van het college aanvaardt, betekent dit helemaal nog
niet, dat hij kiest voor distributie onder 300 mm water
kolom druk. Later kan dan nog wel bekeken worden,
op welke wijze het pure aardgas aan de verbruikers
zal worden geleverd. Misschien is het mogelijk het gas
met lucht te vermengen of het gas onder lage druk te
leveren. Als er dan minder lekverliezen optreden, dan
is dat meegenomen". Blijft Leeuwarden echter op de
oude weg doorgaan, dan is men van iedere andere me
thode afgesloten. Daarom zegt spr.: Laten wij puur
aardgas distribueren en dan gaan kijken, welke wijze
technisch en economisch het meest verantwoord is. Als
de raad vanavond niet de beslissing neemt om op puur
aardgas over te gaan, dan zal het later, financieel ge
zien, volstrekt onmogelijk zijn, om alsnog gas onder
300 mm waterkolom druk te distribueren. Vandaar,
dat spr. gezegd heeft, dat hij noodgedwongen zijn be
sluit heeft moeten nemen.
De Voorzitter wil, ter vermijding van misverstand,
even herinneren aan een zinsnede aan het einde van
het voorstel van B. en W., die aldus luidt:
„Resumerende stellen wij U voor te besluiten:
1. over te gaan tot de distributie van puur aardgas
onder een nog nader vast te stellen druk;".
Spr. stelt tegenover het betoog van de heer De Jong,
dat B. en W. helemaal niet voorstellen om nu aardgas
onder hoge druk te gaan distribueren. Zij stellen slechts
voor, puur aardgas te gaan distribueren, maar over
de druk zal nog nader gesproken moeten worden.
De heer Van der Veen zegt, dat de Voorzitter het zo
juist heeft gehad over de wijze, waarop de heer Van
der Meer zijn behoefte aan inlichtingen had kunnen
bevredigen en spr. vraagt zich toch af, of de mening,
die de Voorzitter daarbij heeft uitgesproken, de raad
eigenlijk wel op de goede weg brengt. Spr. gelooft,
dat het inderdaad nodig is, dat een raadslid, dat infor
maties wil inwinnen, dat kan gaan doen op plaatsen,
waar hij die kan krijgen en zich niet volkomen moet
overleveren aan B. en W. En hij meent, dat de juiste
plaats voor het bespreken van voorstellen en plannen de
openbare raadsvergadering is. Z.i. bestaat juist het
gevaar, dat, als raadsleden van te voren gaan praten
met leden van het college, dit schade doet aan de open
bare behandeling van de zaak. Hij gelooft zich wel te
kunnen scharen aan de zijde van de heer Van der Meer.
Spr. zou niet de zaak zelf meer willen bespreken.
Dat is z.i. al zeer ruimschoots gedaan. De punten zijn
allemaal wel van alle kanten bekeken. Spr. heeft uit
het betoog van de wethouder wel begrepen, dat ook
het college in tijdnood en in een dwangpositie heeft
verkeerd. Dat zal wel de reden zijn, waarom voor de
heer Spiekhout en anderen nog zoveel vragen over
bleven. Ook de raad verkeert echter in tijdnood en in
een dwangpositie en dat is blijkbaar voor de heer De
Vries aanleiding om een sprong te wagen; waarheen
weet spr. niet. Hij zou zeggen: Dat is nu juist een
sprong in het duister (Gelach). Er is dus verschil van
mening tussen hem en de heer De Vries, maar dat zal
er zo nu en dan en zo hier en daar wel meer zijn. De
raad moet in tijdnood en in een dwangpositie beslissen
dus met minder gegevens omhanden dan bij een ver
antwoorde beslissing. De tijdnood wordt hem opge
drongen door het Staatsgasbedrijf. Er wordt een be
slissing geforceerd om het eigen bedrijf, dat een distri
butiebedrijf van aardgas wordt, voor een gedeelte op
te doeken. Het heeft natuurlijk alleen maar zin om een
beslissing te nemen ten gunste van distributie onder
300 mm waterkolom druk, omdat anders de lekverliezen
niet optreden.
Spr. weigert bepaald, om onder deze omstandigheden
zo'n door het Staatsgasbedrijf geforceerde beslissing
te nemen. Hij vraagt zich af, welk belang dit bedrijf
daarbij heeft.
Hij kan zich ook niet herinneren, dat het voor Leeu
warden zo'n vreselijke strop is geweest, dat het vrij
lange tijd een eigen elektriciteitsbedrijf heeft gehad.
Wat zit er dan bij voor, dat men de raad tracht te
dwingen tot een beslissing, waarin deze, gezien de
weinige gegevens, geen zin heeft. Toen drie jaar gele
den de beslissing over al dan niet aardgas aan de orde
was, waren de bezwaren, dat de waakvlammen gemak
kelijk uitgingen en dat er ontploffingen konden ont
staan bij toepassing van puur aardgas. Hij kan zich
niet voorstellen, dat iemand naar Leeuwarden zou
verhuizen alleen omdat hij, als hij de gaskraan open
draait, puur aardgas krijgt. Hij weet niet, in hoeverre
de bezwaren thans, na 3 jaar ervaring, niet meer gel
den. Hij is bang voor puur aardgas. Hoe hoger de druk
wordt, hoe banger hij is. Hij wil bepaald niet een gefor
ceerde beslissing nemen ten gunste van distributie van
puur aardgas onder hoge druk. Dat het voordeel hier
van, procentueel gezien, gering is, heeft de heer De
Jong volkomen duidelijk aangetoond.
De heer Ras kan het geheel eens zijn met wat de
heer Van der Meer heeft gezegd. Ook spr. ligt het heel
zwaar op de maag, dat hij zonder technische voorlich
ting een oordeel moet vellen over de kwestie: puur of
gekraakt aardgas.
As de hear Santema it goed hat, is op ien fraech fan
de hear Van der Meer net antwurd jown en wol op dizze:
Hwerom is net troch B. en W. in gearkomste fan rieds-
leden fêststeld, hwer't dit ünderwerp besprutsen wurde
koe, hwer't deskundigen de saek taljochtsje koene. Ut
alles hwat hjir joun sein is, hat it bliken dien, dat
praktysk by alle riedsleden in gefoel fan ünbihagen
hearsket, foaral ek troch it feit, dat hja allegearre yn
in soarte fan twangposysje forkeare en as spr. fan
miening is, dat in Fries alle twang tsjinstiet, sil men
fan him oannimme kinne, dat hy yn gjin gefal foar dit
ütstel fan B. en W. stimme kin.
De heer Wiersma vermag niet in alle gevallen de be
cijferingen, waarmee dit voorstel is omgeven, te ont
leden. Hij heeft daar in deze vergadering al heel veel
over gehoord en hij moet zeggen, dat hij het zelf t.a.v.
die cijfers misschien niet eens zover had kunnen bren
gen. Van de zijde van het college is, eerst bij monde
van de wethouder en later bij monde van de Voorzitter,
gezegd, dat men meer vertrouwen stelde in de gegevens,
t.a.v. deze zaak verstrekt door de afdeling financiën
der Secretarie dan in die, verstrekt door de directeur
van het bedrijf. Zonder dat spr. een geheel afdoend
oordeel kan geven over de cijfers, sluit hij zich gaarne
aan bij de wethouder en de voorzitter. Spr.'s fractie
genoot de heer W. M. de Jong heeft zopas min of meer
uiteengezet, welke zijn houding t.a.v. die cijfers is. Spr.
is tot een andere conclusie gekomen; hij gevoelt zich
veiliger door te varen op het kompas van de afdeling
Financiën dan op dat van de directeur der Energiebe
drijven. De heer De Jong heeft gezegd: Laten wij door
gaan met kraken. Spr. heeft van zeer nabij een en an
der meegemaakt van de voorgeschiedenis van de aard
gaskwestie, waarvan op het ogenblik het sluitstuk aan
de orde is. Spr. meent, dat het experimenteren met
het aardgas aan het bedrijf want dat deed men toch
eigenlijk tot nu toe gedurende enkele jaren de ge
meente en het bedrijf ontzaglijk veel geld heeft gekost.
Uit het weinige wat spr. heeft gezegd, zal men kun
nen begrijpen, dat hij meegaat met het voorstel van
B. en W.
De heer Pols vindt het heel jammer, dat de heer Wier
sma ging scherpslijpen t.a.v. de kwestie tussen de direc
teur en het college. Als het werkelijk waar is, dat de
zaak van het aardgas ontzaglijk veel geld heeft gekost,
vindt spr. het erg, dat de raadsleden dit niet weten.
Hij was blij, dat het college bleef zitten, want op een
gegeven moment dacht spr., dat het zou weglopen.
Nu krijgen B. en W- van spr. een heel domme vraag.
(De heer Vellenga (weth.): Dat bestaat niet). (Gelach.)
Bij spr. speelt een heel grote rol deze vraag: Wat krij
gen we voor ons geld? Wij moeten nu beslissen, aldus
spr., anders kunnen we hier het Oudejaar wel uit
zitten. (Gelach.) Als dit voorstel nu wordt aangenomen,
dan koopt Leeuwarden dus puur aardgas, maar dan
moet er o.a. nog over de druk gesproken worden. Als
men hier dan in de loop van het komende jaar tot de
conclusie komt, dat men toch liever gekraakt gas heeft
of nog iets anders, wat gebeurt er dan? Draait men dan
in Den Haag de kraan dicht?
De heer Tiekstra (weth.) constateert, dat de heer
Van der Meer en hij er het er dus nog niet over eens
zijn, of de gang van zaken de juiste is geweest. Spr.
17
wil volstaan met te zeggen wat hij ook in eerste in
stantie reeds opmerkte, n.l. dat de directeur der Ener
giebedrijven in de vergadering van de commissie van
ijstand alle gelegenheid heeft gehad zijn standpunt
uiteen te zetten en te verdedigen. De daar aanwezige
raadsleden hadden dus alle informaties kunnen inwin
nen. Een raadslid, dat gedurende die commissieverga
dering vertrekt en geen inlichtingen heeft kunnen krij
gen. moet dat echter niet achteraf het college ver
wijten.
Een andere zaak is het voorzien van de commissie
leden van stukken. Nu is er lang genoeg in die com
missievergadering over het onderhavige onderwerp ge
sproken. Spr. mag met nadruk zeggen, dat de daar
aanwezige commissieleden volledig zijn ingelicht.
Wat het katalytisch kraken betreft, de proeven daar
mee zijn slechts enkele weken geleden afgelopen. Er
zijn daaromtrent op dit ogenblik niet voldoende, in geld
waardeerbare, gegevens beschikbaar. Spr. zou niet we
ten, wat thans met die gegevens te moeten beginnen.
De heer Van der Meer vroeg verder, waarom Zwolle,
Deventer en Utrecht wel op kraakgas zijn overgegaan.
Nu zijn niet alle gemeenten vergelijkbaar. Spr. wil op
net ogenblik volstaan met te zeggen, dat Zwolle wel be
sloten heeft om te kraken, maar dit besluit nog niet
heeft kunnen uitvoeren, omdat men, gegeven het ont
houden van goedkeuring door Ged. Staten van Over
ijssel, bij de Kroon in beroep is gegaan. Vandaar, dat
men in Zwolle nog uitsluitend verrijkingsgas ontvangt
ook na de datum van 1 januari 1958. Zeer vermoedelijk
heeft men ook daar i.z. die datum met de heren van
het Staatsgasbedrijf moeten schipperen. Als het raads
besluit van Zwolle door de Kroon wordt vernietigd,
heeft deze gemeente nog maar één mogelijkheid: distri
butie van puur aardgas. En het is voor spr. nog de
vraag, wat voor Zwolle het verstandigste zou zijn. De
industrieën zijn daar eenvoudig te voorzien met puur
aardgas en de huishoudelijke verbruikers wil men
kraakgas leveren. De calculaties daarvan heeft spr.
echter niet gezien.
Met Utrecht is het een volkomen ander geval. De
minister wil het Gasbedrijf Centraal Nederland per se
niet uitsluitend op puur aardgas baseren, maar ook de
raffinaderij-gas-installatie ten dienste van de gemeen
telijke gaslevering stellen. Het gaat hier om hoeveel
heden, die natuurlijk veel groter zijn dan voor Leeu
warden. Bovendien moet men niet vergeten, dat, voor
zover de leidingen gelegd zijn vanaf de laatstgenoemde
installatie, deze ook gebaseerd zijn op de oude calo
rische waarde van het gas.
Spr. wil t.a.v. de historische ontwikkeling van de
lonen met nadruk zeggen, dat er toch geen periode in
de geschiedenis is geweest, waarin de lonen zo hoog
waren als op het ogenblik. Natuurlijk zijn er zekere
schommelingen geweest, maar 10, 20 of 40 jaar geleden
vindt men telkens lagere loonbedragen. Dat is nu een
maal een feit.
De heer Bootsma houdt nog vast aan een misver
stand, dat ook bij enkele andere raadsleden bestaat, n.l.,
dat deze zaak te veel in het financiële vlak is getrok
ken. Spr. heeft echter juist gesteld, dat het sociaal-
economische motief in deze zaak ook zeer duidelijk
heeft gegolden en dat overgang op puur aardgas al
leen maar verantwoord zou kunnen zijn, als men het
produkt onder zodanige omstandigheden bij de ver
bruiker brengt, dat deze er inderdaad goedkoper mee
uit is. Maar spr. kan de heer Bootsma blijkbaar niet
overtuigen.
De brandeigenschappen van het pure aardgas wor
den aanzienlijk beter, wanneer het onder hoge druk
wordt gedistribueerd; dat is juist de betekenis van de
hoge druk. En daarmee komt spr. bij de vraag van de
heer De Jong, welke vraag overigens prematuur is. Nu
is de hoge druk bij distributie van aardgas niet een
oud, maar een nieuw feit. Oorspronkelijk heeft men n.l.
het pure aardgas gedistribueerd onder de gebruikelijke
druk, maar juist in verband met de ervaring t.a.v. de
brandeigenschappen is men op hoge druk overgegaan.
De argumenten voor verbetering van de brandeigen
schappen spreken hier het duidelijkst. Spr. wil er op
wijzen, dat juist bij distributie onder lage druk het
rendementsverlies voor de verbruiker een grotere rol
speelt.
De Voorzitter heeft zojuist terecht het ontwerp-raads-
besluit gedeeltelijk voorgelezen, waaruit blijkt, dat het
hier slechts gaat om overschakeling op puur aardgas;
de druk komt nog niet ter sprake. Met deze zaak ko
men B. en W. nog weer bij de raad terug.
De heer Van Balen Walter betwijfelt nog steeds, of
de datum van 1 januari 1958 zo belangrijk is. Spr. per
soonlijk heeft op het ogenblik nog altijd de overtuiging,
dat die datum beslist belangrijk is, omdat, wanneer de
gemeente nu geen beslissing neemt, zij ten eerste de
lekverliezenvergoeding, die een contante waarde heeft
van f 160.000,zou missen en ten tweede de verbrui
kers voor het risico van het rendementsverlies van
1020% zouden „opdraaien".
Bij distributie van puur aardgas onder lage druk zou
spr. herhaalt het dit rendementsverlies op de
verbruikers drukken en bij handhaving van distributie
van gekras kt gas zouden opnieuw de lasten van het
kraakproces op de verbruikers gelegd worden.
Spr. heeft reeds in eerste instantie getracht het stel
len van de datum van 1 januari 1958 zo goed mogelijk
te verklaren, maar men houde hem ten goede, dat hij
niet achter de wenkbrauwen van de heren van het
Staatsgasbedrijf kan kijken.
De heer Spiekhout gaat op dezelfde argumenten,
waarmee spr. het heeft verdedigd, niet met het voor
stel akkoord. En dan is men uitgepraat.
De heer Pols vraagt, wat er gebeurt, als de gemeente
thans besluit om over te gaan op puur aardgas en
dan in de loop van 1958 eens zou zeggen: We gaan
toch lekker weer terug tot thermisch kraken. Spr. zou
daaraan willen toevoegen: Terwijl we in 1957 hebben
gezegd, dat het toch heus zo lekker niet gaat! Deze
mogelijkheid heeft spr. niet voorzien; daar weet hij be
slist geen antwoord op te geven. En dat zal dan helaas
zijn laatste opmerking moeten zijn in deze instantie.
De Voorzitter merkt op, dat deze zaak thans in
twee en misschien nog wel in meer instanties zeer uit
voerig is besproken en stelt daarom voor de beraadsla
gingen te sluiten.
De hear Santema hat noch gjin andert op syn fraech
üntfongen.
De Voorzitter geeft de heer Santema gelijk.
Spr. heeft de heer Santema zopas al gezegd, dat
B. en W. pas op 17 december meenden in staat te zijn
een standpunt in te nemen. Toen ontbrak dus elke
gelegenheid om anders te doen dan zij hebben gedaan:
dit raadsvoorstel klaar maken voor deze vergadering.
Het voorstel van B. en W. wordt aangenomen met
16 tegen 13 stemmen (die van de heren Santema, Van
der Heijde, Van der Meer en Ras, mevr. Heijmeijer-
Croon en de heren Spiekhout, Stobbe, J. de Jong, W. M.
de Jong, Pols, Bootsma, Ir. van Balen Walter en Mr.
van der Veen).
Punt 14 (bijlage no. 314).
De heer Pols zou, ook met het oog op de toekomst,
iets meer willen weten van het feit het wordt in dit
voorstel vermeld dat het kleinverbruik van het gas
terugloopt en dat dit in het gehele land het geval is.
Men komt er niet mee klaar door te zeggen:
Mijn buurman verkoopt minder, dus dan verkoop ik
ook maar minder. Is er niet een mogelijkheid om achter
de oorzaak te komen? Gaat men op andere warmte
bronnen over, bijv. op elektriciteit?
De heer VV. M. de Jong spijt het, dat het noodzake
lijk is, om twee vrij belangrijke voorstellen na elkaar te
behandelen.
Met het onderhavige voorstel kan spr. het niet hele
maal eens zijn. Evenals de vorige keer dat was in
1956 stelt het college het aldus, dat men wil hand
haven wat men al heeft. Misschien geldt dit nu wel een
beetje meer dan de vorige keer. Toen heeft spr. be
toogd, dat de geraamde winstuitkering van f 100.000,
niet bepaald was „behouden van wat men al had". Er
waren in 1953 en 1954 een paar „uitschieters" geweest,
maar die hadden een bijzondere reden. De raad heeft
eigenlijk altijd een begroting van ongeveer een halve
ton ontvangen. Spr. kan dus niet inzien, dat er in 1956