelijk
cijfers worden overgelegd. Het college hoopt de raad
dan een ruimere tijd te geven, zodat hij het onderwerp
met meer kennis van zaken kan benaderen.
Ten aanzien van distributie van puur aardgas met
inpompen van lucht kan spr. niets zeggen. Hij kan hier
over geen cijfers geven, want hij is in dit opzicht totaal
onwetend.
De heer De Vries heeft het bezwaar naar voren ge
bracht, dat in de raadsbrief de vergelijking van de
kostprijzen is beperkt tot die van puur aardgas en die
van thermisch gekraakt gas. Hij zal intussen wel be
grepen hebben, waarom de keuze tot de twee genoemde
systemen moest worden beperkt.
De heer De Vries heeft volkomen terecht gesteld,
dat het gaat om de vraag: hoe brengen wij het gas het
goedkoopst bij de verbruiker? Bij de door de minister
vastgestelde prijs voor industriegas is het rendement
voor de verbruikers van dit gas aanzienlijk lager
komen te liggen. De beginprijs was 6.5 cent. De raad
herinnert zich, dat hij in september 1956 de tarieven
voor huishoudelijk gebruik heeft verhoogd en daarbij
ook die in de aansluitende tarievengroep voor afnemers
tot 20.000 eenheden per jaar. Dat betekende dus, dat
het er voor de verbruikers in deze groepen ten opzichte
van de industriële verbruikers slechter op werd. Als de
raad nu wil doorgaan met de distributie van thermisch
gekraakt aardgas en daarmee een prijsverschil wil
scheppen van 0.9 cent per eenheid, betekent dit in feite
een zwaardere druk op het huishoudelijk gebruik dan
0.9 cent per eenheid. ïn de calculaties van de kostprijs
van thermisch gekraakt gas is uiteraard ook begrepen
de hogere kostprijs van industriegas. Omdat het tarief
voor dit gas niet verhoogd mag worden, werken de
hogere kosten van het gekraakt gas voor industrieel
gebruik door in de tarieven van het gas voor huishoude
lijk gebruik. Dit in het bijzonder is een zeer gevaarlijk
element bij de voortzetting van de huidige gasvoor
ziening, waaraan zo sterk een prijsstijging is verbonden.
Wij zullen er, aldus spr., toch wel voor moeten
zorgen, dat wij te dezen opzichte doen, wat op het
ogenblik sociaal-economisch het meest verantwoord is;
hij gelooft, dat de raad niet de vrijheid zal kunnen
hebben de gezinnen met meer dan 0.9 cent per m:i
hogere gasprijs te belasten.
Dan komt spr. bij de opmerkingen van de heer Van
Balen Walter, die hij antwoordt, dat het voorstel niet
louter van het financiële aspect uitgaat, maar dat
daarin ook het sociaal-economische motief is ingecal
culeerd.
De heer De Vries mist cijfers omtrent het te ver
wachten rendement bij ombouw der toestellen. De
moeilijkheid is deze, dat het rendement pas is te con
stateren, als de ombouw een feit is. Gegeven ook de
onbekendheid met de verbruiksapparaturen in Leeu
warden op dit ogenblik, is het heel moeilijk om nu cij
fers te verschaffen. (De heer Van der Veen: Hoe staat
het met de Fasto-geisers Het zou kunnen t.a.v.
standaardtoestellen, zoals de Fasto-geisers, maar wie
zou kunnen weten, welke apparaturen er allemaal in
Leeuwarden worden aangetroffen? Dat zal bij onder
zoek moeten blijken en tevens zal dan moeten blijken
of het rendement inderdaad zoveel ongunstiger is ge
worden dan het voordien was.
De heer Van Balen Walter vraagt het college: Neem
alstublieft het voorstel terug. En dat gaat natuurlijk