14
zijn voor de ombouw heeft hem niet helemaal bevre
digd de wethouder houdt daarbij toch eigenlijk wel
een klein beetje een slag om de arm.
Als het verlies op de industrie door de huishoude
lijke verbruikers moet worden gedragen, dan is er in
wezen iets fout. En dit mag toch nimmer leiden tot
de keuze van iets, dat wèl goedkoper, maar daarom
nog niet beter is. Bij de keuze tussen puur en gekraakt
aardgas is ook genoemd de kwestie van de stijgende
arbeidslonen. Spr. meent daar tegenover ook rustig te
mogen stellen, dat, wanneer werkelijk in deze 20 jaar,
waarop de prognose is gebaseerd, de lonen nóg een
stijgende lijn zouden vertonen, dit tevens zou inhou
den, dat ook de draagkracht van de verbruikers min
of meer evenredig daaraan zou stijgen. Wanneer uit
de verhoogde arbeidslonen een verhoogde gasprijs zou
resulteren, dan zou die ook kunnen worden gedragen
door de verbruikers, waar de verhoging der lonen in
derdaad zal doorwerken.
Dan meent spr. in de beantwoording van de Voor
zitter een onjuistheid te hebben beluisterd, n.l. waar
deze stelt, dat bij niet-aanneming van het voorstel de
vergoeding voor de kosten van de ombouw der toe
stellen verloren zou gaan, terwijl voordien, naar spr.
meent, steeds gesproken is van het verlies van de ver
goeding voor de lekverliezen. Wanneer de raad uit
eindelijk zou vasthouden aan gekraakt gas en dit zou
dan betekenen, dat geen vergoeding voor ombouw ont
vangen wordt, dan behoeven de toestellen ook niet om
gebouwd te worden. Maar de voorwaarde van de lek-
verliezenvergoeding slaat ongetwijfeld op de situatie,
waarin alsnog in dit verband te laat zou worden
overgegaan op puur aardgas.
Spr. zou ten slotte zijn bezwaren aldus willen samen
vatten: Deze zaak wordt zeer sterk in het financiële
vlak getrokken, zonder dat nochtans een kwaliteits
verhoging voldoende naar voren komt.
De heer Van Balen Walter wil beginnen met de heer
Bootsma er voor te danken, dat hij spr. is bijgevallen
bij een van zijn hoofdbezwaren tegen het voorstel, n.l.
dat bij dit hele geval de voorbereiding, vooral op tech
nisch gebied, zeer onvoldoende is geweest. Het gaat er
juist om, of de gas verbrui kers bij de gang van zaken
gediend worden en daarbij is niet alleen de kostprijs
van het gas van belang. Het pure aardgas is wel ten
naaste bij 1 centje goedkoper, maar goedkoop spr.
wil het de heer Bootsma graag nazeggen kan duur
koop zijn. In dit geval hangt dat af van de kwaliteit
van het gas, dat de gemeente nu gaat leveren.
Op de opmerking van de heer Tiekstra, dat de klein
verbruiker bij levering van kraakgas extra zwaar be
last wordt, omdat de prijs voor industrieel gebruik is
vastgelegd, wil spr. antwoorden, dat dit bezwaar is op
geheven, als aan die grootverbruikers geen kraakgas,
maar puur gas wordt geleverd via aparte leidingen.
Spr. kan zich voorstellen, dat in de tijdnood, waarin
het college dit moet hij met de heer Van der Meer
zeggen zichzelf heeft gemaneuvreerd, niet meer kon
worden onderzocht, welke bezwaren er aan verschil
lende andere mogelijkheden van gaslevering eventueel
zouden kleven. Maar nu is helemaal niet gegarandeerd,
dat werkelijk de beste weg wordt gekozen. Het college,
dat geen tijd meent te hebben voor verdere onderzoe
kingen, is blijkbaar banger voor de fatale datum van
1 januari dan voor een niet voldoende voorbereide be
slissing.
Ik vraag mij af, aldus spr., in welke tijd wij leven.
Hebben wij dan zo'n dictatoriale regering, dat zij de
gemeente in een dergelijke dwangpositie dringt? Voor
spr. echter staat het vast, dat, als het gemeentebestuur
met redelijke argumenten kan aantonen niet in staat
te zijn aan de raad een behoorlijke behandeling van
deze zaak mogelijk te maken, men deze datum toch
niet als fataal zal beschouwen. Er gebeurt immers in
feite niets op deze datum. Er moet slechts een prin
cipebesluit worden genomen, maar dit besluit is van
een grote draagwijdte, want het beslist voor een reeks
van jaren. In dat tijdsverloop speelt een uitstel van
bijv. twee maanden geen zodanige rol, dat daarvoor
een verantwoorde behandeling van deze zaak moet
worden geofferd.
Spr. heeft met genoegen van de wethouder gehoord,
dat het college ook bezwaren heeft tegen deze gang
van zaken en eveneens van oordeel is, dat de raad niet
geheel behoorlijk is behandeld bij de voorbereiding van
deze kwestie. Hij betreurt het echter ten zeerste, dat
het rapport van 16 december van de directeur der
Energiebedrijven, waar hij vanavond voor het eerst van
hoort, niet bij de stukken heeft gelegen. De Voorzitter
verklaarde tot spr.'s genoegen, dat die antwoorden er
wel bij hadden kunnen zijn. Juist dit soort dingen scha
den de sfeer bij de behandeling van een onderwerp. Ook
de antwoorden van de directeur op de brieven van het
college waren niet overgelegd. Spr. wil het nog sterker
uitdrukken: het niet aanwezig zijn van deze stukken
en trouwens de gehele gang van zaken in dezen is niet
alleen fataal voor de sfeer, waarin dit gesprek wordt
gevoerd, maar het verstoort de sfeer van vertrouwen,
die er tussen raad en B. en W. behoort te zijn.
Het zou deze sfeer ten goede komen, als de raad de
volstrekte overtuiging zou krijgen, dat hij een bepaal
de zaak na een open en volledige voorlichting kan be
handelen.
Spr. betreurt het ten zeerste, dat het thans zo is
gelopen, juist in verband met de geest, waarin raad
en B. en W. tezamen hebben te waken voor de belangen
van Leeuwarden.
De heer W. M. de Jong zou willen weten, of de door de
wethouder genoemde fatale datum werkelijk wel zo
veel betekent.
Spr. heeft wat de wethouder over de gang van zaken
heeft gezegd, wel sympathiek gevonden, maar hij moet
toch het standpunt van de heer Van Balen Walter, dat
het anders had gemoeten, delen. Hij vindt het ook niet
helemaal juist, dat, toen B. en W. de datum van 1 ja
nuari eenmaal als vaststaand beschouwden, de zaak
niet vlugger werd afgewikkeld. Zij waren inderdaad
gehandicapt, althans als zij het standpunt innamen,
dat zij daarvoor niet over genoeg cijfers beschikten.
Maar B. en W. hadden het als college in de hand moeten
houden en spr. gelooft, dat dit inderdaad mogelijk is
geweest. B. en W. hadden ook al uitstel gehad. Zij
waren veel meer op de zaak voorbereid dan de raad.
Zij hadden wel wegen kunnen vinden om eerder met
de zaak bij de raad te komen. Spr. wil het echter hier
bij laten. Wel zou hij nog een enkele opmerking willen
maken over wat de Voorzitter zeide i.z. de manier van
informatie. Wij moeten er, aldus spr., later nog eens
over praten, hoe wij ons moeten en mogen laten in
formeren. Spr. moge er wel op wijzen, dat de manier
van informatie een gevolg is geweest zoals de heer
Van der Meer terecht heeft betoogd althans in dit
concrete geval, van het volstrekte tekort aan informa
tie, die ook de leden van de commissie van bijstand
voor de Energiebedrijven hebben gehad.
Thans nog enkele opmerkingen in verband met wat
de heer Tiekstra heeft gezegd. Dat er nu eenmaal veel
aardgas is, spreekt vanzelf; dat staat ook in de raads-
brief. Maar ook als Leeuwarden doorgaat met kraak
gas, maakt het het aardgas op en dat zou het ook
doen, als het het gas onder lagere druk zou distri
bueren. Om des tijds wille voegt spr. daar verder niets
aan toe.
Met het oog op wat hij zopas al heeft gezegd over
de gang van zaken, zal hij maar niet meer ingaan op
hetgeen de wethouder betoogde. Wèl wil hij opmerken,
dat hij niet heeft beweerd, dat hij het college kwalijk
zou nemen, dat het van standpunt is veranderd, maar
wel neemt hij B. en W. kwalijk, dat de raad daar in de
raadsbrief niets van heeft gemerkt. Hierin had, ter
completering, gepast een uiteenzetting van de redenen,
waarom het college was afgestapt van zijn standpunt
van 1954, waarbij het verschillende bezwaren tegen
puur aardgas ontwikkelde.
Spr. is het eens met de heer Van Balen Walter, dat
de zaak te sterk in het financiële vlak is getrokken.
B. en W. vragen begrip voor hun positie en dat wil
spr. altijd graag hebben, maar aan de andere kant mag
er ook bij B. en W. begrip zijn voor de positie van de
raad. Hij meent, dat dit zuiver uitgebalanceerd moet
zijn. Hij hoopt, dat men elkaar bij andere gelegenheden
beter zal kunnen vinden.
Wat spr. zojuist een voor hem belangrijk bezwaar
heeft genoemd, is het nu nog, n.l. dat in de becijfering
15
van B. en W. een enorm grote leemte is „verdiscon
teerd": de eventuele ombouw van de apparaten aan
het einde van de aardgasperiode. Nu heeft de wethou
der wel gezegd, dat er meer aardgas is en dat het
gaat in de richting van het lange-afstandsgas. Vooral
in Zuid-Holland heeft men aardgas met nog een an
dere calorische waarde. De opmerkingen van de wet
houder over het lange-afstandsgas en verscheidene
opmerkingen uit de raad wijzen er op, dat juist is wat
in het rapport staat, n.l., dat er na de aardgasperiode
vermoedelijk een gas gedistribueerd zal worden van een
lagere calorische waarde en met andere brandeigen
schappen en dat er zeer ernstig rekening gehouden
moet worden met het feit, dat de apparatuur na deze
aardgasperiode weer zal moeten worden omgebouwd,
als de raad vanavond althans niet oppast, dat hij ver
zeild geraakt op het terrein van distributie van puur
aardgas. Aangezien de ombouw per eenheid aardgas
op 0.2 ct. komt te staan, is daarmee eigenlijk het voor
deel van het pure aardgas deels al vertrokken. Zo is,
naar spr. meent, de situatie en wel volgens de cijfers
uit het rapport.
Over de kwestie der lekverliezen is spr. mogelijk
iets te licht heengelopen, maar dat was niet de be
doeling. Hij acht dit een voornaam punt en wil er nog
wel iets van zeggen. Welk nadeel betekent het nu voor
de gemeente, als de raad het voorstel niet aanneemt?
Naar spr. meent, levert dat geen nadeel op. De kwestie
is z.i. simpel, maar de wethouder geeft alle gelegen
heid om het ingewikkelder te maken. (Gelach.). Het
college overweegt in de eerste plaats de distributie van
aardgas onder hoge druk. Dan zullen er inderdaad in
de eerste tijd hoge lekverliezen ontstaan en dan moet
daaraan extra aandacht worden geschonken. Maar
toch maakt het niet zo bijzonder veel uit; er wordt
immers geraamd, dat de gemeente zelf 15.3 van het
netto gasverlies moet betalen, terwijl het bruto gas-
verlies 16.8 is. De gemeente krijgt dus maar een
klein beetje vergoed. Als het wordt berekend over
miljoenen kubieke meters, is het niet onmogelijk, dat
het belangrijk is. Maar hoe dan ook, men is hier hele
maal niet aan die hoge druk gebonden, men heeft deze
beslist niet nodig.
Er zijn twee andere mogelijkheden:
1. Men kraakt hier lustig door en dan goed, want nu
is men nog min of meer in een experimenteel sta
dium. En dan komt het volgens spr. ook nog wel
goed, want dan is er geen lekverlies. Het theore
tische verschil van 0.9 ct. ten voordele van het
pure aardgas wordt door andere, tegenwerkende
factoren toch al tot een zeer gering bedrag terug
gebracht. Spr. meent, dat men niet te bang moet
zijn voor kraken. Hij is het met de heer Bootsma
eens, dat men niet weet wat men krijgt, wel wat
men heeft en dat is toevallig heel goed.
2. Als men wel puur aardgas neemt, dan kan men dat
nog leveren onder lage druk. Dat is eenvoudig en
wat doen wij zo vraagt spr. zich af met die
hoge druk? Waarom daaraan vasthouden? Voor
spr.'s gevoel is dat een verouderd standpunt. Men
heeft zich daarop vastgelegd in de een of andere
commissie, maar het wordt nu niet meer algemeen
aanvaard. Spr. meent, dat men de kant van de hoge
druk niet verder uit moet, ook niet met lange-af
standsgas. De kleine gemeenten moesten indertijd
capituleren, maar de voorkeur voor hoge druk is
niet meer het standpunt van vandaag, ook bij som
mige technici niet en spr. vraagt zich af, wat Leeu
warden toch met die hoge druk zou doen. Het is
niet nodig, en gaat de raad er toch toe over, dan
komen er meer lekverliezen en derhalve ook hogere
kosten.
Spr. moge de raad lastig vallen met enige cijfers.
Het is op het ogenblik, volgens het rapport van het
Verificatiebureau zo. dat er een lekverlies optreedt van
7%, maar dat is een schijnverlies, waarin alles is be
grepen. Het werkelijke gasverlies is op het ogenblik
6%. Als de gemeente een hogere druk gaat toepassen
van 300 mm waterkolom, dan wordt het verlies vier maal
zoveel, dan indien het gas geleverd wordt onder lage
druk van 70 mm waterkolom. De lekverliezen zullen
dan 4x6% 24% worden. Daarbij komt nog, dat er
gas van een aanmerkelijk hogere calorische waarde
verloren gaat. De calorische waarde wordt 8500 cal.
tegen een waarde van 4800 cal. nu. Het verschil is der
halve 3700 cal., dat geeft ongeveer een verhouding van
4 op 3 of een verhoging van 75%. Spr. heeft dit met
enige heren besproken, die verklaarden, dat dit inder
daad juist was en hij komt dan op een lekverlies van
42% (24% -f van 24%). Als de gemeente niet op
hoge druk overgaat, maar puur aardgas levert onder
lage druk of, zoals in Tjummarum geschiedt, door lucht
bij het gas te pompen, dan blijft het lekverlies gehand
haafd op 6%. waarbij alleen nog 75% van die 6% komt
in verband met de hogere calorische waarde, zodat het
totale lekverlies 10 zou worden. Spr. wil er dan nog
wel 12% van maken. Hij wijst er op, dat de gemeente
alleen lekverliezenvergoeding krijgt, als het basisver-
lies van 6% op tenminste 13.2% komt, want volgens ar
tikel 15, le lid, geldt een vermenigvuldigingsfactor van
2.2. Het is erg moeilijk! over deze dingen in een raads
vergadering een betoog te houden, maar spr. is er van
overtuigd, dat de gemeente met de lekverliezenvergoe
ding niet te maken krijgt, als zij puur aardgas levert
onder lage druk.
Het is jammer, dat spr.'s geachte medelid de heer
De Vries, eveneens lid van de commissie voor de
Energiebedrijven, zo snel een eindoordeel heeft gevormd.
Spr. zou graag willen, dat het mogelijk zou zijn, dat
de raad en derhalve ook de heer De Vries zijn standpunt
nog zal overwegen.
De datum van 1 januari is fataal, zegt men. Voor
spr.'s gevoel is dat niet helemaal het geval. Het zou
zeker niet catastrofaal zijn hem te laten passeren, al
leen moet de gemeente dan niet distribueren onder
hoge druk.
Spr. wil nogmaals verklaren, dat de idee van de hoge
druk is verouderd. Hij wil daarom rustig zeggen: laat
de raad het niet doen en zich niet laten beïnvloeden,
tenzij het college de keuze van distributie onder hoge
druk, met alle kosten van lekverliezen, opzoeken van
lekken en van het niet zo goed functioneren van de ap
paraten na ombouw, aanvaardbaar kan maken.
Laten wij daar, aldus spr., van af zien. Hij kan zich
niet voorstellen, dat daarmee winst wordt behaald. Hij
had in eerste instantie eigenlijk al min of meer gezegd,
tenzij de wethouder dit argument wat voor spr. het
voornaamste argument is zou kunnen ontzenuwen,
dat de raad dit voorstel z.i. niet moet aannemen; dan
gebeurt er niets anders dan dat Leeuwarden geen puur
aardgas onder hoge druk krijgt. En dat vindt spr. een
voordeel. De kwestie van de lekverliezen noemt hij on
overzichtelijk, evenals die van de ombouw der appara-
turen. Laten wij daar, aldus spr., rustig van af zien.
Franeker heeft dat ook gedaan en heeft goede resul
taten. Waarom moet Leeuwarden zich nu scharen bij
hen, die op hoge druk zijn overgegaan Spr. heeft
verschillende argumenten van de wethouder gehoord,
maar deze heeft hem tot zijn spijt niet veel wijzer ge
maakt. Spr. ziet niets meer wat hem vóór het voorstel
van B. en W. kan doen zijn.
De heer Spiekhout heeft even de stukken van de wet
houder mogen inzien en heeft zijn vergissing t.a.v. art.
15, lid 1, van het ontwerp-standaard-contract al be
merkt. Hij wil nog even zeggen, hoe hij op dit moment
tegenover de zaak staat. Ook hij is niet overtuigd, dat
de verbruikers een beter produkt krijgen, terwijl de
prijsberekening nog wel aanvechtbaar is. Er zijn ver
schillende onzekere punten en er zijn ook tal van be
zwaren naar voren gebracht. Spr. weet, dat er ver
schil van inzicht is omtrent de vraag: waar liggen de
grootste risico's: bij gekraakt gas of bij puur aardgas?
Maar op het ogenblik neigt hij er toe over om het te
genwoordige produkt de voorrang te verlenen, vooral
als hij let op het verbruikersbelang.
De heer De Vries wil, daar de heer De Jong het be
treurt, dat spr. zijn oordeel reeds gevormd had, daar
even een toelichting op geven.
Spr. heeft al in eerste instantie gezegd, dat hij zich
dit oordeel dat eigenlijk geen oordeel is gevormd
heeft onder de druk der omstandigheden, alleen maar
bij gebrek aan beter, alleen maar, omdat hij de sprong
in het duister niet wenst te wagen. Laten wij, aldus
spr., elkaar goed begrijpen. Als de raad dit voorstel